Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De generale synode van Rotterdam (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De generale synode van Rotterdam (4)

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

Praktische vorming
De zaken van en rond de Theol. Hogeschool namen op dinsdag 14 september vele uren in beslag.
Na de reeds verslagen punten kwam aan de orde de zaak van de praktische vorming.
De Particuliere Synode van het Noorden had de volgende instructie ingediend:
„De Particuliere Synode van het Noorden, van mening zijnde dat zowel in het belang van a.s. predikanten, alsook van de kerken, praktische vorming noodzakelijk is, verzoekt de Generale Synode te bepalen, dat kandidaten na het prae-paratoir examen een half jaar in een der kerken o.l.v. kerkeraad en predikant hulpdiensten zullen verrichten, voordat zij een beroep in overweging nemen, en de praktische uitvoering daarvan in handen leggen van daartoe in te stellen deputaatschap."
De betreffende commissie (I) meende dat aan dit voorstel vele praktische bezwaren waren verbonden. De volgende werden genoemd:
„1. Deze nadere praktische vorming na het praeparatoir examen is niet ingebouwd in het geheel van de vorming en opleiding tot predikant.
2. Door de betrokken kandidaten zal het in vele gevallen na de vele jaren van studie als een moeilijk te accepteren rem worden aangemerkt in hun verlangen de kerken te gaan dienen.
3. Bij de uitwerking van deze praktische vorming zullen situaties zich voordoen, die, gezien de positie van de kandidaten als „onecht" zouden kunnen worden aangeduid.
4. De financiële en andere praktische bezwaren die hieraan verbonden zijn. Uw commissie is van mening, dat de praktische vorming van predikanten, vooral in de beginperiode van hun dienstwerk, in niet geringe mate de taak is van de betrokken kerkeraden, waarbij ook het „mentorschap" van een meer ervaren predikant (liefst spontaan) van grote betekenis kan zijn."
Deze zaak maakte vele tongen los.
Ds. K. Boersma was teleurgesteld door wat de commissie voorstelde „het curatorium te verzoeken om te overwegen of een nog meer gerichte praktische vorming van de studenten mogelijk is". Hij betreurde het dat van het praktische jaar. waartoe de synode destijds besloot, toen de studietijd werd verlengd, niet veel terecht is gekomen. Op de argumenten van de commissie ging hij in. Ze overtuigden hem niet. Het derde argument bv.: de kritiekcolleges, die nu gehouden worden, zijn nog veel meer „onecht".
Oud. C. Drieënhuizen en ds. H. Biesma spraken in dezelfde geest; de laatste meende dat de fin. bezwaren besproken zouden kunnen worden met deputaten studiefonds.
Ds. J.H. Velema noemde het commissoriale rapport zwak, al was hij het met de conclusie eens. Het „mentorschap" wordt genoemd, maar dit wordt niet nader uitgewerkt. De commissie geeft geen lijnen aan op welke wijze die praktische vorming meer tot zijn recht zal kunnen komen. Was dat aangegeven, dan was het rapport duidelijker geweest.
Ds. J. de Jong pleitte ook voor het mentorschap en wilde hiervoor een deputaatschap instellen. Kan het voorstel niet terug naar de commissie?
Drs. T. Brienen onderstreepte dat deze instructie geboren is uit de behoefte dat a.s. predikanten wat meer direct gevormd worden. Men is vandaag later volwassen dan vroeger en het ambtelijke werk is gecompliceerder. De instructie is geen kritiek op de huidige opleiding. De opleiding is praktisch, maar hier wordt iets anders gevraagd. De bezwaren van de commissie zijn bijzonder zwak. Van een spontaan mentorschap komt niets terecht. Hier moet wat aan gedaan worden. Kandidaten moeten eerst werken in een gemeente. Deze arbeid behoort niet bij de beoordeling van het kandidaatsexamen.
Oud. K. Geleynse verdedigde de instructie. Hij zegt niet dat de opleiding nu niet goed is, maar de huidige hoogleraren staan verder van de gemeentelijke praktijk dan vroeger het geval was. We hebben nu veel jongere professoren. Over het mentorschap moet men niet te gemakkelijk denken. In de grotere Geref. kerken ligt dat alles veel gemakkelijker. Het mentorschap vindt hij een onhaalbare zaak. Als men zelf zijn mentor kan uitkiezen, kan het gebeuren dat deze ver van de werkplaats van de kandidaat woont. Wat de financiën betreft — als het moet, is het in onze kerken altijd nog in orde gekomen.
De rapporteur, ds. J. Brons, merkte op: de instructie zelf is onduidelijk; daarom was het moeilijk voor de commissie een duidelijk rapport te geven. Hij wees op de zwakte van het voorstel: na het praeparatoir examen komt de kandidaat volledig in de lucht te hangen. Hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid. Deze gevraagde vorming is niet ingebouwd in het geheel van de opleiding. Daar vloeien de bezwaren uit voort. Deze vorming is vrijblijvend; daarom zullen kandidaten het als een rem ervaren op hun begeerte de kerken te dienen. Wie bekostigt dit? Waar moet de kandidaat wonen? Wie regelt het? De commissie wil wel praktische vorming van de studenten, maar dan als behorende tot de theol. opleiding. Wij meenden geen bevoegdheid te hebben op dit punt voorstellen te doen.
De middagzitting werd hierna beëindigd.
Ds. K.J. Velema sloot met gebed.

Avondzitting
Om 7 uur opende de praeses de avondzitting. We zongen Ps. 29:1 en luisterden naar Ps. 29. Hierna baden we voor het werk van deze avond.
Het woord was vervolgens aan de rector van de Hogeschool, prof. dr. van Genderen, in verband met deze instructie. Hij wees er op dat er aan praktische vorming altijd is gedaan. Een extra studiejaar werd in 1956 noodzakelijk geacht. Hij wees ook op de betekenis van het preekconsent aan studenten. Telkens weer blijkt dat de ontmoeting met de gemeente op de studenten vormend werkt. Moet er een ander deputaatschap komen voor deze praktische vorming? Terwijl het Curatorium belast is met de verantwoordelijkheid. Z.i. moet deze instructie door het Noorden worden teruggenomen. Anders moet de synode deze instructie verwerpen.
Prof. dr. W.H. Velema, dankbaar dat de synode vanmiddag een hoogleraar benoemde, die meer dan 20 jaar ambtelijke ervaring heeft, wees op vier motieven, die een rol spelen bij deze instructie: verlangen naar meer vorming met behulp van de sociale wetenschap; bekwaamheid in de praktische handvaardigheid in het pastorale werk; de opleiding zelf is te weinig praktisch; studenten vinden het vandaag niet zo eenvoudig de pastorie in te gaan.
In de Geref. Kerken is men van het stage-lopen in een gemeente teruggekomen, niet alleen om fin. redenen. Het is vastgelopen door interne ontwikkelingen. Hij deelde mee dat er plannen zijn om iets meer uren te geven voor de ambtelijke vakken. Er zal bv. voor gesprekstechniek een specialist moeten worden aangetrokken.
Hij pleitte voor bet mentorschap, maar dan zijn wel een aantal problemen te overwinnen. Van een spontaan mentorschap verwachtte hij niets. Dit dient classicaal geregeld te worden, terwijl deze predikanten-mentores met elkaar contact dienen te hebben.
Hierop vroeg het Noorden beraad over deze instructie.
De volgende morgen — we maken in het verslag de zaak direct af — kwamen de afgevaardigden van het Noorden met het voorstel: de instructie niet te aanvaarden, maar aan de intentie van de instructie te voldoen door de classes te verzoeken een mentor te benoemen; deze mentores gezamenlijk overleg te doen plegen over hun taak met de hoogleraar in de ambtelijke vakken.
Tegen dit voorstel werden echter verschillende bezwaren ingebracht. Per instructie komt het mentorschap nu zo ineens maar aan de orde zonder dat dit voldoende gefundeerd is en het de synode duidelijk is wat een mentor is, wat zijn taak is en welke verantwoordelijkheid hij heeft.
De instructie werd daarop door de broeders uit het Noorden teruggenomen.

Hoge Overheid
In de avondvergadering van 14 september kwam het rapport van deputaten voor Correspondentie met de Hoge Overheid aan de orde. Uit bet rapport zelf stippen we aan:
„Deputaten spreken zich uit tegen een algemene subsidieregeling voor de Kerken en voor beëindiging van de regeling van artikel 185 der Grondwet. Mede in verband hiermede had een vertegenwoordiging van Deputaten een onderhoud met de beide Chr. Geref. Kamerleden. Voorts had de wijziging der echtscheidingswetgeving de aandacht van Deputaten.
Tenslotte beraadden Deputaten zich op een verzoek van de classis Zwolle, zich in verband met de ontwikkeling van de benadering der sexuele problematiek te bezinnen op de vraag, welke stappen zij zouden kunnen ondernemen teneinde de Overheid te wijzen op haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de zedelijke gezondheid van ons volk. Deputaten zagen hier voor zichzelf geen taak, omdat geen concrete klachten werden geuit en het hier gaat om een algemene problematiek, die veeleer een synodaal getuigenis der Kerken vereist. Uit dien hoofde spraken Deputaten uit, dat de Generale Synode zou dienen te overwegen, een getuigenis tot de Overheid te laten uitgaan, waarin geargumenteerd stelling wordt genomen tegen de wijze waarop vraagstukken als b.v. homofiele gedragingen en abortus door haar worden benaderd."
Zowel in het rapport van de commissie als in de bespreking kreeg dit laatst genoemde punt veel aandacht. De commissie merkte in haar rapport op:
„Er kunnen tegen (de suggestie van) een synodaal getuigenis verschillende bezwaren worden ingebracht, bv.: er is dienaangaande geen instructie van de kerken ter tafel; en: zulk een getuigenis, indien al nodig en mogelijk, zal moeten uitgaan van concreet genoemde feiten en zal wel-overwogen en goed-geargumenteerd moeten zijn.
Anderzijds meent uw commissie, dat de ontstellende voortgang der demoralisering van het leven, met name uitkomend in de overtreding van het 6e en 7e gebod van de Wet des Heren, en zoals Deputaten stellen — „de wijze waarop vraagstukken als bv. homofiele gedragingen en abortus door de overheid worden benaderd" toch wel langzamerhand de vraag urgent maakt: Mag de Kerk hier langer zwijgen, en moet zij niet een getuigenis laten horen?
Uw commissie wil dan ook deze suggestie van Deputaten overnemen en dit aan de Synode in overweging geven."
Oud. A. de Geus informeerde naar de vertegenwoordiging in het C.I.O. (Contact in Overheidszaken), waarin prof. Oosterhoff benoemd was, maar die zich had laten vervangen door dr. Verplanke, terwijl prof. Oosterhoff toch wel assessor van het moderamen is. Acht de commissie het de taak van de generale synode een getuigenis te laten uitgaan?
Oud. D. Koole meende dat er alle reden was om een getuigenis te laten uitgaan. Maar zijn we voldoende gelijk gericht om een boodschap te laten uitgaan? Zijn we het met elkaar eens over verschillende ethische zaken? We moeten goed weten wat we zeggen. Hij voelde er meer voor de christelijke politieke partijen tot een duidelijke stellingname te dwingen.
Ds. M.C. Tanis was ernstig verontrust over de toenemende wetteloosheid — hij wees op de wettelijke maatregelen t.a.v. de homofiele praktijken en de abortusklinieken — en drong aan op een profetisch getuigenis.
Oud. J. van Ledden onderstreepte dit betoog. Er dient een krachtig getuigenis uit te gaan. Al te lang heeft de kerk gezwegen. Gods geboden worden door Overheid en volk met de voeten getreden. Op zedelijk gebied worden velen geïnfecteerd.
Ds. J. Brons herinnerde aan de gezongen psalm. Hij wilde een getuigenis, maar het moet verantwoord zijn.
Oud. H. Ramaker en de praeses stelden enkele kleine vragen over andere onderdelen.
De rapporteur van de commissie, ds. D. Biesma jr. antwoordde in eerste instantie. Hij ging vooral in op de zaak van een getuigenis. Met kracht onderstreepte hij de taak van de kerkleden, die hun invloed moeten uitoefenen op de dhr. politieke partijen. Overigens had de commissie zich afgevraagd: mag de kerk hier langer zwijgen? Wanneer wij proberen iets op te stellen, dan kunnen we dit bekijken. De commissie had een concept-getuigenis gemaakt, maar dit bevredigde niet. Men was tot de ontdekking gekomen hoe moeilijk het is. Daarom had de commissie de zaak in overweging van de synode gegeven. We zwaaien niet met getuigenissen. Het zou echter de moeite waard zijn om het te overwegen.
De tweede secretaris van deputaten, dr. Verplanke, ging op enkele opmerkingen op geestige wijze in. In antwoord op de vraag of hij in de vergaderingen van het C.I.O. een persoonlijk of een kerkelijk standpunt verdedigt, vroeg hij: is er dan een kerkelijk standpunt? Uiteraard houdt de vertegenwoordiger ruggespraak met zijn achterban. Bepaalde zaken worden of van te voren voorbereid of later besproken.
Prof. Oosterhoff, voorzitter van deputaten, onderstreepte dat een getuigenis nog niet zo eenvoudig is als het lijkt. De concrete punten moeten duidelijk worden genoemd en het moet zo gesteld zijn dat de Overheid het begrijpt en er wat aan heeft.
Ds. J. Kievit vroeg in de tweede ronde: Schep je geen precedenten als je uitspraken gaat doen? Kan dan over enige tijd ook geen uitspraak gevraagd worden over allerlei aktuele zaken als bv. kernbewapening en gaan we dan de kant van de andere kerken niet op?
Drs. T. Brienen legde er de nadruk op dat de kerk elke zondag een getuigenis geeft in de prediking. Wat moet in een dergelijk getuigenis worden vermeld? Het wordt toch geen herderlijk schrijven? Het gaat er toch om dat deputaten verschillende dingen onder aandacht van de regering brengen.
Ds. J. Kruis constateerde een gevoel van onbehagen over de demoralisering. Moet het getuigenis dat men wil gericht worden aan de regering met afschrift aan de volksvertegenwoordigers? Moet ook niet gesproken worden over kansspelen en de sport?
Ds. J. de Jong vroeg zich af of we het ons niet te gemakkelijk maken? Wordt een dergelijk getuigenis geen goede gelegenheid om eigen geweten te sussen? We voeren op deze wijze wel een hoge pretentie. Hebben we naar binnen ons grondig bezonnen op de genoemde problemen en zijn we naar binnen zeer bewogen? Het is gemakkelijker veel voor de zending te geven dan werkelijk te evangeliseren; het is gemakkelijker naar buiten een getuigenis te geven dan naar binnen met bewogenheid leiding te geven aan allerlei problemen op dit gebied. We moeten ons wel drie maal bedenken voor we een eventueel getuigenis laten fungeren als mooie aflaat voor pastoraat en bezinning.

Kerkjeugd
De laatste zaak voor deze avond was het rapport van deputaten „voor het kontakt met de kerkjeugd". Uit het rapport citeren we een belangrijke passage. Nadat opgemerkt is: het gesprek met de jeugd en over het jeugdwerk is in deze drie jaren beter van de grond gekomen, wordt gezegd:
„We denken hier allereerst aan het gesprek tussen deputaten en vertegenwoordigers van de bonden. Wij zijn ons ervan bewust, dat hier het gevaar van de verkerkelijking van het jeugdwerk levensgroot aanwezig is. Het moge U bekend zijn, dat wij deze verkerkelijking niet juist achten. Daartegenover willen wij echter dankbaar noteren, dat het jeugdwerk van de kerken door allerlei omstandigheden nu toch wel gehaald is uit de hoek van de partikuliere aangelegenheden. Het is meer dan hobby en vrijetijdsbesteding. In de vorming van onze jongeren zit duidelijk de opdracht voor de kerk: Weid Mijn lammeren!
Dit gesprek tussen kerk en jeugd vindt naar ons gevoelen ook steeds meer plaats op wat we zouden willen noemen het grondvlak, dat van de kerkeraad en de plaatselijke jeugd en jeugdverenigingen. Daar ligt het zwaartepunt van het jeugdwerk. Daar ook spelen zich vaak de spanningen af. Daar ook is de zegen te ontdekken van een goed verzorgd jeugdwerk, een positieve interesse en medewerking van de kerkeraad via de jeugdouderling en een goede begeleiding vanuit de bond.
Het gesprek tussen kerk en jeugd is nu ook duidelijk breder van opzet en richt zich meer op de eigensoortige problematieken. We denken hierbij aan al de vragen binnen het studentenwerk, die voor een belangrijk deel hun oorsprong vinden reeds bij het middelbaar onderwijs en de begeleiding van de kerkeraad van de middelbare scholier.
Dit rapport met het rapport van commissie II kreeg een uitvoerige bespreking.
Ds. J. Vogel vond het een bedillerige opmerking van de commissie: wij zijn van mening dat het geven van aanwijzingen voor de diensten op jeugdzondag niet direct valt binnen het kader van de aan jeugddeputaten verleende instruktie. Wat bedoelen deputaten met de verkerkelijking van het jeugdwerk?
Ds. M.W. Nieuwenhuijze informeerde naar pogingen die gedaan zullen worden om de relatie tussen thuisgemeente en universiteitsgemeente te verbeteren.
Ds. A. Hilbers vond het prachtig dat deze deputaten een lening konden geven aan Evangelisatiedeputaten, toen deze in moeilijkheden kwamen t.a.v. de huisvesting van ds. Harder. Wordt er niet alleen steun verleend aan de bijbelkampen, maar ook aan de jeugdkampen, die in Hulshorst worden gehouden? Is er geen mogelijkheid om meer eenheid te krijgen in het materiaal dat op de jeugdvereniging wordt gebruikt en dat op de catechisatie dienst kan doen? Vele catecheten zitten met de vraag: hoe moeten we het doen?
Ds. J.H. Velema vestigde ook de aandacht op de verkerkelijking, die zelf door deputaten wordt gesignaleerd. Was het jeugdwerk vroeger alleen maar een privé- aangelegenheid? Zit in de vorming van de jongeren de opdracht: Weid mijn lammeren of heeft deze opdracht betrekking op de vorming? In hun rapport schrijven deputaten dat zij streven naar een goede communikatie met de jongeren. Voeren deputaten rechtstreeks gesprekken met de jongeren? Op welke wijze begeleiden deputaten allen, die bezig zijn met de jeugdvragen. Deputaten schrijven ook: er wordt tegenspraak opgeroepen. Hoe?
Oud. G.E. van Nee wees op het benauwende feit dat diverse studenten zich meer en meer van de Chr. Geref. Kerk verwijderen. T.a.v. Tijdsein wees hij er op dat het onjuist is wanneer er meer afbrekende dan opbouwende artikelen in dit blad staan.
Ds. P. Roos meende m.b.t. de jeugdzondag dat er teveel aandacht besteed wordt aan een bepaald deel van de gemeente ni. de jeugd. Als kerkeraden voor het Jeugdsteunfonds niet collecteren, kunnen zij het plaatselijke jeugdwerk nog wel begeleiden. Dan is er toch een pluspunt. Als Tijdsein niet voldoende abonnees heeft zou dat ook kunnen komen omdat het blad weerstanden oproept. Hij denkt aan het artikel over de buitenlandse zondag. In de ongeorganiseerde jeugd wil hij onderscheiden tussen jongeren, die losgeslagen zijn van de kerk en het geloof èn jongeren, die geen belangstelling hebben voor deze vorm van jeugdwerk.
Wat in het rapport opgemerkt stond over het contact met de C.G.S. vond hij een moeilijk onderdeel. De C.G.S. en het blad Canon staan vol critische opmerkingen. In de C.S.F.R. — een interkerkelijke studentenorganisatie — treft hij een gunstig klimaat aan. Is het nog nuttig dat de C.G.S. blijft bestaan?
Ds. M. Vlietstra had begrip voor de niet eenvoudige taak van deze deputaten. Het ligt alles erg gevoelig. Wat in de ene gemeente gewenst is is in de andere ongewenst. Van deputaten wordt voorzichtigheid gevraagd, die niet mag gaan ten koste van de duidelijkheid.
Ds. J. de Jong meende t.a.v. de C.G.S. dat er een duidelijke polarisatie is in de studentenwereld. Zo krijgt men aan de ene kant de C.G.S. en aan de andere de C.S.F.R. Kan de ringband, die komt, niet alleen aan de jeugdouderlingen, maar ook aan de predikanten worden toegezonden?
Diaken C. Hilbers vroeg of we langzamerhand' niet moeten komen tot het beroepen van een studentenpredikant.
Het woord was hierna aan de rapporteur van de commissie, ds. H. Biesma, die inzonderheid naast andere kleinere opmerkingen, benadrukte dat we allereerst als kerken de taak hebben de C.G.S. te steunen. Deze bond heeft dat bijzonder nodig. Verder meende hij dat deputaten het geld, gegeven voor het Jeugdsteunfonds, niet voor een andere kas mogen gebruiken.
De secretaris van deputaten, ds. T. Harder, was dankbaar voor de grote aandacht, die dit werk van de synode kreeg. De jeugd is de kerk van morgen. Die jeugd heeft een bepaald verwachtingspatroon. We zijn er nog niet uit wat verkerkelijking van het jeugdwerk precies is. Deputaten zijn meer dan bezinningscolleges en meer dan commissie van censuur. Het is onze taak te begeleiden, maar dat brengt een zekere spanning mee. Er zijn bezwaren geuit tegen het beleid van jeugddeputaten met betrekking tot de jeugdzondag. We horen ze vanavond voor het eerst. Konden de kerkeraden zich niet wenden tot ons? Diverse kerkeraden vragen informaties bij ons en tegelijk om suggesties. Daarom zijn de suggesties voor de jeugdzondag gegeven. Het gesprek met de studenten willen we gaan uitbouwen. Subsidie geven we niet aan een jeugdkamp, wel aan de bond van jeugdclubs. Wat de vraag naar catechisatiemateriaal betreft — zijn wij deputaten voor de catechese? Dat staat in onze opdracht niet vermeld. Betreffende de kommunikatie — wij zoeken naar zoveel mogelijk verbindingen met personen om inzicht te krijgen in de problematiek van de kerkelijke jeugd; niet om te treden in het werk van de jeugdbeweging, maar om mee te denken. De C.G.S. bekommert zich niet om een eigen gericht kerkelijk leven. Dat geeft problemen. We mogen de studenten niet loslaten. Graag ontvangen we suggesties om een greep te krijgen op de ongeorganiseerde jeugd, die de meeste aandacht vraagt. Hoe weet men dat Tijdsein het moeilijk heeft? Wij betreuren dat het gesprek met de kerkeraden soms wordt afgesneden.
Het is inmiddels 10 uur geworden. De synode heeft de klok rond vergaderd. Het is tijd om te sluiten. Op verzoek van de praeses eindigt ds. Harder met gebed. Een lange dag is voorbij.

Aanvaarding benoeming
Woensdag 15 september, de tweede synodedag in de tweede week, begon met een blij moment. De praeses opende de vergadering door te laten zingen Ps. 119 vers 3. We luisterden naar Lukas 12:35- 40. Drie broeders bleken voor het eerst ter vergadering te zijn: ds. W.J. Quist voor ds. K. Boersma; oud. J.O. Boon voor oud. Koole en oud J. van Heteren voor oud. A. Baars. Door op te staan betuigden ook zij hun instemming met de belijdenis.
Dr. W. van 't Spijker deelde hierna mee dat hij met volle vrijmoedigheid zijn benoeming tot hoogleraar had aanvaard. Hij zag hierin Gods roeping, die hij wenste te volgen. Het grote wonder is dat de kerk de kerk van God is; dienaren maken de dienst niet uit. Het was hem een eer de stoel van zijn schoonvader te gaan bezetten. Hij hoopte de kerken niet te beschamen.
De praeses sprak namens de synode zijn dankbaarheid uit voor deze beslissing. Waar de Here leidt, gaat Hij mee. De Heilige Geest zalft zijn dienaren. Dat moge ook uw ervaring zijn. Opnieuw moest Utrecht-C een predikant afstaan aan de Hogeschool. De vacature worde spoedig vervuld.
De president-curator, ds. K.J. Velema, sprak hierna zijn vreugde er over uit dat binnenkort dr. Van 't Spijker toegevoegd zal worden aan het corpus docentium. U zult zich bezig moeten houden met twee boeken: het grote boek van de historie en het dunne boek van de Kerkorde. U zult in aanraking komen met allerlei moeilijkheden. De Here stelle u tot zegen in het belang van de kerken. Hartelijk hopen we dat u een goede plaats zult innemen aan de Hogeschool. Er wordt naar Apeldoorn gekeken. Het is van belang dat er gesproken wordt met anderen vanuit Schrift en belijdenis.
De rector, prof. dr. J. van Genderen, uitte eveneens zijn dankbaarheid voor de genomen beslissing. Prof. Hovius had een grote mate van vertrouwen. Dat moge ook uw deel zijn. Er zijn overeenkomsten tussen hem en u: beider vriendelijkheid is alle mensen bekend; ook u bent een man des vredes., We verheugen ons op de samenwerking. Ik weet namens de studenten te spreken als ik zeg dat ook zij ingenomen zijn met deze keus, hoewel zij geen inspraak hebben. We zien uit naar de dag van uw komst. De taak van prof. Hovius viel hem de laatste tijd zwaar. U moogt straks meehelpen aan de toerusting tot dienstbetoon.
Op verzoek van de praeses zong de synode dr. Van 't Spijker Psalm 17:3a en 4b toe.

Restanten
Hierna stelde de praeses opnieuw de zaak van de praktische vorming aan de orde, waarover boven reeds geschreven werd. Aan het eind van de behandeling van de zaken rond de Theol. Hogeschool merkte de praeses op dat de synode zeer goede aandacht heeft gegeven aan de Hogeschool. Zij heeft een plaats, die al groter en belangrijker wordt. De Here zegene de arbeid van hoogleraren en curatoren. Hij wilde speciaal denken aan de hoogbejaarde mevr. v.d. Meiden, die onlangs haar heup heeft gebroken. De synode besloot een bewijs van meeleven en een 'attentie te zenden.
Vervolgens werd het rapport van deputaten voor contact met de kerkjeugd afgewerkt. De penningmeester, br. S. de Vlieger te Zierikzee, gaf toelichting op enkele financiële vragen en het beleid van deputaten m.b.t. Tijdsein. De aanstelling van een tweede jeugdwerkleider zal mogelijk gemaakt worden door subsidie; maar een belangrijk gedeelte van de kosten zal toch ook betaald moeten worden door deputaten. Als er twee jeugdwerkleiders zijn is er ook de mogelijkheid van het aantrekken van een administratieve kracht.
Ds. G.J. Buijs vestigde aandacht op verontrustende verschijnselen. Er zijn symptomen dat de C.G.S. afglijdt naar de nieuwe theologie. Er worden soms adviezen gegeven door het Bastion, die niet goed zijn. Kerkeraden moeten toezicht houden op de jeugd. Het wordt door verkeerde leiding wel eens moeilijk gemaakt.
Ds. P. Roos meende dat Tijdsein een kleine plaats had in de kerken. Hij dacht dat de inhoud van dit blad oorzaak is van het feit dat er zo weinig abonnees zijn. Waarom is het vaak zo negatief in dit blad? Dit alles mag de aandacht hebben van deputaten.
Ds. T. Harder antwoordde als secretaris van deputaten dat het met de belangstelling voor Tijdsein nog wel meeviel, gegeven het ledental van de verenigingen. Deputaten zijn geen commissie van censuur.
De voorzitter van deputaten, ds. P. op den Velde, zei in antwoord op een vraag om materiaal toe te zenden aan de kerkeraden: mag er niet verwacht worden dat de kerkeraden zich op de hoogste stellen van wat er omgaat in de jeugdvereniging? Deputaten hebben in al hun arbeid steeds „heel Israël", heel de kerk op het oog.
De volgende voorstellen van de commissie werden aanvaard: er is bij de kerkeraden op aan te dringen een jeugdouderling te benoemen, voor zover dit nog niet is gebeurd; deputaten op te dragen zich nader te bezinnen op de aard en de inhoud van de „kerkelijke begeleiding" mede in het licht van het door deputaten gesignaleerde „levensgrote gevaar van verkerkelijking"; bijzondere aandacht te vragen van deputaten voor de zorg aan de ongeorganiseerde jeugd en daarover de kerkeraden te informeren en adviseren.
Ook voor deze tak van arbeid toonde de synode veel belangstelling, zoals de praeses zei bij afsluiting van behandeling.

Kerkbouwaangelegenheden
De kerkbouwaangelegenheden vroegen hierna de aandacht van de synode. Er waren twee instructies ingediend, terwijl uiteraard ook een rapport van deputaten op tafel lag.
Zowel de particuliere synode van het oosten als die van het westen zonden instructies.
Die van het Oosten nemen we hier over. Die van het Westen ging in dezelfde richting.
„De P.S. van het Oosten verzoekt de Generale Synode in overweging te nemen in de instructie voor Deputaten Kerkbouwaangelegenheden wijzigingen aan te brengen op grond van de navolgende motieven:
1. het aanhouden van een belangrijk fonds leidt bij de doorgaande geldontwaarding tot belangrijke reële vermogensverliezen;
2. het oorspronkelijke stamkapitaal brengt een lage rente op, terwijl de betreffende kerken tegen een hoge rente elders moeten lenen;
3. behalve het verlies door geldontwaarding treedt, bij het aanhouden van een belangrijk stamkapitaal, ook een vermogensverlies op doordat bij stijgende rentevoet de koersen van de obligaties, waarin de gelden zijn belegd teruglopen;
4. de genoemde factoren beïnvloeden sterk negatief de offerzin; er ontstaan licht weerstanden tegen fondsvorming en men ervaart het geven aan een fonds als minder „direct", waardoor het appèl grotendeels wegvalt."
Het deputatenrapport gaf een overzicht van de werkzaamheden; het beoordelen van gevallen en het verstrekken van bouwkundig en financieel advies; het toezeggen van fin. steun voor de verwerving, bouw, verbouwing of restauratie van een kerkgebouw; het beoordelen van de fin. verslagen en de uitkering van steunbedragen; het verstrekken van een kortlopende renteloze lening; het verstrekken van inlichtingen.
De commissie, die deze zaken had te beoordelen merkte op m.b.t. de instructies:
„— Beide instructies geven blijk van een in de kerken bestaande onzekerheid of onbehagen met betrekking tot het F.S.K., zulks naar het oordeel van uw commissie als gevolg van onvoldoende inzicht in de taak, de richtlijnen en de werkwijze van deputaten. Daarom ware hun te verzoeken hierover b.v. via „De Wekker", informatie te geven.
— Beide instructies met toelichtingen vermelden het begrip stamkapitaal (d.i. een kapitaal dat in stand gehouden wordt en waarvan slechts de opbrengsten mogen worden besteed), zulks naar het oordeel van de commissie ten onrechte, omdat deputaten geen opdracht hebben een kapitaal in stand te houden.
Beide instructies wijzen op de geldontwaarding.
Erkend moet worden dat waardedaling optreedt bij de in de kerken gebruikelijke en door deputaten voor financiële zaken geadviseerde niet-speculatieve beleggingen. Daartegenover staat evenwel dat de eveneens in guldens uitgedrukte en dus ook aan waardedaling onderhevige schuld van deputaten hun bezit overtreft. Bovendien kan worden opgemerkt dat de schuld van deputaten voor een aanzienlijk deel een schuld op termijn is, zodat het in de administratie opgenomen koersverlies slechts zeer ten dele werkelijk zal behoeven te worden geleden omdat de uitloting der obligaties kan worden afgewacht."
De brs. G.G. van Wijngaarden, J. van Ledden, A. Hilbers, F. de Ronde, K. Geleijnse maakten verschillende opmerkingen. De rapporteur, br. W. Huizer, behoefde slechts weinig te zeggen, omdat de voorzitter van deputaten, br. A. de Geus, de meeste vragen had te beantwoorden. Hij voelde ervoor dat niet meer gesproken werd over stamkapitaal, maar over garantiekapitaal: dan is de schrik niet zo groot. In de instructie van het Oosten wordt geen weg aangewezen. T.a.v. incidentele gevallen gaf br. de Geus een afdoende verklaring., Deputaten hebben veel mondelinge contacten met de kerkeraden. Uiteraard wordt de post onkosten hierdoor verhoogd.
De voorstellen van de commissie werden aangenomen. Naast de goedkeuring van het beleid besloot de synode deputaten te verzoeken meer informatie over hun werk en werkwijze aan de kerken te geven. De instructies van het Oosten en Westen werden niet aanvaard.
De morgenvergadering was hiermee ten einde. Ds. G. Bilkes sloot met gebed.

Hoge Overheid
Bij het begin van de middagvergadering op woensdag 15 september werd gezongen Ps. 80:9 en 11 en gelezen Efeze 4:1-6.
Het rapport deputaten Correspondentie Hoge Overheid kwam opnieuw in behandeling in verband met de resterende zaak van het getuigenis.
Op verzoek van de praeses gaf .prof. dr. W.H. Velema prae-advies. Hij meende dat er plaats is voor een getuigenis als bepaalde zonden in het volksleven niet meer als zonde gezien worden: sex als consumptieartikel; promiscuïteit; homofilie; beëindiging van het ongeboren leven. Dan is het een recht en plicht van de kerk om de Overheid daar op te wijzen. Daarnaast zou te overwegen zijn pastorale overwegingen ten dienste van eigen kerkleden te geven als begeleiding bij het getuigenis naar buiten.
Verschillende broeders voerden over deze zaak het woord.
Ds. J. Kievit meende dat de kerk aan de chr. pol. partijen moet schrijven.
Ds. J.P. Geels had in de chr. pol. partijen niet zoveel fiducie. Wanneer de kerk nu niet protesteert of profeteert — wanneer dan wel? Alleen S.G.P. en G.P.V. zouden willen luisteren. Hij vroeg aandacht voor de E.O. en het blad Koers, die beide op eigen wijze een goed geluid geven. Over beide wordt teveel gezwegen in onze kerken.
Ook de broeders J. Brons, D. Koole, J. van Ledden, M.C. Tanis, A. Hilbers, K.J. Velema gaven een korte bijdrage in de discussie. Het belangrijkste punt was: moet dit getuigenis naar de chr. pol. partijen of naar de Overheid? Naar de overheid met afschrift aan de chr. pol. partijen? En: weten we goed wat we moeten schrijven?
Na prae-advies van de hoogleraren Van Genderen en Versteeg werd de zaak verwezen naar de commissie, die zich zowel over het adres als de inhoud zal bezinnen. Een jurist en de hoogleraar in de ethiek kunnen door de commissie worden toegevoegd om van advies te dienen.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1971

De Wekker | 8 Pagina's

De generale synode van Rotterdam (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1971

De Wekker | 8 Pagina's