Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aangepaste theologie (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aangepaste theologie (1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder deze titel schreef prof. Velema een boek, waarin hij een analyse en een bestrijding geeft van de theologie van prof. Kuitert. Reeds te lang liet een bespreking van dit boek in „De Wekker" op zich wachten. We bieden daarvoor de auteur onze verontschuldigingen aan. Het boek heeft recht op belangstelling. Het is verheugend, dat het die belangstelling ook van vele kanten ontvangt.
Het lijkt goed een indruk te geven van de inhoud van het boek, voordat we enkele eigen opmerkingen maken.
De bedoeling van prof. Velema is de innerlijke samenhang en de konsekwentie van de ontwikkeling van de theologie van prof. Kuitert te laten zien. Hij deed dat - zoals hij zelf verklaart - daartoe geprikkeld door een opmerking van prof. Ridderbos uit Kampen, dat er bij prof. Kuitert „een hele theologie" achter steekt. Die theologie uit de verf te laten komen: Dáár gaat het om.
Het eerste hoofdstuk draagt een sterk inleidend karakter. De theologie van prof. Kuitert wordt getekend als staande „midden in de veranderingen". Die veranderingen worden door hem niet koel en zakelijk geregistreerd. Ze worden door hem evenmin betreurd. Ze worden door hem als een uitdaging aanvaard. Het is de grote zorg van prof. Kuitert, dat de theologie het kontakt met de eigen tijd verliest. Voor het aanvaarden van de uitdaging van de veranderingen is een ruimte, gebaseerd op vertrouwen, noodzakelijk. De ruimte, die prof. Kuitert voor zijn theologie vraagt, blijkt primair de ruimte te zijn, waarbinnen de subjektiviteit van de mens tot zijn recht kan komen. In de gereformeerde theologie uit het verleden, kreeg de mens niet die plaats, die hem toekwam. Prof. Kuitert wil in zijn theologie ruimte scheppen voor de mens. Dit brengt hem tot een bepáálde visie op de Heilige Schrift. Het vragen van ruimte voor de mens brengt met zich mee, dat het bij het verstaan van de Heilige Schrift maar niet gaat om het verstaan van een tekst uit het verleden, maar om de betekenis van de tekst voor de mens van vandaag. De mens zelf is een faktor in het „verstaansproces". Opmerkelijk is, dat deze wijze van benadering van de Heilige Schrift prof. Kuitert tot een belangrijke gesprekspartner voor de rooms-katholieke theologie maakt. Het meest fundamentele hoofdstuk is het tweede hoofdstuk. De volgende hoofdstukken geven de uitwerking van wat in dit tweede hoofdstuk gezegd wordt. Het tweede hoofdstuk handelt over „de leer van God" en analyseert het verstaan van prof. Kuitert van wat de Schrift zegt omtrent God. Reeds in zijn eerste belangrijke theologische publikatie - zijn dissertatie - ging prof. Kuitert diepgaand in op het spreken van de Schrift omtrent God. De Schrift spreekt op een sterk mensvormige wijze over God. Zo spreekt, zij bijvoorbeeld over Gods ogen en Gods hand, over Gods plannen en Gods gevoelens. In de klassieke gereformeerde theologie werd alles wat van God in de Schrift op mensvormige wijze gezegd werd, van het bijbelse Godsbeeld afgetrokken. Men stelde, dat dit een oneigenlijk spreken over God was. Prof. Kuitert wil hiervan niets weten. Volgens hem mogen de „lichamelijke" trekken van het bijbelse Godsbeeld niet worden weggedacht. Hij komt hiertoe met een zeer bepaalde bedoeling. Naar zijn gedachte betekent een wegdenken van de lichamelijke trekken van het bijbelse Godsbeeld het aanbrengen van een scheiding tussen het wezen en de openbaring van God en een dergelijke scheiding kan en mag niet worden aangebracht. Er is een identiteit tussen het wezen en de openbaring van God. Nooit is over God-in-Zichzelf, afgedacht van zijn Zelfopenbaring aan de mens, te spreken.
Hiermee hangt een uitermate belangrijke zaak samen. Omdat het wezen van God samenvalt met de openbaring van God, is te zeggen, dat het wezen van God bepaald wordt door het Bondgenoot-zijn van God. God openbaart zich, volgens prof. Kuitert, nl. niet anders dan als de Bondgenoot van de mens. God als de Bondgenoot is de ware God. Met deze gedachte van het Bondgenoot-zijn van God is alle nadruk gelegd op het omgaan van God met de mens. De God van de Bijbel is de God, die als Bondgenoot handelt. Bij God als de Bondgenoot-God behoort nu ook de lichamelijkheid.
Wanneer het wezen van God bepaald is door zijn bondgenoot-zijn, betekent dit, dat het zijn van God niet te denken is zonder het zijn van de mens. Een bondgenoot kan niet zonder partner. Zo kan God als de Bondgenoot-God niet zonder de mens als verbondspartner. Hier komt prof. Velema tot zijn centrale vragen aan het adres van prof. Kuitert. Als het zijn van God het zijn van de mens veronderstelt, is het zijn van de mens dan niet wezenlijk voor het zijn van God? Men kan stellen, dat de mens - als schepsel - zonder God niet denkbaar is, maar mag men de stelling ook omkeren door te zeggen, dat God - als Bondgenoot-God - zonder de mens niet denkbaar is? Ontbrak er aan het zijn van God vóór de schepping iets, omdat Hij toen de mens als partner nog niet naast Zich had?
Bij deze vragen zet tegelijk ook de kritiek van prof. Velema in. Hij verwijt prof Kuitert, dat de schepping bij hem in funktie komt te staan van het Bondgenoot-zijn. Het Schepper-zijn is „slechts" een aspekt van het Bondgenoot-zijn. De volgorde van Genesis en Exodus mag evenwel, volgens prof. Velema - in navolging van prof. Van der Woude uit Groningen - niet omgekeerd worden. Wie de volgorde van de bijbelboeken tot zijn recht laat komen, moet zeggen God schept én Hij verlost. Eerst schept Hij en daarna verlost Hij. Wanneer prof. Kuitert het zijn van God laat opgaan in zijn Bondgenoot-zijn, brengt hij een geweldige beperking aan in het bijbelse spreken over God. De vraag, die prof. Velema daaraan verbindt, is de vraag, of God de vrijheid mag hebben om als Schepper met ons in een verbondsrelatie te treden, zonder dat zijn wezen tot deze relatie beperkt wordt of daarin opgaat. Hier staat de vrijheid, het Zichzelf genoegzaam zijn van God op het spel. Het zijn heel wat Schriftgegevens, waarop prof. Velema zich in dit verband beroept. In de Bijbel wordt over God als de soevereine gesproken, die Zichzelf de eerste en- de laatste noemt (Jes. 41,4; 44,6; 48,12; Op. 1,8). Een belangrijk woord is ook Op. 4,11, waar we lezen, dat God alles geschapen heeft en dat alles om zijn wil er was en geschapen werd. Als over de soevereine God, verheven boven zijn schepsel, wordt over God ook gesproken in Ps. 90,2.
In de leer over God ziet prof. Velema - ik dacht terecht - de beslissing vallen. Hier ligt, volgens hem, de wissel, waarover het denken van prof. Kuitert ontspoort. In een volgend artikel willen we zien, welke konsekwenties het uitgangspunt van prof. Kuitert heeft naar de analyse van prof. Velema.

J.P. Versteeg

*) N.a.v. dr. W.H. Velema, Aangepaste theologie (Ichthusreeks, 2). Amsterdam 1971. Uitgave Buijten en Schipperheijn. Prijs ƒ 10,—.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1971

De Wekker | 8 Pagina's

Aangepaste theologie (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1971

De Wekker | 8 Pagina's