Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De generale synode van Rotterdam (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De generale synode van Rotterdam (3)

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Opening
Op dinsdagmorgen 14 september begon de eerste volle zittingsweek van de op 24 augustus geopende generale synode van Rotterdam. Sinds op woensdagmiddag 25 augustus de zitting van de synode gesloten hebben de synodeleden bepaald niet stil gezeten. Verschillende commissies vergaderden in diezelfde week, terwijl er ook in de beide volgende weken vele contacten waren. Het resultaat kregen de afgevaardigden vrijdag 10 september thuis gestuurd, terwijl ook op hun plaats aan de synodetafel dinsdagmorgen een stapel rapporten lag, bewijzend dat de commissies zich van hun opdracht gekweten hadden.
Het was een vreugde elkaar weer te ontmoeten en samen aan de arbeid te gaan. De praeses liet zingen Ps. 33:11, las 1 Korinthe 13:8-11 en ging daarna voor in gebed.
Bij het appèl bleek dat vier broeders voor het eerst ter vergadering waren: br. G. Visser was vervangen door zijn secundus br. K. Hoorn, primus diaken C. Hilbers; oud. G. Evers was vervangen door oud. J. van Ledden terwijl de primus ouderling G.G. van Wijngaarden nu ook present was.
De praeses feliciteerde prof. dr. J P. Versteeg met zijn promotie j.l. vrijdag: de loffelijke bekroning van zijn studie, die zijn gaven, doorzettingsvermogen en volharding bewees.
Prof. Oosterhoff werd gecondoleerd met het verlies van zijn moeder de vorige week.

Theol. Hogeschool
Zoals te doen gebruikelijk kwam op de eerste dag van deze week de Theol. Hogeschool aan de orde. Veel aandacht werd aan het rapport van curatoren gewijd. In dit rapport werd een verslag gegeven van de arbeid sinds de vorige synode. Achtereenvolgens werd gehandeld over de samenstelling van het Curatorium; de hoogleraren; de leraren; het onderwijs; bijzondere gebeurtenissen; rijkssubsidie-studietoelagen; reglementswijzigingen; financiën; bibliotheek en de vrouwenactie.
Een rij sprekers gaf zich op.
Oud. A. de Geus opende de rij. Hij maakte enkele opmerkingen over het rapport van commissie I, dat het rapport van het Curatorium had besproken. In verband met het voorstel om de hele vooropleiding nader te bezien en de nodige maatregelen te treffen onder nadere goedkeuring van de eerstvolgende generale synode, ook als dit fin. consequenties zou inhouden, vroeg hij: moet aan die kosten geen grens worden gesteld?
Oud. H. Ramaker (Groningen) stelde verschillende vragen waarvan we noemen die over het admissie-examen. Hij wilde graag weten hoeveel aanmeldingen er in deze jaren geweest waren; informeerde naar de wijze waarop een beslissing tot toelating tot stand komt. Wordt alleen gelet op de eisen zoals die in het Reglement staan of zijn er ook andere overwegingen: stand van zaken bij het studiefonds; de behoefte aan predikanten; de accommodatie in Apeldoorn; m.a.w. wordt er geselecteerd? Kan de reden tot afwijzing ook niet worden meegedeeld? Het element van geheimzinnigheid dat aan het admissie-examen tot dusver inherent is, moet er uit. Waaruit blijkt dat de belangstelling voor Apeldoorn toeneemt, zoals in het rapport staat? En kan die toenemende belangstelling doorgaan? Zijn er geen bekwame assistenten nodig? Verder stelde hij enkele amendementen voor op de voorgestelde reglementswijzigingen.
Diaken van Vulpen vroeg ook naar de toenemende belangstelling en de begeleiding van kandidaten die door gaan studeren.
Oud. C. Drieënhuizen meende dat in De Wekker ook vermeld moest worden, wanneer een student de school verlaat. Hij wilde graag dat de kerkeraden geïnformeerd werden t.a.v. subsidie, nu er volgens het rapport twee nota's zijn over de subsidie. Als kerkeraden niet collecteren voor de Hogeschool dient de correspondentie niet stroef te verlopen, zoals hij gehoord had. Hij vond het begrijpelijk dat de Schooldagen dalen in belangstelling: men geeft z'n snipperdagen niet zo gemakkelijk meer weg. Hij stelde voor in plaats van Schooldagen regionale Schoolavonden te houden.
Ds. J. Vogel vond de zin in het curatoren-rapport m.b.t. de reizen van de hoogleraren Oosterhoff en Velema naar Zuid-Afrika „dit contact is van groot belang met name nu er in de kerken van Zuid-Afrika bezorgdheid heerst ten aanzien van de ontwikkeling in de Geref. Kerken in Nederland" een beetje kryptisch.
T.a.v. het voorstel om Prof. Versteeg het onderwijs in de zendingswetenschappen op te dragen meende hij dat dit een aanzienlijke verzwaring van zijn taak zou betekenen.
Zou de opzet van de Schooldagen ook anders kunnen? Moet het niet meer een gezins-, een kerkedag worden?
Ds. J. de Jong informeerde naar de bezwaren, verbonden aan het volgen van de lessen aan het Chr. Lyceum door de leerlingen van de voorbereidende opleiding. Hij wilde een analyse van de vermindering van het Schooldagbezoek en stelde de vraag of het de bedoeling is dat een doctorandus in de economie zonder meer toegelaten kan worden tot de propaedeuse.
Ds. M.C. Tanis vond het jammer dat de kwestie van de vooropleiding nu weer drie jaar de aandacht moest hebben en nog niet geregeld is. Hij wees op de mogelijkheden, die bv. Utrecht biedt, waar men vrij vlug oude talen kan studeren en propaedeutisch examen afleggen. Is het niet mogelijk enkele predikanten aan te trekken, die een deel van de vooropleiding voor hun rekening kunnen nemen? Ook wees hij op verschillende onderwijsinstellingen, waar men schriftelijke lessen ontvangt en die gunstige resultaten opleveren. Hij was van mening dat een Havo-diploma als vereiste moest gesteld worden om aan het admissie-examen te kunnen deelnemen. Verder wilde hij de schooldagen niet van karakter veranderd zien; wel gaf hij in overweging de Schooldag op een ander tijdstip te houden. Hij was dankbaar voor de Apeldoornse Studies, maar drong er op aan dat deze zo populair mogelijk geschreven worden; een niet te hypothetisch karakter dragen en klare wijn schenken.
Ds. H. Biesma legde ook de vinger op de betekenis van de Zuid-Afrikaanse reizen van.de hoogleraren en meende dat we moeten oppassen niet in troebel water te vissen. Waarom gaf de commissie geen voorstel m.b.t. de Schooldagen?
Oud. K. Geleynse onderstreepte de opmerking van ds. Vogel met betrekking tot het onderwijs in de Zendingswetenschappen aan prof. Versteeg. Hij miste in het rapport een passage over de studenten en informeerde — zoals anderen voor hem — naar andere gastcolleges dan de reeds genoemde van ds. van Rooy.
Drs. T. Brienen stelde een groot aantal vragen. We noemen daarvan: waarom wordt de Zendingswetenschap toevertrouwd aan de Nieuw Testamenticus, terwijl dit vak — tot dusver stiefmoederlijk bedeeld in Apeldoorn — thuis hoort in de diakonologische groep? Uit welke motieven wordt het nu ondergebracht bij het Nieuwe Testament? Op welke manier heeft men zich het contact ingedacht met kandidaten die gaan doorstuderen? Worden er colleges gegeven in het diakonaat? Het blijkt dat men na de openstelling van de Theol. Hogeschool niet staat te dringen bij de deur van de collegezaal. De barrières liggen op het fin. vlak. Men kan voor Apeldoorn nog geen beurs krijgen. Waarom nam het Curatorium geen initiatieven voor een andere opzet van de Schooldagen? Waarom geen zangkoren ingeschakeld bv. de Maastrichter Staar. We krijgen nu op de Schooldagen vijf referaatjes — dat is teveel. Waarom moeten de collegegelden worden verhoogd en kan er geen catalogus van de bibliotheek worden uitgegeven?

Beantwoording
Ds. J. Brons, rapporteur van commissie I beantwoordde eerst verschillende vragen. In het rapport was de suggestie gedaan dat de benoeming van een secretaris aan een bepaalde termijn zou worden gebonden. Verschillende broeders hadden naar deze opmerking geïnformeerd. Ds. Brons merkte op: er moet continuïteit zijn in het secretariaat, maar anderzijds moet het secretariaat niet een bij voorbaat verzekerde positie zijn. Een herbenoeming zou aan een bepaalde termijn gebonden moeten zijn. Hij zou willen dat op de generale synode gestemd kon worden uit een tweetal. De opmerking over de reizen van de hoogleraren moet men zien tegen de achtergrond van de zorg dat de colleges niet zonder noodzaak onderbroken worden. Ze waren gewettigd naar het oordeel van de commissie, die naar deze reizen geïnformeerd had.
Nu er verandering komt in de eisen van toelating aan 'n universiteit heeft dit consequenties voor Apeldoorn; daarom moet de hele zaak van de vooropleiding in studie worden genomen en dienen op korte termijn voorzieningen te worden getroffen.
De Apeldoornse Studies dienen wel een wetenschappelijke inhoud te hebben; het is geen stichtelijke lectuur.
Het bleek de commissie dat men in het Curatorium zich bezint op de Schooldag. Daarom vond men het niet nodig daarvoor een apart voorstel te maken.
Het is inderdaad de bedoeling dat doctorandi in welke studie ook toegelaten worden tot de propaedeuse. Dat brengt uiteraard consequenties mee voor de kennis van de klassieken.
De president-curator, ds. K.J. Velema, was hierna aan de beurt om op verschillende vragen in te gaan.
Hij vertelde dat het Curatorium vier keer per jaar vergadert: half juni en begin juli zelfs enige dagen achter elkaar. Het is moeilijk om de reden van afwijzing aan de kandidaat voor het admissie-examen mee te delen. Er kan wel contact zijn met de voorzitter van de kerkeraad van de gemeente, waar de betrokkene lid is. Er zal een grote mate van vertrouwen moeten zijn. Er worden geen andere maatstaven bij het admissie-examen gehanteerd dan in het Reglement staan. Andere factoren spelen geen rol.
Het Curatorium is reeds bezig met de Schooldag; het moderamen had reeds opdracht gekregen.
De Schooldagen worden werkelijk niet gehouden om de opbrengst van de collecte, zoals gesuggereerd was. Het gaat om het contact tussen School en Kerk. Daar ligt de voornaamste betekenis van de Schooldag.
Wat de brief van prof. Floor betreft over de doctoraal-studie: in Zuid-Afrika rijzen steeds meer bezwaren tegen de opleiding van bepaalde kerkelijke zijde in Nederland. Voor de toekomst van de Zuid-Afrikaanse kerken vindt men het van betekenis dat Zuid-Afrikaners in Apeldoorn kunnen studeren.
Betreffende de voorziening in het onderwijs in de Zendingswetenschappen — het Curatorium heeft zich gehouden aan de opdracht van de vorige generale synode. Het is niet vreemd dat de N.T.-icus de Zendingswetenschappen gaat doceren. Juist het N.T. is van betekenis; overigens kan dit onderwijs niet meer zijn dan een inleiding.
Voor de opmerking van ds. Tanis t.a.v. te stellen eisen voor het admissie-examen was hij dankbaar. Predikanten inschakelen achtte hij niet juist. Voor het onderwijs in de klassieken komt meer kijken dan het bezit van een gymnasium-diploma.
Het is inmiddels bijna half 1 geworden. De praeses schorst de vergadering. De maaltijd staat weer gereed in de receptiezaal.

Middagvergadering
Nadat we gezongen hadden Ps. 138:3 was het woord aan de rector, prof. dr. J. van Genderen voor het beantwoorden van de resterende vragen.
Hij begon met op te merken dat de brede belangstelling voor de Theol. Hogeschool de hoogleraren goed doet.
Er is inderdaad meer belangstelling voor Apeldoorn in vergelijking met vorige jaren blijkens het feit dat zich nu vier studenten aanmeldden, terwijl nog verschillende informaties zijn genomen. Met studenten, die zich aanmelden naar art. 16 wordt een gesprek gehouden over de studie; aan het eind van de cursus geschiedt dit door de rector die informeert naar de studiegang enz.
Aan de ambtelijke vakken wordt in de komende cursus iets meer aandacht besteed; daardoor kan nu ook het diakonaat aan de orde komen en een aantal aspecten van de ambtelijke vakken. De doctoraal studie is nog in bespreking. Hieraan zitten vele kanten. Het is nog niet zo eenvoudig.
Het uitgeven van een catalogus is een verouderd systeem, dat niet meer wordt toegepast. Beter is het een lijst van aanwinsten uit te geven.
Intussen heette de praeses ds. Stavast welkom van die Geref. Kerk van Zuid-Afrika, die als gast de synode bezocht.
In de tweede ronde werden nog enkele opmerkingen gemaakt o.a, door ds. Buys over het contact met kandidaten, die door gaan studeren. Vraagt het Curatorium ook vertrouwelijke inlichtingen bij de kerkeraden over het voorgaan in de kerken? Het praktische komt in de kerken openbaar.
De president-curator antwoordde dat het Curatorium zijn winst zal doen met de gemaakte opmerkingen. Overigens meende hij, als er klachten zijn, het de juiste weg is om die aan het Curatorium zelf mee te delen.
Hierna kwamen de voorstellen van de commissie in stemming. Ze werden alle aanvaard. De belangrijkste daarvan zijn:
— het onderwijs in de zendingswetenschappen wordt opgedragen aan prof. dr. J.P. Versteeg;
— het vraagstuk van de vooropleiding in verband met allerlei wijzigingen van de gymnasiale eindexamina en de geopende mogelijkheid van academische studie zonder gymnasiale opleiding, waardoor er te weinig overeenstemming is met onze vooropleiding en gezien de noodzakelijke aansluiting op het huidige onderwijs, zal nader worden bezien en de nodige maatregelen mogen getroffen worden;
— het Curatorium dient, nadat de wetswijziging tot stand is gekomen, een verzoek te doen uitgaan dat de Hogeschool aangewezen wordt als bijzondere instelling van theologisch wetenschappelijk onderwijs;
— het Curatorium krijgt opdracht inzake de rijkssubsidie voor het onderwijs aan onze Theol. Hogeschool diligent te blijven en hierover op de volgende G.S. nader te rapporteren.
Enkele wijzigingen in het reglement werden aangebracht. Voortaan kan men tot de propaedeuse der theologie worden toegelaten als men met goed gevolg een doctoraal examen heeft afgelegd aan een universiteit of hogeschool. Voor hen. die predikant willen worden, dient men uiteraard eerst via het admissie-examen te zijn toegelaten. College-, les- en examengelden worden voortaan door deputaten-financieel vastgesteld. (Tot dusver werd in het reglement een bepaald bedrag genoemd, dat ver beneden het huidige peil ligt).

Emeritering
Het Curatorium had in zijn rapport het voorstel gedaan „aan prof. J. Hovius op zijn verzoek, wegens het bereiken van de daartoe gestelde leeftijd, onder hartelijke dankbetuiging voor de door hem verrichte arbeid op de meest eervolle wijze emeritaat als hoogleraar te verlenen". De commissie nam dit voorstel over. De synode gaf haar fiat aan dit voorstel.
Prof. Hovius, die deze dag aanwezig was, werd door de praeses toegesproken. De praeses sprak o.m. het volgende: Het is een belangrijk moment, dat weer is aangebroken. Een moment dat voor prof. Hovius van grote, diepinsnijdende betekenis is. U hebt 24 jaar de kerken gediend als hoogleraar. U hebt deze plaats nooit begeerd als een plaats, waar u zichzelf kon laten gelden. Liefde tot de Here, de kerken en de School kenmerkte uw arbeid. Uw gezondheidstoestand maakte het u niet gemakkelijk de laatste jaren dat u deze taak kon volbrengen. De Here, Die getrouw was en genade gaf, moge u rijkelijk zegenen. U bent met de echt menselijke schaduwkanten van het kerkelijke leven in aanraking gekomen. Te rijker dat u het uitzicht hebt op de beste dienst, die komt.
Diep bewogen antwoordt prof. Hovius: op 9 september 1947 werd ik benoemd. God riep me. Ondanks het feit dat ik heimwee naar de gemeente heb gehad heeft de vaste overtuiging dat God me riep me geholpen dit werk te doen. Dank voor het grote vertrouwen. Beter dan een van u weet ik hoe gebrekkig, hoe zondig deze arbeid geschied is. Maar ik weet dat God deze arbeid toch gezegend heeft. Inhakend op het 's morgens gelezen Schriftgedeelte wees hij er op dat liefde het enige is, dat blijft.

Benoeming
Hierna ging de synode in comité. Na opheffing van het comité deelde de praeses mee dat het Curatorium in de vacature prof. J. Hovius had voorgesteld dr. W. van 't Spijker te Utrecht te benoemen als hoogleraar. Na beraad over het voorstel bleek dat alle synodeleden het met dit voorstel eens waren, zodat dr. Van 't Spijker met algemene stemmen tot hoogleraar werd gekozen. Een unicum in ons kerkelijke leven. De praeses sprak de assessor toe en hoopte dat hij met blijdschap en vrijmoedigheid de roeping verstaan mag. Gods Geest leide u.
Dr. van 't Spijker zei dat inderdaad de benoeming niet onverwacht kwam, maar dat wel verrassend was de wijze waarop die gebeurde. Hij wilde graag gelegenheid ontvangen om zich met zijn kerkeraad te verstaan. Voor Gods aangezicht hoopte hij een beslissing te nemen.
De praeses ging hierna voor in gebed.

Promotierecht
De Part. Synode van het Noorden had een instructie over het promotierecht van de volgende inhoud:
„De Generale Synode drage het Curatorium, dan wel een daartoe te benoemen deputaatschap op te onderzoeken of, en zo ja op welke wijze, aan de Theologische Hogeschool te Apeldoorn het promotierecht kan worden uitgeoefend.
Indien de mogelijkheid blijkt te bestaan, besluite de Generale Synode deze te gebruiken."
De instructie ging vergezeld van de volgende toelichting:
I.a. Om dienaar des Woords in de Christelijke Gereformeerde Kerken te kunnen zijn, is in het algemeen een wetenschappelijke opleiding in de theologie vereist. Art. 8 D.K.O. bepaalt: „Iemand die niet aan een theologische (hoge) school of universiteit is opgeleid, kan niet tot het predikambt worden toegelaten, tenzij men verzekerd is van zijn singuliere gaven . . ."
Het Curatorium stelt studenten aan onze Theologische Hogeschool slechts dan beroepbaar, als het derde deel van het kandidaatsexamen met gunstig gevolg is afgelegd.
b. het is genoegzaam bekend dat met het afleggen van het kandidaatsexamen de theologische universitaire studie niet behoeft te worden beëindigd.
Ook in onze kerken wordt steeds meer gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich verder te bekwamen. Door Christelijke Gereformeerde theologen werd of wordt gestudeerd aan de rijksuniversiteiten te Groningen en Utrecht, aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, aan de Vrije Universiteit, aan de Johannes Calvijn-academie, uitgaande van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen en aan de Theologische Hogeschool der Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) te Kampen.
II. Voortgezette studie en onderzoek aan universiteiten en hogescholen hebben de specialisatie op alle gebied, ook op dat van de theologie, sterk doen toenemen. Dat brengt voor ons in de huidige situatie mee dat, willen we in de theologische discussies onze invloed behouden en zo mogelijk vergroten, er ook onder onze theologen mensen moeten zijn, die zich in één of meer onderdelen van de theologie hebben gespecialiseerd. Hierbij valt tweeërlei te bedenken;
a. Nader onderzoek van de H. Schrift zal ook andere ambtsdragers waardevol materiaal kunnen verschaffen.
b. Dat onderzoek kan ook van nut zijn als onbijbelse leringen moeten worden weerlegd.
Specialisatie zal zo de kerken in haar taak naar binnen en naar buiten ten goede komen.
III. Nu er onder onze studenten en afgestudeerden meerderen zijn die zich verder willen bekwamen is het gewenst dat daarvoor in Apeldoorn gelegenheid geboden wordt. Het verdient aanbeveling, dat Christelijke Gereformeerde predikanten in eigen kring en aan eigen school hun studie kunnen voortzetten.
Het devies door ons veel gehanteerd: „Door de kerk, voor de kerk" zou ook tot doctorale studie en promotie moeten worden uitgebreid.
IV. Een ander argument dat de wenselijkheid van de uitoefening van het promotierecht te Apeldoorn onderstreept, is het besluit van de Generale Synode van Hilversum 1968-69 om de Theologische Hogeschool te Apeldoorn ook open te stellen voor hen, die geen predikant willen worden in de Chr. Geref. Kerken. Er zou van onze school direkt of indirekt meer invloed kunnen uitgaan als ook anderen gelegenheid ontvingen na het kandidaatsexamen aan de Theol. Hogeschool hun studie voort te zetten.
V. Tenslotte kan worden opgemerkt, dat de verantwoordelijkheid die wij bezitten voor de plaats en de krachten, die God gegeven heeft een onderzoek of, en zo ja, op welke wijze het promotierecht aan de Theologische Hogeschool te Apeldoorn kan worden uitgeoefend o.i. rechtvaardigt."
De commissie van rapport noemde de argumenten, die door het Noorden waren aangevoerd zeer sprekend. Maar merkte ook op:
„Aan het promotie-recht is echter een complex van zaken verbonden waarbij Uw comm. o.a. denkt, aan het meer gespecialiseerde onderwijs dat dit vereist, aan de hoge kosten die hieraan zijn verbonden, aan de vraag bij wie de verantwoordelijkheid voor de vruchten van de doctoraalstudie berust, aan de eventuele bezwaren die er zouden kunnen leven in de kerken.
Uit het rapport van curatoren en nadere inlichting blijkt, dat hetgeen in de instructie wordt bedoeld reeds de aandacht van het Curatorium heeft.
Uw commissie is van oordeel dat in dit stadium het benoemen van een apart deputaatschap niet nodig is en een beslissing van uw vergadering om van het promotierecht gebruik te maken onmogelijk is."
De zaak zelf kreeg weinig bespreking. Alleen ds. W. Heerma vroeg het woord en zei dat hij zich niet graag tegen deze instructie zou uitspreken, maar hij waarschuwde dat het eigenlijke karakter van de Theol. Hogeschool — opleidingsinstituut voor predikanten — niet op de achtergrond mag komen. En verder vroeg hij zich af: - wordt deze uitgroei niet te duur?
De synode besloot conform het voorstel van de commissie de instructie van het Noorden in deze vorm niet te aanvaarden en het Curatorium op te dragen voort te gaan met te onderzoeken of en zo ja op welke wijze aan de Theol. Hogeschool het promotierecht kan worden uitgeoefend en hierover te rapporteren aan de volgende gen. syn.

Financiën Theol. Hogeschool
Een ander aspect van de behandeling van de zaken van de Theol. Hogeschool is het financiële. Deputaten Financieel hadden een uitvoerig rapport ingediend waarin de volgende paragrafen zijn opgenomen: Opdracht, werkwijze en samenstelling; lasten en baten; de vermogenspositie; fonds jubileumuitgave, waaruit de „Apeldoornse Studies" worden gefinancierd; comité vrouwenactie, waarvan met grote erkentelijkheid gewag werd gemaakt; bibliotheekfonds; emeriteringsfonds; begroting 1972-1974. Wat het laatste betreft: in 1968 was het streefbedrag ƒ 2,50; elk jaar wordt dit verhoogd: in 1971 was het ƒ 3,30; de eerstvolgende jaren zal het moeten worden respect, ƒ 3,85; ƒ 4,30 en ƒ 4,75.
De commissie van rapport was o.a. van oordeel dat het fin. beheer van „De Wekker" niet een afdracht aan de Theol. Hogeschool ten doel moet hebben; dus een loskoppeling van de financiën van De Wekker en de Theol. Hogeschool.
Aan de bespreking van deze zaak namen deel ds. T. Brienen en ds. J. de Jong. De eerste informeerde naar het bibliotheekfonds en de tweede meende dat De Wekker en de Hogeschool nog niet zijn ontkoppeld, omdat de commissie voorstelde dat een bijdrage van „De Wekker " slechts in zoverre zal worden gegeven, als het kapitaal aan het eind van een jaar tevoren vast te stellen en een voor de jaren 1971-1973 op ƒ 40,000,— te bepalen grens overschrijdt.
Prof. van Genderen gaf inlichtingen over het bibliotheekfonds.
Br. J. Wisman, voorzitter van deputaten, was erkentelijk voor de offervaardigheid der kerken. Het missen van de bijdrage van „De Wekker " is een pijnlijke aderlating. Het streefbedrag zal dan met een kwartje moeten worden verhoogd.
Na nog wat heen en weer gepraat inzonderheid over het bibliotheekfonds werden de voorstellen aanvaard, waarvan het belangrijkste is: De Wekker zal eerst dan gaan bijdragen aan de Hogeschool als het kapitaal van dit blad meer dan ƒ 40.000.— wordt.

Studiefonds
Nog een andere kant van de Theol. Hogeschool-zaken is het studiefonds. Het rapport van deze deputaten behandelde o.a. de zaak van de studietoelage, waarover zij o.a. opmerkten:
„Twee keer vond een gesprek plaats met het Curatorium waarbij de eerste keer ook de deputaten voor het financieel beheer der theologische hogeschool aanwezig waren. Het gesprek ging hoofdzakelijk over het openstellen van de mogelijkheid dat studenten aan onze theologische hogeschool een rijksstudietoelage kunnen aanvragen en ontvangen. Schriftelijk werd door deputaten hun visie aan curatoren meegedeeld. Deputaten zijn van mening dat erbij „erkenning" of „aanwijzing" van onze theologische hogeschool door de overheid, op aanvrage van het Curatorium, geen enkel principieel bezwaar tegen is studenten die via het admissie-examen zijn toegelaten, toe te staan van de mogelijkheid gebruik te maken hun studie door rijksstudietoelagen te bekostigen.
Vervolgens menen deputaten te kunnen stellen, dat de regeling van en de uitkering uit het studiefonds niet ongunstig afsteken tegenover rijksstudietoelagen.
Tenslotte zijn deputaten van oordeel dat bij „aanwijzing" er nog alle reden is het studiefonds te laten voortbestaan:
a. als evenzeer een mogelijkheid voor studenten, hun door de kerken geboden, hun studie te bekostigen,
b. omdat niet allen die aan onze theologische hogeschool studeren, zullen voldoen aan de rijksregelingen voor het ontvangen van de studietoelage.
Deputaten achten het bij eventuele „erkenning" juist de studenten voor te lichten over beide mogelijkheden voor studiebekostiging en het dan aan hun ouders en henzelf over te laten een keuze te doen."
De commissie van rapport had de volgende bedenkingen:
„Naar het oordeel van uw commissie heeft in deze argumentatie het onder b, genoemde in zeer belangrijke mate voorrang bij het genoemde onder a. De mogelijkheid van het ontvangen van een rijksstudietoelage zal bij het indienen van een verzoek om steun uit het Studiefonds en bij het beoordelen van dit verzoek van geen geringe betekenis behoren te zijn. Uw commissie acht het niet juist om voor betrokkenen beide mogelijkheden zonder meer. vrijblijvend tegenover elkaar te stellen."
De brs. A. de Geus, K. Geleijnse en Joh. van Vulpen stelden enkele vragen. De secretaris van deputaten, drs. T. Brienen, gaf, na de rapporteur ds. J. Brons, enige toelichting. Deputaten hebben geen principiële bezwaren tegen de studietoelage, maar het studiefonds dient te blijven bestaan. Niet alle studenten zullen beantwoorden aan de rijksvoorschriften (leeftijd, diploma's). Verder merkte hij op dat het studiefonds niet ongunstig afsteekt bij de studietoelage, die het rijk geeft: geen bijzondere eisen; geen verplichting tot terugbetaling.
De gesprekken met studenten, waarnaar geïnformeerd was, gaan van deputaten uit, maar worden door studenten en deputaten op prijs gesteld.
De voorstellen van de commissie werden aanvaard. De handelingen van deputaten werden goedgekeurd; hun werd dank gebracht voor hun arbeid.
De synode hield zich nog bezig op deze eerste dinsdag met een instructie over practische vorming; het rapport deputaten correspondentie Hoge Overheid en dat van deputaten voor contact met de kerkjeugd.
Geen van deze drie zaken werden die dag afgehandeld.
In een volgend nummer D.V. het vervolg.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1971

De Wekker | 8 Pagina's

De generale synode van Rotterdam (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1971

De Wekker | 8 Pagina's