Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Generale Synode van Rotterdam (12)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Generale Synode van Rotterdam (12)

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geestelijke verzorging zeevarenden
De assessor stelde het rapport van deputaten voor de geestelijke verzorging van zeevarenden aan de orde. Uiteraard kreeg het feit dat deze deputaten sinds de vorige synode de geestelijke verzorging daadwerkelijk ter hand konden nemen door in samenwerking met Amsterdam-West een beroep uit te brengen op ds. J. Manni in dit rapport alle aandacht. In hun rapport gaven zij de volgende verantwoording:

De G.S. van Hilversum 1968/69 stelde de instructie voor deputaten vast en sprak uit, dat het de taak van deputaten is „contact te onderhouden en zo mogelijk samen te werken met andere kerken of instanties, die op één of andere wijze de geestelijke verzorging van zeevarenden ter hand hebben genomen". (Acta art. 204, instructie 7 - 3d).
Gesteund door deze instructie hebben deputaten het verzoek van de Nederlandse Zeemanscentrale een Chr. Geref. predikant in te zetten voor het werk van de geestelijke verzorging van zeevarenden te Hamburg en het daarmee gepaard gaande aanbod 13000 gulden subsidie daarvoor beschikbaar te stellen, aangegrepen. Deputaten hebben gemeend zodoende te handelen in de geest van de instructie, die in art. 8 zegt:
„deputaten te machtigen tot de eerstvolgende Generale Synode, wanneer de arbeid dit noodzakelijk maakt, de kerken hoogstens eenmaal per jaar een collecte te vragen".
Op 14 februari 1971 is van de kerken deze collecte gevraagd.
Deputaten namen contact op met ds. J. Manni van Boskoop. Hij werd bereid gevonden in Hamburg te arbeiden als koopvaardijpredikant. Op 2 februari 1971 werd hij in de Chr. Geref. Kerk te Amsterdam-West bevestigd door ds. J.P. Geels, waarna hij zijn intree deed in de gemeente, die hem beroepen had voor de bijzondere opdracht.
De commissie van rapport kon in het algemeen het beleid van deputaten wel onderschrijven, al werd ook de volgende critische opmerking gemaakt:

Uw commissie blijft 't echter in het algemeen een moeilijk te verwerken zaak vinden, dat voor allerlei speciale arbeid een predikant aan de actieve dienst in onze kerken wordt onttrokken, en in 't bijzonder bestaan in dit geval bij haar grote reserves t.a.v. de directe noodzaak om voor dit werk een predikant te beroepen; is hier ook de mogelijkheid overwogen van het aanstellen van een soort „huisvader", zoals bij de christelijke Militaire Tehuizen het geval is? Ook is bij Uw commissie de vraag gerezen, of Hamburg wel de meest gelukkige en juiste keus is geweest.

Aan de bespreking over deze zaak namen de brs. de Geus, Brienen, Buijs, Baars, v. Vulpen, Geleijnse en Douglas deel. Zij stelden enkele critische vragen. O.a. werd gevraagd waarom deze predikant werd aangetrokken? Hebben deputaten formeel wel juist gehandeld door een predikant te beroepen, die nog geen drie jaar in zijn eerste gemeente stond?
De rapporteur, ds. D. Biesma jr, gaf enige inlichtingen.
De voorzitter van deputaten, ds. J.P. Geels, verheugde zich over de belangstelling, die deze zaak heeft. Die belangstelling is niet altijd even groot geweest. We hebben hier een machtige kans om het Evangelie uit te dragen. Hij herinnerde aan het besluit van 1968, dat deputaten opening gaf om, als de gelegenheid zich voordeed, te komen tot het beroepen van een predikant. Die gelegenheid deed zich voor dank zij de Nederlandse Zeemanscentrale. Ds. Manni heeft een nautische opleiding gehad aan de Zeevaartschool en is voor dit werk geschikt. De arbeid in Hamburg wordt gezegend. Het bezoek aan het Zeemanshuis, De Top, is zeer vooruitgegaan. Het huis is gunstig gelegen. Hamburg is een geschikte plaats voor dit werk. Niet in Rotterdam, maar hier is wat op te vangen. Ds. Manni is geen directeur-predikant, maar predikant-directeur van dit Zeemanshuis. Hij kan tegelijk werk doen onder de Nederlandse gemeenschap in Hamburg. Er zijn nog resten over van de arbeid, die ds. M. Boertien destijds verricht heeft.
De voorstellen van de commissie werden hierna aanvaard. Aan deputaten werd dank gebracht voor de door hen verrichte arbeid. De bijdrage van de kerken werd in een latere vergadering vastgesteld op 40 ct. per lid/dooplid.

Kleingoed
Nadat de synode de zaak van het gastlidmaatschap had behandeld - het verslag daarvan gaven we vorige week reeds - hield de synode zich op deze dinsdagavond bezig met de instructie van de nieuw te benoemen deputaten voor „Kerk en Onderwijs", alsmede met de instructie voor de zendingssecretaris. Deze laatste instructie werd nog weer teruggewezen om in gewijzigde vorm op een van de volgende dagen te worden aangenomen. Hierna ging de synode in comité om te bespreken over de antwoord-brief aan de Geref. Kerken (vrijgemaakt) welke brief teruggewezen werd naar de commissie en donderdagavond in definitieve vorm werd vastgesteld, maar uiteraard niet gepubliceerd wordt voor deze verzonden is naar het betrokken adres.
Om ruim 8.00 uur sloot de assessor deze eerste dag nadat prof. dr. B.J. Oosterhoff in dankzegging was voorgegaan.

Woensdag 5 januari
Op woensdagmorgen 5 januari werd de vergadering door de assessor geopend. We zongen Ps. 93: 1 en 4 en luisterden naar Psalm 93.
Na gehouden appèl ging de synode direct in comité om verschillende bezwaarschriften te bespreken. Het is goed dat er de mogelijkheid is dat bezwaarde leden zich kunnen beroepen op de breedste vergadering der kerken. Overigens wordt een synode door dergelijke bezwaarschriften geconfronteerd met de diep menselijke kant van het kerkelijke leven.
's Middags om 3.00 uur werd de vergadering weer openbaar en kwam een belangrijk punt aan de orde:

De Psalmberijming
De betrokken deputaten hadden een uitvoerig rapport ingediend. Eerst rapporteerden zij over de opdracht „te onderzoeken of de kerken een uitspraak moeten doen ten aanzien van de psalmberijming die moet worden gebruikt." De samenvattingen en conclusies geven we hier weer:

Samenvattingen:
1. Wezel 1568, Dordrecht 1574 en Dordrecht 1578 kozen voor de berijming van Datheen,
2. Middelburg 1581, 's-Gravenhage 1568 deden geen uitspraak over de psalmberijming die gebruikt moet worden, hoewel men duidelijk voorkeur had voor die van Marnix.
3. Ook Dordrecht 1618-1619 beperkte zich opzettelijk tot de uitspraak, dat in de kerken alleen de 150 psalmen gezongen worden, daar de kerkleden de berijming van Datheen „gecanoniseerd" hadden.
4. De berijming van 1773 is door de overheid aan de kerk opgelegd en derhalve een „staatscreatuur".
5. Nooit heeft de kerklijke vergadering een onderzoek ingesteld naar de betrouwbaarheid van enige psalmberijming.
6. Hoewel men nog in 1840 een keuze had tussen twee berijmingen, heeft men geen bepaalde berijming dwingend voorgeschreven.

B. Conclusie
Deputaten overwegend dat
1. de kerken voorheen nimmer een onderzoek hebben ingesteld naar de betrouwbaarheid van enige psalmberijming;
2. de kerken na 1581 nimmer een keuze hebben gedaan voor enige psalmberijming;
3. de kerken sindsdien de keuze hebben overgelaten aan de plaatselijke gemeente;
zijn van mening, dat de kerken om dezelfde historische redenen geen uitspraak moeten doen ten aanzien van de psalmberijming die moet worden gebruikt.

Het oordeel van deputaten over de nieuwe berijming is: in het algemeen betrouwbaar en bruikbaar.
Diverse kerkeraden zonden opmerkingen op grond van dit advies. Deputaten deelden mee dat bij niet weinige kerkeraden onoverkomenlijke bezwaren blijken te bestaan zelfs tegen een vrijgeven van de nieuwe psalmberijming. Hun hoofdmotieven zijn:
1. de nieuwe berijming ademt de geest van de tijd;
2. de nieuwe berijming is niet duidelijk beter dan de oude;
3. de onrust en verwijdering worden groter wat niet in overeenstemming is met artikel 32 N.G.B.;
4. het televisieoptreden van ds. Jan Wit op zondag 26 januari 1969.

Deputaten verzonden daarop een nieuwe nota aan de kerkeraden. Enkele zaken werden onderstreept. We noteren uit dat gedeelte van het rapport, destijds ook aan de kerkeraden gezonden:
1. De nieuwe psalmberijming is niet volmaakt. De vraag kan echter gesteld worden of we de rijkdom van de Psalmen ooit in een berijming kunnen samenvatten. Deze vraag kan gerust ontkennend beantwoord worden. Dit geldt zowel voor de nieuwe- als voor de oude berijming.
2. In elke berijming blijven er gedeelten uit de Psalmen onberijmd. Soms moeten woorden in verband met rijm of melodie op een andere wijze tot uitdrukking worden gebracht.
3. Het onderzoek van de nieuwe berijming concentreerde zich op haar schriftuurlijkheid, die immers allereerste eis is. Deputaten menen, dat de nieuwe berijming schriftuurlijk verantwoord is.
4. Nooit heeft de kerk een opdracht gegeven om een dergelijk onderzoek als thans door deputaten verricht, in te stellen bij de oude berijming.
5. Bezien wij de oude berijming, dan blijkt zij zich uiteraard in de taal van 1773 uit te drukken. In verschillende opzichten is de stijlvorm en woordkeus na 200 jaren anders geworden. Theologisch zijn er eveneens bezwaren in te brengen.
In hun vorig schrijven wezen deputaten op allerlei benamingen voor God en beschrijvingen van deugdzaamheid, die duidelijk herinneren aan een onjuiste theologie van de 18e eeuw, waarin God, deugd en onsterfelijkheid de godsdienst uitmaakten. Tevens is het onmiskenbaar, dat de opvulsels in de oude berijming veel talrijker zijn dan in de nieuwe. Van harte onderstrepen deputaten dat er in de oude berijming vele gedeelten staan, die bekend en geliefd geworden zijn en die men terecht zou willen behouden.

Verder deelden deputaten mee dat een uitgave van een psalmbundel waarin meerdere berijmingen van een psalm zijn opgenomen, voorshands onmogelijk is.
Commissie V, die over dit rapport had te oordelen, moest mededelen dat zij slechts gedeeltelijk tot overeenstemming kon komen.
Een gedeelte van de commissie - rapporteur ds. J. de Jong - stemde in met het oordeel van deputaten en trok de volgende conclusies:
Het uitgangspunt van dep. t.a.v. het messiaans element is juist.
De concl. in het „algemeen betrouwbaar en bruikbaar" is eveneens juist.
Er is niet voldoende grond om de N.B. als onbetrouwbaar te kwalificeren.
De historie van de reformatorische kerken noopt niet tot het doen van een uitspraak, eerder tot grote terughoudendheid daaromtrent. De kerken legden nimmer een binding op!
Het is onmogelijk om zonder gelijkgericht onderzoek een vergelijkende uitspraak te doen omtrent de betrouwbaarheid van de oude en nieuwe Berijming.
Als de onschriftuurlijkheid niet overtuigend is aangetoond, dient de zelfstandigheid en de verantwoordelijkheid van de plaatselijke kerk t.a.v. het gebruik van een berijming te worden gehonoreerd en gerespecteerd.
Gevoelswaarde verkrijgt een berijming slechts door langdurig zingen daarvan.
Het andere deel van de commissie - rapporteur ds. J. Kievit - had een bijzonder breed rapport ingediend. Vele psalmen waren onderzocht; oude en nieuwe berijming met elkaar vergeleken. Vele critische opmerkingen werden in dit rapport gemaakt. De conclusies van dit deel van de commissie waren:
De deputaten hebben de opdracht van de generale synode 1968/69 vervuld, maar niet voldoende concreet in hun rapport weergegeven.
Uit het deputatenrapport met bijlagen I en II blijkt niet dat de N.B. betrouwbaar is;
met inachtneming van de in dit rapport genoemde gegevens is het zelfs niet verantwoord uit te spreken dat de N.B. niet onbetrouwbaar is;
in de N.B. is ten onrechte de heilshistorische vervulling in Christus van Gods openbaring in de psalmen niet verdisconteerd;
in de N.B. komt herhaaldelijk een taalgebruik voor dat niet meer aanspreekt.
Deze commissieleden stelden dan ook voor de berijming I.S.P. niet te gebruiken voor het zingen in de eredienst in de Chr. Geref. Kerken.
Op woensdagmiddag 3 uur begon de bespreking over dit onderwerp, die tot 6 uur duurde.
Ds. K. Boersma opende de rij van de sprekers. Hij was van mening dat de nieuwe berijming een groot stuk werk is in een heel speciale stijl, die vrij snel in onbruik zal geraken. De nieuwe psalmberijming zal geen 200 jaar meegaan als die van 1773. Wij leven snel.
Ds. J. Brons meende dat het niet in de lijn van de historie ligt geen uitspraak te doen over het gebruik van een psalmberijming. Aanvankelijk stond hij welwillend tegenover de nieuwe berijming. Maar door nadere bestudering is deze houding veranderd. Op vijf punten leverde hij critiek: de wijze, waarop over God wordt gesproken (God is de Bondgenoot); de tendens van de algemene verzoening; het leven na de dood wordt diesseitig voorgesteld; het christologische element komt niet tot z'n recht; vele uitdrukkingen zijn in strijd met de waarachtige geloofsbeleving. Halen we het paard van Troje niet binnen als we deze berijming gaan zingen?
Ds. M.C. Tanis sprak in dezelfde geest. Hij drong er op aan deze berijming niet te aanvaarden. Zij betekent geen verrijking, maar verarming voor de gemeente. De subjectiviteit van de beleving schiet beslist tekort. Ook hij wees op het feit dat wij de relatie met het Oude Testament hebben door Christus.
Oud. Baars wees op de schuttingtaal die een van de berijmers gebruikte. De Afgescheiden kerk in 1836 wees er op dat de berijmers mannen moesten zijn gedreven door de Heilige Geest. Hij pleitte voor eenheid in het psalmgezang.
Ds. J.H. Velema wees er op dat de zaak van de nieuwe psalmberijming veel gevoeliger ligt dan de zaak van de Nieuwe Vertaling. We hebben hier te doen met de reflexie van de Openbaring. Verder betreurde hij het dat deze zaak in een bepaalde dwang-sfeer wordt getrokken.
Dwang van de kant van de gemeente: als dit niet wordt aangenomen, hebben wij als kerken de boot gemist; als dit wordt aangenomen, is dit de druppel, die de emmer doet overlopen en vertrekken we. Dwang ook van de kant van de school; de school schrijft de kerk de wet voor. Dwang ook in dit opzicht: bezwaren, die er in 1962 waren worden tot zwijgen gebracht en we moeten deze nieuwe berijming aanvaarden. Hij was overtuigd van de wenselijkheid van een nieuwe psalmberijming. Maar of deze berijming een verbetering is in vergelijking met de bestaande, waagde hij te betwijfelen. De taal, die hier gebruikt wordt, is die van de middenorthodoxie. Zij betekent verarming, verschraling, vervlakking.
Ds. J. Vogel wilde deze zaak overlaten aan de vrijheid van de plaatselijke kerken. De bezwaren moeten we niet overtrekken. Als we een dergelijk onderzoek zouden instellen m.b.t. 1773 zouden ook vele feilen openbaar komen. Er zijn bezwaren tegen een bepaalde dichter, maar weten wij wie de berijming van 1773 hebben gedicht. In dit verband citeerde hij een artikel, destijds in ons blad verschenen over de berijmers van 1773. Wil de rapporteur Kievit 1773 bindend verklaren? Hoe moeten we dan tot een Psalter komen? We móeten oog hebben voor de realiteit. Deze berijming zal die van de komende generatie zijn. Wat de dwang betreft - 1773 was een staatscreatuur.
Oud. G.E. van Nee sloot zich aan bij de opmerkingen van ds. Vogel over de school. Men is te weinig ingegaan op de zingbaarheid van de psalmen. Er is ook kritiek te maken op de oude berijming. Persoonlijk zong hij liever de oude berijming, maar we groeien hier naar toe en moeten hier oog voor hebben.
Oud. J. van Ledden noemde het oordeel van deputaten onvoldoende gegrond. Er is in de nieuwe berijming nonchalant omgesprongen met bijbelse waarheden. Het is inderdaad een grote moeilijkheid dat deze berijming op de scholen wordt gezongen. Hier moeten we onze bezwaren maken. Als we onze pas door de scholen moeten laten regelen weten we niet waar we blijven.
Oud. D. Koole wilde nut en offer tegen elkaar afwegen. Is het nut van de nieuwe berijming zo groot dat het het offer waard is van allerlei moeilijkheden? Er leven twijfels. Graag zou ik daarom van deputaten weten: is de nieuwe berijming een verbetering, ja dan nee? Of is het fifty - fifty? Staat deze berijming dichter bij de Schrift dan de oude berijming?
Ds. M. Vlietstra wilde dat de synode wel een uitspraak zou doen. Men moet rekening houden met de situatie zoals die toen was. De chaos wordt vergroot, als we geen uitspraak doen. De nieuwe berijming is stellig geen vooruitgang. De berijming van 1773 geeft beter het bijbels geref. taaleigen weer dan de nieuwe-berijming.
Het woord was hierna aan rapporteur ds. J. de Jong. Hij stemde toe dat de nieuwe berijming snel in onbruik zal geraken. Maar na tien jaar vervangen we onze meubeltjes ook weer. Men moet geen berijming ijken. De geschiedenis van de Psalmberijming laat ons zien hoe voorzichtig synoden zijn geweest. De eenheid wordt niet bevorderd, als we geen uitspraak doen, is gezegd. De eenheid wordt ook niet bevorderd, als we wel een uitspraak doen. Vervolgens ging hij in op diverse critische opmerkingen m.b.t. tot verschillende psalmen. Als gezegd is: deze berijming is een verarming, dan doet u een vergelijkende uitspraak. De kerk moet zich niet binden. Best mogelijk dat we binnen 15 jaar een betere berijming hebben. Er is van dwang sprake, als we elkaar de ruimte niet meer geven om te zingen wat iedere kerkeraad beslist. De school kan een belangrijke functie hebben en ons goede diensten bewijzen. We hebben een grote verantwoordelijkheid t.a.v. ons eigen nageslacht. Het is van belang deze berijming zingend te gebruiken. Het maakt verschil of je een psalm voor de 25e of voor de eerste keer zingt.
Rapporteur ds. J. Kievit ging ook in op verschillende opmerkingen. De historische motivering voor het geen uitspraak doen geldt alleen na 1581 en staat niet los van de voorgaande historie. Je kunt nooit zeggen dat de kerk nooit een oordeel over een berijming heeft gegeven. Die gemeenten hebben voorbarig gehandeld, die de Nieuwe berijming zingen in de eredienst. De gemeente is de gemeente van nu en daarom kan zij de Oud Testamentische tekst alleen lezen met zicht op Christus. Daarom het bezwaar tegen het ontbreken van het messiaanse element in de nieuwe berijming.
De voorzitter van de commissie, ds. M.W. Nieuwenhuijze, vond het jammer dat de commissie niet met een eensgezind rapport kon komen. Maar op zeer broederlijke wijze is over het verschil van inzicht gesproken. Uit het betoog van ds. De Jong moet men niet afleiden dat de overige commissieleden zo sterk voor de nieuwe berijming zijn geporteerd. Het is niet de bedoeling de oude berijming in te ruilen voor de nieuwe. Maar wij mogen elkaar geen juk opleggen.
Tenslotte kwam de secretaris van deputaten, ds. H. van der Schaaf, aan het woord. Hij betreurde dat de commissie geen contact met deputaten had opgenomen. Deputaten hadden geen opdracht oude en nieuwe berijming met elkaar te vergelijken. De oude berijming heeft nu een heel andere presentatie dan in 1773. Toen waren er grote bezwaren tegen deze berijming. Ze heeft nu een bepaald aroma gekregen. Vervolgens ging hij in op allerlei critische opmerkingen op het werk van deputaten, zoals die voorkomen in beide rapporten.
De vergadering werd hierna gesloten. Prof. Velema dankte op verzoek van de assessor.

De bespreking werd de volgende dag, donderdagmiddag 6 januari, voortgezet. Het woord was toen eerst aan de prae-adviseurs. Prof. dr. B.J. Oosterhoff was van mening dat er nogal zwaar geschut tegen de nieuwe berijming in stelling is gebracht. Maar men leest dan wel erg subjectief. Waarom denkt men bij het woord bondgenoot direct aan de interpretatie, die prof. Kuitert hiervan gaf? Men kan dit ook heel schriftuurlijk uitleggen. Horizontalistisch? Maar het Oude Testament is bijzonder gericht op de mens in het heden en op deze wereld. De gerechtigheid Gods in het Oude Testament is een aktuele zaak voor vandaag. De nieuwe berijming is zeker niet volmaakt, maar er zijn prachtige voorbeelden. Hij noemde ps. 92:3 en dan de berijming van ps. 32: zo evangelisch, zo bijbels, zo gereformeerd als maar mogelijk is. De taal van de oude berijming spreekt niet meer aan. Wat betekent in ps. 43: daar mij uw gunst verbeidt en waar denken de jongeren aan als we zingen in ps. 36 over een volle beek van wellust? We zullen met beleid de nieuwe berijming moeten gaan proberen.
Prof. dr. J.P. Versteeg ging nader in op de opmerkingen over het messiaanse element. Hij vond dat hier een geweldige willekeur is in de uitleg. Van de pogingen van het comité Haarlem is niets te verwachten. We krijgen dan een berijming, die niet gekend en niet geleerd wordt en daar heeft niemand enige behoefte aan. U moet u realiseren dat afwijzing nogal wat impliceert. De kerkorde geeft geen voorschrift. Als u dit afwijst, dan moet u ook een bepaalde berijming aanvaarden. Niet overtuigend is aangewezen dat deze berijming tegen de Schrift ingaat en het Schriftwoord verkracht. Het is een berijming, die duidelijk bij het Schriftwoord aansluit.
Vervolgens gaf de assessor een tweede ronde, waarin gelegenheid was voor het indienen van voorstellen.
Ds. J.H. Velema maakte hiervan gebruik en diende een voorstel in, dat een compromis beoogde tussen de voorstellen van de commissie. Zijn voorstel bedoelde uit te spreken dat het niet raadzaam is tot een definitieve invoering van de nieuwe psalmberijming over te gaan.
Verschillende broeders opperden bezwaren tegen dit voorstel en waren van mening dat men geen compromis moet aanvaarden. Het is of het ene of het andere voorstel van de commissie.
De indiener van het voorstel kreeg gelegenheid om zijn voorstel te verdedigen. Hij zei er van overtuigd te zijn dat de genoemde bezwaren zouden komen. Maar hij wilde staan in de werkelijkheid van het kerkelijke leven; enerzijds oog hebben voor wat gegroeid was maar ook van mening dat enige leiding moet gegeven worden.
Prof. Velema meende dat het niet verstandig was met het oog op het beleid t.a.v. de gemeente geen uitspraak te doen. Hij had bezwaren tegen het woordgebruik in de nieuwe psalmberijming. Zijn advies ging in de richting van het voorstel uit de synode gedaan.
Prof. Van Genderen gaf desgevraagd prae-advies. Hij zag ook bezwaren en meende dat sterke nadruk moest vallen op het voorstel van de commissie uit te spreken dat het gebruik van een psalmberijming met wijsheid dient te geschieden. Hij pleitte voor de instelling van een deputaatschap voor advies voor de psalmberijming.
De voorstellen werden hierna in stemming gegeven. D.w.z. eerst was voorstel A aan de orde. Algemeen werd ingestemd met deze wijze van stemmen. Eerst A; dan B; dan voorstel-Velema.
In voorstel A ging het om deze zin „geen uitspraak te doen t.a.v. de psalmberijming die moet worden gebruikt".
Nadat bij zitten en opstaan gestemd was bleek dit voorstel te zijn aanvaard met 23 stemmen tegen en 27 stemmen voor. (Er waren die middag geen 52, maar 50 afgevaardigden).
Er ontstond enige verwarring toen een afgevaardigde verklaarde verkeerd te hebben gestemd per vergissing.
Uit de synode kwam toen het voorstel opnieuw te stemmen. Maar dit werd verworpen. De stemming was wettig geweest. Er gebeurt niets bij geval. Door aanname van voorstel kwamen de andere voorstellen niet meer in stemming. De synode heeft dus geen uitspraak gedaan, t.a.v. de psalmberijming die moet worden gebruikt.
Het is niet juist om te zeggen dat de synode de nieuwe psalmberijming heeft vrij gegeven. Dat zou een positieve uitspraak betekenen en inhouden dat de synode toch een oordeel over een psalmberijming had uitgesproken. Dit heeft de synode niet gedaan. Maar deze uitspraak betekent practisch wel dat de kerkeraden de berijming kunnen laten zingen die zij willen. De verantwoordelijkheid van de kerkeraden wordt op deze wijze vergroot.
Het voorstel om te komen tot een psalter werd nadat voor- en tegenstanders aan het woord waren gekomen met 21 stemmen tegen verworpen.
De suggestie van prof. Van Genderen om een deputaatschap in te stellen voor advies t.a.v. de psalmberijming, als voorstel overgenomen door ds. J. de Jong, werd afgewezen. Slechts drie afgevaardigden voldeden hier voor.

Volgende week D.V. het slot van het synodeverslag.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1972

De Wekker | 8 Pagina's

Generale Synode van Rotterdam (12)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1972

De Wekker | 8 Pagina's