Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schooldag 1971

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schooldag 1971

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een goede dag
De Schooldag 1971 ligt weer achter ons. We hebben elkaar weer ontmoet, gesproken, bemoedigd, samen geluisterd, gezongen, gebeden. Het was ons goed elkaar als leden van de kerkelijke familie te zien. Het zou overdreven zijn om te zeggen dat we dit niet kunnen missen, maar feit is in ieder geval dat de Schooldag een eigen plaats inneemt en een eigen waarde heeft voor ons kerkelijke leven. Bij alle verschillen, die er in ons kerkelijke leven zijn en die er niet geringer op worden, gevoelen we op de Schooldag toch iets van de eenheid: het geloof in de Drieënige God en de liefde tot Zijn Woord en Kerk. Dat bindt samen en dat wordt tegelijk versterkt, wanneer men een dag als deze weer samen beleeft.
Schrijnend wordt dan gevoeld dat we op de Schooldag ook broeders en zusters missen, die er toch ook bij behoren. Dit verschijnsel was er vroeger ook reeds, maar ik heb het gevoel dat dit de laatste jaren zich sterker voordoet.
Enkele weken geleden is in Dordrecht een vergadering gehouden van vrienden rond een in onze kerken verschijnend veertiendaags blad, waar 700 kerkleden vertegenwoordigd waren. Twee weken later kwam in Amersfoort een bezinningsgroep uit onze kerken samen, die zich bezig hield met allerlei vragen met betrekking tot het gemeente-zijn.
Deze twee vergaderingen kort na elkaar typeren de huidige kerkelijke situatie. Hier zijn twee flanken van het kerkelijk leven, die voor de toekomst en de eenheid van ons kerkelijke leven niet zonder gevaarlijke tendenzen zijn. We hebben hier te maken met een verschijnsel, dat ons intern zeer moet bezig houden, willen we niet uit elkaar groeien en elkaar loslaten.
Er behoeft op zichzelf genomen niets verkeerds in te steken als men voor het een of andere doel als kerkleden samenkomt, mits deze vergadering voor ieder kerklid toegankelijk is en niet alleen voor gelijkgezinden, want dan legt men in de kerk een andere maatstaf aan dan de kerkelijke en vormt men een kerkje in de kerk.
In dit verband zou het prettig zijn te weten hoeveel van de predikanten en gemeenteleden, die in Dordrecht of Amersfoort aanwezig waren, ook op de Schooldag zijn geweest. Het gevaar zit er in dat op deze manier de Schooldag aan betekenis gaat verliezen.
In dit licht gezien mogen we dankbaar zijn voor deze goede Schooldag. Het was zeker in de morgenvergadering niet overlopend vol — integendeel er waren lege plaatsen — maar tegen de verwachting in was de kerk 's middags beneden geheel gevuld, terwijl ook velen een plaats vonden op de galerijen. Het is waar de Schooldag mocht zich ook dit jaar niet verheugen in een overvolle kerk, zoals dat voeger wel eens het geval was. Maar allerlei factoren werken daaraan mee: de datum was vervroegd; de vrouwenbondsdag was nog geen week eerder gehouden; in de komende week wordt weer een werkdag gemist; daarbij komt een algemene tendens — men neemt niet gemakkelijk meer een vrije dag op voor een dergelijke samenkomst; ook niet te vergeten het feit dat ouderen wegvallen en jongeren niet in gelijke mate de Schooldag gaan bezoeken als een oudere generatie dit gewoon is te doen.
Het was een prachtige dag, deze twaalfde mei, Apeldoorn baadde zich in zonlicht. Het was een lust om in de parken te lopen. In de kerk was het gelukkig niet te warm. Alles werkte er aan mee om ons op deze dag blij te voelen en te weten dat er nog goede dingen zijn bij alle zorgen.
Er is goed gesproken door de verschillende sprekers. De aanwezigheid van twee broeders uit buitenlandse kerken gaf aan deze dag een speciaal cachet. Daarom mogen we met dankbaarheid op deze Schooldag terugzien.

Opening
Om half 11 ging de rector, prof. dr. J. van Genderen, naar de preekstoel om de Schooldag te openen. We zongen Ps. 89:3 en 7, luisterden naar Romeinen 10:4—17 en baden.
Een openingswoord volgde, waarin een welkom aan de aanwezigen werd toegeroepen en vreugde over de ontmoeting werd uitgesproken. De rector herinnerde aan het debat, dat juist vandaag in de Tweede Kamer wordt gehouden over de kabinetsformatie. De verkiezingsuitslag heeft de doorwerking van de deconfessionalisering laten zien. Er is een ingrijpende verschuiving aan de gang, die in de eerste plaats de kerken raakt. De band aan de belijdenis is aan het verzwakken. Als het gezag van Gods Woord wordt miskend, dan wil men af van de binding aan de belijdenis, die gezien wordt als een beperking van de vrijheid. We leven in de eeuw van de oecumene; dan moet men niet al te veel spreken over de belijdenis, die dan een sta-in-de-weg is. Het zal er om gaan dat we in Apeldoorn overeenkomstig Schrift en belijdenis ons werk doen. Confessionele belijndheid en kerkelijke trouw zijn niet van ons zelf. Toch zijn ze van grote betekenis voor de kerken zelf, maar ook voor hen, die nu aan de Hogeschool kunnen studeren en niet tot onze kerken behoren.
Het is dit jaar 400 jaar geleden dat de synode van Embden samenkwam, waar de gereformeerde belijdenis gediend heeft als formulier van eenheid. Verscheidenheid van gevoelen deed geen afbreuk aan de eenheid in het geloof. Een tijd van opbouw is hiermee ingeluid. Er zijn in de plaatselijke kerken allerlei variaties; het gevaar is dat we daar teveel mee bezig zijn. We behoren tot één kerk en hebben één belijdenis. Als de Schooldag ons iets van deze eenheid doet beseffen, heeft deze dag al waarde. De eenheid van geloof doet de belijdenis in het licht treden. Waar het geloof leeft zal het werkzaam zijn, We lazen Romeinen 10. Van hoe groot belang is blijkens dit hoofdstuk de prediking. Daarom moet de opleiding voortgang vinden.
Enkele zakelijke mededelingen volgen over de gang van het onderwijs. Een. derde druk van Woord en Kerk is aangekondigd. De serie Apeldoornse Studies is begonnen te verschijnen. Als eerste werd uitgegeven de rectorale rede van prof. dr. B.J. Oosterhoff: De afwezigheid Gods in het Oude Testament.
We zingen uit het gebed des Heren de verzen 3 en 9, Daarna beklimt ds. H.P. Brandsma, zendeling met verlof, de preekstoel. Hij brengt

Een groet van de Toradja-kerk
Ds. Brandsma schetst de verhouding tussen de Toradjakerk en moederkerk. Eerst dacht men dat de liefde van de moederkerk alleen bestemd was voor de jongste dochter in Vendaland. Maar de verhouding is hersteld nu er na de politieke troebelen weer gewerkt kan worden. De Toradjakerk is zelfstandig in het bouwen van eigen kerken en in het verzorgen van de predikantssalarissen, uitgezonderd die van enkele oudere predikanten. Belangrijk is dat de moederkerk zorgt voor kadervorming en voorlichting van kerkeraadsleden. Drs. van Heest is verbonden aan de Theol. School te Makassar; drs. van der Klis zorgt voor een gedeelte voor de Bijbelschool en de vrouwenaktie; ds. Brandsma zelf geeft ook les aan de Bijbelschool en gaat op toernee door verre gebieden. Verder zijn er de cursussen voor predikanten en gemeentevorming. Drie gevaren zijn in Indonesië gebleven: de strijd tegen de adat; de infiltratie van Rome en de confrontatie met de Islam, nu deze op vriendelijke wijze zich openbaart maar via gemengde huwelijken tracht van het christelijk geloof afvallig te maken. De jonge kerken zullen alleen maar staande kunnen blijven als zij de wapens van het Woord Gods en het gebed hanteren. Beheren wij zelf de erfenis goed, die wij ontvingen?
Ds. Brandsma verzekerde: er wordt voor u als moederkerk in Toradjaland veel gebeden.
Hierna zongen we de zendingspsalm bij uitnemendheid: psalm 87.
Prof, van Genderen dankte hierop ds. Brandsma voor zijn aanwezigheid en toespraak,

Vrouwencomité
Het vrouwencomité is voor het eerst sedert de oprichting niet present op een Schooldag. Dit is o,a. een gevolg van de vervroeging van de Schooldag (in verband met restauratie van de kerk en late Pinkeren). Niemand van de leden van het comité kon aanwezig zijn. Bovendien werd het comité geremd door de ziekte en het overlijden van de administratrice van het comité, mej. W. Boerrigter te Deventer. Maar uit een brief, die prof. van Genderen voorlas, bleek dat men toch wel een bedrag toezegde, hopend op een goede opbrengst van de busjes en rekening houdend met de doorgaande inflatie: ƒ 15.000,— voor de bibliotheek en ƒ 25.000,— voor de vijfde hoogleraar.
Met applaus werd deze mededeling ontvangen.
Hierna sprak ds. J.P. v.d. Boomgaard van Amsterdam over het onderwerp:

Verzoening door voldoening
Als de rechtvaardiging-door-het-geloof. alleen het hart van de Reformatorische theologie is, dan geldt hetzelfde van de verzoening. Rechtvaardiging en verzoening zijn met elkaar verwant.
Er is veel strijd geweest over de vraag wie verzoend moest worden: God of de mens. Omdat men voor het laatste koos had men kritiek op de gereformeerde belijdenis, die zegt dat Gods toom door genoegdoening werd gestild. Uit recente publicaties blijkt dat de verzoening nog steeds in discussie is. Kunnen wij de belijdenis met de Bijbel in de hand staven?
In de nieuwere verzoeningsleer wil men over het algemeen niet weten van verzoening door voldoening.
Onze confessie belijdt die voldoening uitdrukkelijk.
Het Nieuwe Testament leert dat de verzoening tot stand gekomen is door het werk van Christus. „Hem heeft God voor. gesteld als zoenmiddel". Dit doet denken aan de plaats der verzoening onder bet Oude Testament: de gouden plaat. Daar werd op de Grote Verzoendag het bloed van het zoenoffer gesprengd. Dat was de vervanging voor het leven van een zondig volk, Wie zondigt heeft het leven verbeurd en moet sterven. Maar God accepteert het plaatsvervangende bloed. Daarmee is voldaan aan Gods gerechtigheid. Verzoening is bedekking van de zonde.
Verzoenen betekende in de oude wereld het gunstig stemmen van de goden. Deze gedachte past niet in de christelijke verzoeningsleer. Het is God die voor de verzoening zorgt. Daarom maakt men bezwaar tegen de belijdenis. God is geen voorwerp van verzoening. De spits der verzoening is gericht op de mens. Deze rechtlijnige redenering verwaarloost bijbelse gegevens. Christus verlost ons van de toorn Gods.
Er is een tweerichtingsverkeer in de Bijbelse verzoeningsleer.
Een lijn van God naar de mens en een lijn van Christus naar de Vader. Velen weten dan geen raad met de schijnbaar tegenstrijdige eigenschappen van God: gerechtigheid en barmhartigheid. Ze vluchten dan in het theopaschitisme. God-Zelf -heeft in Christus aan het kruis geleden. Vleeswording des woords en verzoening worden vereenzelvigd.
God is solidair geworden met de mens en draagt zelf de straf. Die bestaat in de gevolgen der zonde.
De Reformatie leert, dat de verzoening voortkomt uit de liefde van God, maar bewerkt wordt door de Zoon.
Er is geen conflict tussen Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid.
Volgens de Bijbel gaan die twee samen in de verzoening.
In de harmonie tussen Gods recht en liefde is de voldoening noodzakelijk. De liefde voldoet aan bet recht. Maar de voldoening is een rechterlijke liefdedaad.
In de subjectieve verzoeningsleer is het kruis alleen maar ken-principe van de liefde Gods of van de ernst der zonde. De verzoening is dan niet meer een absolute noodzakelijkheid en een historische werkelijkheid.
De Bijbel zegt uitdrukkelijk: zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving. Het kruis is niet slechts onthulling van Gods liefde, maar een werkelijk stillen van Gods toorn. Gods liefde breekt zich baan naar de mens door het gericht heen.
Daarom spreekt de belijdenis terecht in termen van het rechtsgeding en zelfs van de handel.
Sommigen menen dat in het Nieuwe Testament de rechtsorde opgeheven is. De liefde overheerst. De liefde maakt de mensen anders en zo wordt achteraf aan de rechten Gods voldaan. Maar dit is geen verzoenende voldoening.
De barmhartigheid sluit de voldoening niet uit. We leren de liefde van God uitsluitend daar kennen, waar Hij zijn rechtvaardigheid betoont.
Sion wordt door recht verlost.
Christus bewerkt de verzoening door voldoening „voor ons".
Hij is niet God-de-Vader-in-het-vlees, maar onze Plaatsvervanger voor het aangezicht van God.
„Niet de Goddelijke natuur als zodanig is mens geworden, maar de Persoon van de Zoon". . .
Wij moeten ons blijven verzetten tegen het theopaschitisme.
Christus heeft geleden voor ons en in onze plaats.
Het offer wees daarheen. De Grote Verzoendag beeldde de plaatsvervanging af. En Jesaja zingt de lof van het plaatsvervangend lijden van de Knecht des Heren.
Het verzet tegen de plaatsvervanging leeft telkens weer op.
Hart en verstand van de natuurlijke mens verzetten zich tegen de genade van de voldoening.
Een alternatieve verzoeningsleer zonder de belijdenis van de plaatsvervangende voldoening is geen evangelie.
Er is maar één openbaring van Gods liefde. God heeft zijn Zoon gezonden als een verzoening voor onze zonden.
Deze verzoening wordt alleen maar verstaan door de mens die leert buigen voor de rechtsorde van God. In die ootmoedige houding horen wij tot onze verwondering dat onze zonden voor het aangezicht van God bedekt zijn.
De Heilige Geest leert ons de noodzakelijkheid van zulk een verzoening.
Diezelfde Geest leert ons, de weldaad van de verzoening met een gelovig hart aan te nemen.
Die Geest getuigt met onze Geest dat wij kinderen Gods zijn.
Niets zal ons kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Here.
Daarom zal het volk dat leert leven uit de verzoening, roemen in de God der liefde.
Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Amen.
Na deze toespraak, waarvan ds. v.d. Boomgaard zelf bovenstaande samenvatting gaf, zongen we Ps. 65:2 en 3.
Hierna sloot hij de morgenvergadering met gebed.

Middagvergadering
Het begin van de middagvergadering stond in het teken van het gebed voor de Hogeschool. Het was de bedoeling dat prof. W. Kremer dit gedeelte zou verzorgen. Helaas was hij verhinderd. Een rustperiode van enkele weken ligt juist achter hem, overigens niet om reden van een ernstige ziekte. De president-curator, ds. I. de Bruyne, verzorgde nu dit gedeelte van de Schooldag.
We zongen Ps. 122:1 en 3 en luisterden naar dezelfde psalm alsook naar een gedeelte van Jeremia 3.
Het gaat in het gebed voor de School maar niet alleen er om dat de studenten met goed gevolg examen afleggen. Heel de Schoolgemeenschap heeft nodig door God vruchtbaar gemaakt te worden. Bidden is wat anders dan praten over de School en hoofdschuddend kritiek maken. Zo gemakkelijk kunnen we het vertrouwen afbreken op vermeende dingen en vermoedens. God heeft ons in de School een pand gegeven. Betrek de gebedswacht rondom onze School. De rijkste gebeden zijn die welke antwoord geven op wat de Here Zelf tot ons zegt. Hij heeft het grote heil in de Opperherder bereid. We hebben herders nodig die de gemeente weiden in dat Woord: levende getuigen van Christus; niet alleen profeten, maar ook priesters met de bewogenheid der liefde. In Jeremia 3 staat de belofte: Ik zal u herders geven naar Mijn hart en die zullen u weiden met wetenschap en verstand. In dit hoofdstuk wordt gesproken over de geestelijke herleving van Israël. Tegelijk klinkt krachtig de oproep tot bekering. Een niet te verwaarlozen element: de belofte wordt vervuld in de weg van het zich bekeren van de kerken, die bidden om de vervulling van de belofte. Zo gaan we bidden om de verwerkelijking van de oude beloften.
In een hartelijk gebed werden daarna de belangen van de Hogeschool de Here opgedragen.
Hierna werd gezongen Ps. 66:8 en 10. Evenals 's morgens collecteerden de studenten, die gelukkig er nog niet over denken de Schooldag te boycotten. De totale opbrengst van de collecten bleek ƒ 4.549,86 te zijn.

Dr. P.G. Schrotenboer
Het woord was hierna aan de generale secretaris van de Gereformeerde Oecumenische Synode, dr. P.G. Schrotenboer te Grand Rapids. Hij vond het een voorrecht deze Schooldag te mogen meemaken. Zijn voorouders emigreerden in 1848 reeds naar Amerika. Hij verontschuldigde zich voor zijn veramerikaanst Nederlands, dat overigens zeer goed te volgen was. Elke keer als ik weer in Nederland komt denk ik bij mezelf: hoe zal het nu zijn? Nederland verandert. Gisteren was ik in Dordrecht en we moesten voor een receptie van de Geref. Kerk naar het gebouw van de Remonstrantse kerk. En de Schooldag van de Chr. Geref. Kerken wordt gehouden in de Hervormde Kerk . . . Maar ik zag in deze kerk vanmorgen het jaartal 1892 staan: de geschiedenis bindt samen. Het gaat om de belijdenis. Als aan de belijdenis geknoeid wordt raakt dat heel onze samenleving.
Bij de Geref. Oecumenische Synode zijn 35 kerken aangesloten met ongeveer 5 miljoen leden. De vraag is klemmend in deze tijd: Is er ware eenheid mogelijk? Hoe moet de kerk staan tegenover de sociale structuren? Kan men kerkelijke eenheid hebben zonder eenheid in visie op de wereld? Noodzakelijk is vandaag dat in de verkondiging de duidelijke consequenties van het Evangelie, van het Koninkrijk Gods worden aangewezen. De boodschap van de kerk omvat het hele leven. Er is momenteel een crisissituatie in de G.O.S. — we weten niet wat er in 1972 gaat gebeuren. Deze crisis roept op tot gebed. Dr. Schrotenboer eindigde zijn toespraak met de vermaning van Paulus aan de Filippi: Alleen gedraagt u waardig het Evangelie.
Prof. van Genderen dankte dr. Schrotenboer voor zijn komst en woord. Wij hebben gehoord wat ons ter harte gaat. Hij wenste dr. Schrotenboer kracht en zegen bij zijn werk voor de G.O.S.
Daarna luisterden we naar de kersverse predikant van Nunspeet, ds. J. Westerink, die sprak over het onderwerp:

Laat u met God verzoenen
Nu we gezien hebben hoe de verzoening met God tot stand gekomen is door de voldoening van Christus, dringt de vraag zich aan ons op: wat is daar nu de uitwerking van? En: langs welke weg komt een zondaar in een verzoende betrekking tot God te staan? M.a.w. het gaat vanmiddag om de toepassing.
Daartoe willen wij samen luisteren naar 2 Cor. 5, het hoofdstuk, waaraan het opschrift van het referaat ontleend is. In 2 Cor. 5 spreekt Paulus over de verzoening, en hij gebruikt daar een woord, dat in zijn oorspronkelijke vorm de betekenis heeft van: anders maken, veranderen; en dan ook nieuw maken, herstellen. Verzoening krijgt daar dus heel sterk de betekenis van: herstel van de gebroken verhouding tussen God en de mens.
Er komt een verandering in de geschonden relatie. De rechte verhouding wordt hersteld. Het is weer goed tussen de Here en Zijn volk. Gods is verzoend.
Ja, zegt u, maar hoe kan dat? God is verzoend, en moeten wij ons nu nog met Hem laten verzoenen?
Hier ligt inderdaad een probleem. Dit is het mysterie van de verzoening genoemd, dat nooit doorzichtig te maken is. Op dit punt is men ook vaak scheef gegaan, door eenzijdig de nadruk op het ene of op het andere te leggen. En in het eerste geval ontaardde de prediking ineen mededeling: „U bent verzoend, of u het gelooft of niet". En in het tweede geval werd de kern van de verzoening gelegd in de mens: in zijn berouw, in zijn omkering, in zijn geloof.
Paulus leent het anders.
Gods werk is niet beëindigd met het verzoenende lijden en sterven en met de opstanding van de Here Jezus. Gods werk gaat door. Hij laat die verworven verzoening ook bedienen. We lezen uitdrukkelijk in 2 Cor. 5: „En al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, èn ons de bediening der verzoening gegeven heeft". De verzoening moet bediend worden. De Here doet de boodschap uitgaan: „Laat u met God verzoenen".
Wij raken in deze woorden aan het geheim van de prediking. Die prediking komt tot de mens naar Goddelijke opdracht als de bediening der verzoening. En dat is bepalend voor haar Schriftuurlijk-confessioneel karakter. In de prediking wordt de verzoening bediend in het midden der gemeente. De dienaren van het Woord mogen verkondigen wat God in Christus heeft gedaan. Zij mogen de Christus verkondigen als de Zoon van God in Zijn heerlijkheid. Zijn rijkdom, Zijn volkomenheid als Borg en Zaligmaker. Zij zijn geroepen om de Christus zo voor ogen te schilderen dat Zijn bloed gaat druppen in de kerk.
En van daaruit mag dan de nodiging kinken tot zondaren, die buiten Christus en Zijn verzoeningswerk staan: „Laat u met God verzoenen".
Indringend en uitlokkend, ontdekkend en overtuigend moet de gemeente worden opgeroepen om het leven te zoeken buiten zichzelf in de Here Jezus, Die de verzoening heeft aangebracht. Want daar gaat het om in deze Goddelijke vermaning: om het komen tot de Here Jezus om in Hem te vinden de verzoening met God. Het gaat om een gelovige vereniging met de Here Jezus Christus, zodat God ons aanziet in Hem, en wij met Hem worden opgenomen in de verzoende gemeenschap met God.
Die bediening der verzoening geschiedt met diepe ernst. Wij staan hier voor het aangezicht des Heren. De bedienaar van het Evangelie der verzoening weet van het gericht dat komt, en van de rechterstoel van Christus, waarvoor wij allen moeten verschijnen. Hij weet van de schrik des Heren, en hij is er diep van doordrongen, dat die schrik aanleiding is om de mensen met klem te bewegen: „Laat u met God verzoenen". In alle ernst en bewogenheid zal hij de noodzakelijkheid daarvan voor ogen stellen, door te verkondigen hoe vreselijk het is om als een onverzoende vijand te vallen in de handen van de levende God.
Maar tegelijk klinkt in de bediening der verzoening de aandrang van de vurige liefde door. Want de liefde van Christus dringt de bedienaar der verzoening tot de bede: „Laat u met God verzoenen". Het woord der verzoening moet doortrokken zijn van de zoekende, zichzelf-wegschenkende liefde van Christus. Die liefde moet als een machtige drijfveer achter de prediking zitten, zodat de gemeente voelt: Zijn liefde gaat uit tot ons, arme zondaren. Hij zoekt onze zaligheid. Hij vindt Zijn vreugde in ons leven.
Zo mag en moet de verworven verzoening bediend worden, met de ernst van het oordeel van de komende Christus, en met de drang van de liefde van de gekomen Christus.
En dan is er nog iets. In die dienst der verzoening is de drieënige God Zelf aan het werk. De roepende God komt in het Woord der verzoening tot de mens. Paulus zegt: het is God zelf, Die door onze dienst tot u komt en u bidt: „Laat u met God verzoenen".
Is dat niet ontroerend? God Zelf bidt ons in de prediking. Hij nodigt dringend uit tot Zijn verzoende gemeenschap. Hij roept, en wat Hij roept, dat werkt Hij ook uit door Zijn levende en krachtige Woord. En Hij doet Zijn Geest uitgaan om door en met het Woord de verzoening uit te delen en toe te passen. Die Geest ontdekt aan onze doemwaardigheid en doet komen tot en geloven in Christus, zoals Hij in de dienst der verzoening wordt aangeboden. Ja, het is die Christus, Die de verzoening verworven heeft, Die mensen roept tot Zijn gezanten, om in Zijn Naam te spreken tot het volk. Achter de bediening der verzoening staat, en in de bediening der verzoening werkt de drieënige God.
O, het is geen wonder, dat Paulus jubelt: „Al deze dingen zijn uit God". Want wat wordt de drieënige God hier groot. Hij doet alles en Hij doet het alleen.
Waar dat gezien wordt, daar stijgt de lofzang op uit Sions zalen, waar de verzoening wordt bediend en het bloed van Christus door de Geest drupt op verslagen harten.
Na deze toespraak, door de spreker zelf op bovenstaande wijze samengevat, zongen we verzen 1, 3 en 4 van Ps. 85.

Sluiting
De secretaris van het Curatorium, ds. D.H. Biesma te Lisse, sprak het slotwoord. Hij bracht dank aan sprekers, aanwezigen, kerkvoogdij en organist; bovenal aan de Here, van Wien wij Zoveel goeds mochten horen vandaag. Tussen de woorden voldoening en verzoening staat de naam van Jezus Christus. Ook deze dag was mogelijk om der wille van de bediening der verzoening. Ds. Biesma wees op het Schriftwoord: De Here heeft Sion lief boven alle woonplaatsen van Jakob. De Here heeft Zijn kerk lief.
Het is onze roeping om de kerk hartelijk lief te hebben. Het is gemakkelijk om tegen de kerk aan te schoppen, maar het gaat er om met al de liefde van ons hart ons voor de kerk in te zetten. Blijf de kerk dragen in uw gebed met uw liefde — dan is het goed. Hij las Psalm 87 en ging voor in gebed. Staande zongen we daarna Psalm 72:11.
Spoedig is het kerkgebouw leeg.
Op het kerkplein blijven velen nog wat napraten. Het is weer de gezellige drukte als andere jaren; het bekende beeld van broeders en zusters die elkaar ontmoeten; van predikanten, die hun oud-gemeenteleden de hand drukken en omgekeerd; van naar zondagen jagende scriba's; van vragers en vraagsters over allerlei kerkelijke zaken. Het valt moeilijk om weg te komen. Als het er op aan komt hangen we aan elkaar als klitten.
Maar er is een tijd van komen en een tijd van gaan.
De Schooldag 1971 was weer een van de vele. Zal het instituut van de Schooldag ook in de toekomst stand houden? Of wordt ook deze dag met inflatie bedreigd?
Vragen waar we nog geen antwoord op hebben. Maar vast staat: het gebed voor Kerk en School is nodiger dan ooit.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1971

De Wekker | 8 Pagina's

Schooldag 1971

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1971

De Wekker | 8 Pagina's