Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de kerkorde (376)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de kerkorde (376)

Censura morum (3)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de bespreking van de censura morum komen nu enkele vragen naar voren.
Wij hebben er reeds op gewezen, dat de censura morum plaats vindt met betrekking tot de ambtsbediening van de predikanten, ouderlingen en diakenen. Nu is de vraag, of leer en leven van ambtsdragers van de censura morum zijn uitgesloten. Het antwoord is niet moeilijk te geven: natuurlijk niet, want kerkelijke censuur over de ambtsbediening gaat ook over leer en leven. Daarom stond, zoals wij gezien hebben, in de bepalingen van de synoden van 1578 en 1581 dan ook dat de censuur zou moeten gaan zowel over de leer als over de wandel. Maar door de synoden van 1586 en 1618/19 werden deze woorden weggelaten om juist alle nadruk te laten vallen op de ambtsbediening. Dus leer en leven vallen niet buiten de censura morum, maar de nadruk valt op de bediening van het ambt. Leer en wandel mogen slechts dan bij de censura morum in het geding worden gebracht indien ze een goede en getrouwe ambtsbediening in de weg staan en indien de klager, naar eis der Schrift, zijn mede-broeder eerst persoonlijk in liefde heeft vermaand. Wij kunnen hier niet alle mogelijkheden die er zich in de praktijk kunnen voordoen, vermelden, maar wij willen er de aandacht op vestigen dat men altoos met grote voorzichtigheid te werk moet gaan en naar de eisen van Gods Woord moet handelen.
Een andere vraag is wanneer de censura morum moet plaats vinden. De Kerkorde zegt er zelf niets van. In de kerkorden van 1578 en 1586 stond dat ze moest gehouden worden voor de viering van het Avondmaal. Maar de synode van 1586 liet deze tijdsbepaling weg.
Elke kerkeraad is hierin dus volkomen vrij, maar het is nog altijd gewoonte dat zij voor de viering van het Avondmaal plaats vindt. Hier is wat voor en wat tegen. Er voor is dat op deze manier de censura morum tenminste telkens wordt gehouden, in sommige gemeenten viermaal per jaar, in andere zesmaal, maar wordt, zoals helaas nog voorkomt, het Avondmaal slechts één maal per jaar gevierd, dan vindt ook de censura morum slechts één maal in het jaar plaats. Wij gaan op dit laatste niet verder in, maar merken alleen op dat de meerdere vergaderingen hier toch wel een zeer verantwoordelijke taak hebben.
Er is echter ook wel bezwaar tegen de verbinding van de censura morum met het Avondmaal. In de eerste plaats is er tegen dat de gedachte post kan vatten dat de censura morum ingesteld is om te voorkomen dat de ambtsdragers met elkander Avondmaal vieren terwijl ze persoonlijke grieven tegen elkander hebben. Dan zou de instelling eigenlijk een belediging voor de kerkeraden zijn en een uiting van wantrouwen — alsof juist de ambtsdrager zulk een instelling nodig zouden hebben om niet met ergernissen jegens elkander aan de tafel des Heren te gaan terwijl ieder lid der gemeente weet dat dit niet mag en de Here er in Zijn Woord tegen waarschuwt. Op zichzelf is de gedachte natuurlijk juist, maar niet met dat doel is de onderlinge censuur ingesteld. Maar in de tweede plaats is er nog iets anders.
Het is mogelijk dat de censura morum vlak voor het Avondmaal een belemmering gaat vormen voor de Avondmaalsviering, omdat er dingen naar voren komen die reeds lang aan de orde hadden moeten komen en opgeruimd hadden moeten zijn, maar nu, zo vlak voor het Avondmaal, kwaad bloed zetten en de kerkeraad ten aanzien van de Avondmaalsviering voor grote moeilijkheden plaatsen. Het is daarom misschien wel verstandig van onze vaderen geweest om niet meer dwingend voor te schrijven dat de censura morum altijd vlak voor de Avondmaalsbediening moet plaats vinden. Men ziet dus, dat er voor de verbinding van censura morum en Avondmaal argumenten pro en contra kunnen worden aangevoerd. De gewoonte, door de bepalingen van de synoden van 1578 en 1586 ingevoerd om de censura morum voor het Avondmaal te doen plaats vinden, is echter in vele, zo niet in alle gemeenten, in zwang gebleven.
Belangrijk is vervolgens de vraag hoe en op welke wijze de censura morum moet geschieden. In vroeger eeuwen was het in ons land gewoonte, zulks in navolging van wat Calvijn en à Lasco hadden verordend, dat de ambtsdragers om de beurt buiten stonden, zodat in hun afwezigheid aan de anderen gevraagd werd of er klachten of bezwaren waren. Was er een gegronde klacht dan werd de betreffende ambtsdrager weer binnengeroepen en werd de zaak met hem behandeld, zie bijv. W. Teellinck, Noodtwendigh Vertoogh, aengaende den tegenwoordighen bedroefden Staet van Gods volck. Ter Goes 1647, Mz. 347; J. Koelman, die onder de schuilnaam Christophilus Eubulus uitgaf. De Pointen van Nodige Reformatie, Tot Vlissingen 1678, blz. 55, 58, 436.
Deze gewoonte heeft een voordelige en een nadelige zijde. Prof. dr. H. Bouwman merkt in verband hiermede op: „Men spreekt meer gemakkelijk en vrij over een medeambtsdrager wanneer hij er niet bij is. Licht wordt een broeder, die iets verkeerds deed, en zelf tegenwoordig is, teveel ontzien. Maar het buiten staan bij de bespreking heeft ook deze groote schaduwzijde, dat het de kwaadsprekerij bevordert, dat het niet voordeelig is voor den broederlijken omgang. In het algemeen is het meer verkieslijk, dat de bespreking geschiedt in tegenwoordigheid van al de kerkeraadsleden. Iemand moet zijn beschuldiging openlijk durven uitspreken. Welken regel de kerkeraad dan te volgen heeft, hangt af van de omstandigheden", Geref. Kerkrecht II, blz. 672.
Er zijn ook andere manieren, maar we laten het hierbij.
Elke kerkeraad heeft te zoeken naar de beste manier om de censura morum zo effectief mogelijk te doen zijn en aan haar bedoeling te doen beantwoorden. Altijd bedenke men echter dat de censura morum niet is ingesteld om elkander onaangenaam te zijn maar tot welzijn van Gods kerk. Zij moet in liefde geschieden. In liefde moeten er, zo nodig, vermaningen worden gegeven, en deze moeten in liefde worden aanvaard. Dat is de hoge eis van Gods Woord; dat is de orde die in Christus' kerk gevonden moet worden; zie ook wat ik hierover schreef in mijn Het toezicht op de Dienaren des Woords door de kerkelijke vergaderingen, Sneek 1954, 2e dr. Vlaardingen 1968, blz. 15, 34.

A.[Apeldoorn], H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1971

De Wekker | 8 Pagina's

Toelichting op de kerkorde (376)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1971

De Wekker | 8 Pagina's