Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om de waarheid te zeggen (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om de waarheid te zeggen (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder deze titel ¹) verscheen bij Kok in Kampen een bundel opstellen van de bekende Leidse hoogleraar (thans emeritus) prof. dr. K.H. Miskotte, waarvan hij enige reeds voor de oorlog geschreven heeft en andere daarna en die thans voor velen niet zo gemakkelijk meer bereikbaar zijn. Uitgever en schrijver dachten er goed aan te doen deze opstellen opnieuw te publiceren en daarmee aan de kerken van gereformeerde signatuur weer de vraag op te werpen: hoe de waarheid Gods te betuigen en te vertolken. Allerlei onderwerpen rondom het kerkelijk belijden komen aan de orde, zoals de kerk, de verkondiging, de actuele betekenis van de reformatie, het jodendom, het koningschap van Christus, om maar iets te noemen. Enkele opstellen zijn boekbesprekingen, bv. naar aanleiding van juist verschenen delen van Barth's Dogmatiek. Wie gewend is aan de stijl en enigszins thuis is in de denkwereld van Miskotte kan er veel uit leren.
Het meest van alle artikelen heeft mij geboeid zijn opstel over de Afscheiding, Korte nabetrachting over de Afscheiding van 1834, dat door hem geschreven werd naar aanleiding van het honderdste gedenkjaar van de afscheiding in 1934, maar dat aan aktualiteit nog niets blijkt te hebben ingeboet. Trouwens ook de Doleantie komt aan zijn trekken in een artikel: Kanttekeningen bij het gedenkboek der Doleantie. Dit naar aanleiding van de verschijning van het Gedenkboek bij het halve-eeuw- getij der Doleantie, onder redactie van dr. H.H. Kuyper en dr. J.C. Rullman (1936). Miskotte steekt niet onder stoelen en banken aan welke kant zijn sympathie ligt. Niet aan de kant van de Doleantie, maar aan die van de Afscheiding. Zijn artikel over de Afscheiding is waarderend, al kan hij zich als hervormde met de daad van de Afscheiding niet verenigen. Maar voor de Doleantie heeft hij nauwelijks een goed woord over. Alleen al het feit, dat het gedenkboek verscheen onder de titel „De Reformatie van 1886" deed voor hem alle deuren dicht. De Doleantie een werk Gods? Bits, maar voor geen misverstand vatbaar, klinkt zijn woord: „wij geloven van dat werk Gods niet, geen syllabe". (59) Hij ontkent niet van iemand als Kuyper veel geleerd te hebben, maar kan zich met zijn handelwijze en heel de theologische achtergrond van de Doleantie zó min verenigen, dat het hem niet mogelijk is „met dezelfde, zij het smartelijke en weemoedige, eerbied over de Doleantie te spreken als over de Afscheiding" (76).
Zijn eerbied en waardering hiervoor blijkt uit heel zijn artikel over de Afscheiding. De Afscheiding was een „strijd voor het exclusief recht van Gods Woord", „een beweging van diep en heilig belang, waarin (ondanks de zondigheid van haar voortrekkers en volgelingen) krachten hebben gewerkt van hoger orde". In de Afscheiding is iets openbaar geworden, dat tenslotte gewichtiger is dan de grootste politieke omwenteling, door de dienst van eenvoudige, vaak eigenzinnige, soms werkelijk bekrompen mensen is het wezenlijke van het Evangelie weer aan de dag gebracht voor de ogen van een zelfgenoegzaam geslacht, van haar uit heeft het bevrijdend Woord zich weer baangebroken naar ontelbare harten, en de van haar wezen vervallen kerk in deze landen heeft een vermaning ontvangen van zo indringende kracht, dat zij, eenmaal gehoord, niet meer kan worden vergeten (16).
Naar de geschriften van Hendrik de Cock gaat de bewondering van Miskotte niet zozeer uit en evenmin kan hij in alles instemmen met de theologie van De Cock, Scholte e.a., maar hij kan van harte toejuichen de revolutionaire kracht, waarmee zij de geest des tijds hebben aangegrepen in zijn hoogmoed, in zijn waan, in zijn platvloerse menskunde, in zijn erbarmelijke theologie, in zijn boosaardige of gemoedelijke verdraaiing van het éne gebeuren, dat ons aller heil beduidt: de verkondiging van Christus „gestorven om onze zonden, opgewekt om onze rechtvaardigmaking" (17).
Over de geest en de theologie in de tijd van de Afscheiding is het oordeel van Miskotte evenals dat van De Cock niet mals. Op een andere bladzij zegt hij, dat de tijdgeest het er op heeft gezet „het Woord Gods tot een verlengstuk te maken van het menselijk geestesleven, van de bestaande orde of van het geldende ideaal", Het kon voor onze tijd geschreven zijn en is althans waard overdacht en ter harte genomen te worden, ook als Miskotte verder schrijft: „Hieraan ook maar voor het minst voet te geven is verraad aan Christus, die in de wereld gekomen is, niet om haar te voltooien, maar om haar in de crisis te brengen, niet om de kroon te zetten op haar werken, maar om haar te tonen dat haar werken te allen tijde alleenlijk boos zijn, niet om haar te verderven, maar om haar te behouden — doch op Zijn wijze; niet om haar te veroordelen, maar om over haar de grote vergeving werkzaam te maken — doch de vergeving „in Zijn Bloed" (34v.).
Miskotte is er oprecht dankbaar voor dat door de Afscheiding zonder veel theologie en zonder veel organisatie duidelijk is gezegd: „het Evangelie is iets totaal-anders dan alle menselijke religie en alle menselijke moraal! Zo werd de ergernis van het kruis weer opgericht!" (17)
Het ging in de Afscheiding om het Evangelie. Wat Miskotte daarom deze beweging zo sympathiek doet zijn is ook dat De Cock zonder politieke berekening is geweest.
Wat dat betreft ziet hij een groot verschil met de Doleantie. „Die laatste toch kwam voort uit een beweging, die van meetaf op kerkscheuring was aangelegd, maar wij weten, dat De Cock, zelfs toen hij in arrest was gesteld, nog aan geen afscheiding dacht" (17v.).
Voor de houding van de kerkelijke besturen van de Ned. Herv. Kerk in de dagen van de Afscheiding heeft Miskotte geen goed woord over. Het hele conflict had niet zulke geweldige afmetingen aangenomen als de leden van de kerkelijke besturen „niet opzettelijk een formele aangelegenheid hadden gezocht om tegelijk de vernieuwing van het gereformeerd bewustzijn met strenge maatregelen tegen te gaan" (21).
Ook ging men met allerlei kleinzielige plagerijen tewerk. „Intussen stond De Cock juist in die eerste gloed ener jonge liefde voor de waarheid der belijdenis en voor het overgebleven volk der belijders; hij aarzelde wel en trachtte overtreding van de kerkelijke reglementen te ontwijken, maar tenslotte scheen hem toch de onzichtbare kerk, die ontwaken ging onder de korst der gemoedelijkheid en onder de ban der organisatie van 1816, oneindig gewichtiger dan de uitwendige orde van het kerkelijk instituut, dat hij zelfs als christelijke kerk nauwelijks erkennen kon" (21).
Op 19 december van 1833 werd De Cock geschorst door de classis Middelstum wegens het dopen van kinderen uit andere gemeenten en wegens zijn geschrift tegen de predikanten Brouwer en Reddingius, die de godheid van Christus loochenden en door De Cock waren genoemd wolven, die de schaapskooi van Christus aantastten.
Miskotte merkt op, dat aan dit vonnis allerlei ongerechtigheid kleeft, ook reeds van bloot-reglementair standpunt (op de vergadering van het classikaal bestuur was niet twee derden van de leden aanwezig, gelijk artikel 14 van het synodaal algemeen reglement voorschreef. Het gewraakte dopen was nergens in de kerkelijke wet uitdrukkelijk verboden), maar vooral lelijk is de passage in het vonnis, waarbij de uitspraak ondersteund wordt met een aanhaling uit het Avondmaalsformulier, waar de toegang tot de H. Dis wordt ontraden aan hen, „die tweedracht, secten en muiterijen in kerken en wereldlijke regeringen begeren aan te richten". En het vendel, dat de volgende zondag De Cock de weg naar de preekstoel moest verhinderen, vergelijkt Miskotte met de S.A., die in de tijd van Hitler in Duitsland postvatte in menig bedehuis.
Wat het voorwoord van De Cock in het boekje van Klok tegen de gezangen betreft acht Miskotte het betreurenswaardig, dat De Cock dit gedaan heeft, althans de manier waarop hij het gedaan heeft. Deze voorrede leidde tot zijn afzetting. Het blijft duister — merkt Miskotte op — waarom (ook onder de omstandigheden van toen ter tijd) een predikant niet de vrijheid nemen mocht zijn mening omtrent reeds ingevoerde gezangen ronduit te zeggen" (26).
Ondanks Miskotte's waardering voor en zijn instemming met de geest der Afscheiding en zijn bezwaar tegen heel de kerkelijke procedure, waardoor De Cock werd geschorst en afgezet, heeft Miskotte toch tegen de daad van de Afscheiding grotelijks bezwaar.
Laten we de volgende maal nog eens zien: waarom?

Oosterhoff

¹) Om de waarheid te zeggen, door K.H. Miskotte, uitgave J.H. Kok N.V. Kampen 1971, 272 blz. prijs geb., ƒ 22,75.

** CORRECTIE EN/OF WIJZIGINGEN (24/09/1971)
Wegens foutieve zetting van dit gedeelte in het vorige nummer van De Wekker volgt hier het slot van het artikel van vorige week opnieuw: [Is al in het artikel gecorrigeerd]

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1971

De Wekker | 8 Pagina's

Om de waarheid te zeggen (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1971

De Wekker | 8 Pagina's