Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liturgische vragen (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liturgische vragen (4)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Welke vormen?
Betreffende de vormen in de eredienst, waarover wij in het voorgaande art. enkele algemene gedachten gaven, nog een paar opmerkingen.
Wij zagen hoe de verhouding in de kerkdienst deze was, dat God de Here zelf er handelend aanwezig wordt gezien, maar ook de gemeente zelf mag hier actief zijn. Het is vooral de Calvinistische Reformatie geweest, die de mondigheid van de gemeente weer heel duidelijk gesteld heeft en daarom het deelnemen van de gemeente aan de dienst de plaats gegeven heeft, die daaraan toekomt.
In de Middeleeuwse kerk was de dienst geheel een handeling van de priesters geworden. De gemeente woonde de dienst bij. Hoofdmoment daarin was de herhaling van het offer van Christus. Door de gemeente werd in de hoofddienst practisch niets gedaan. Zij had te aanvaarden, aan te zien en te ontvangen wat de kerk gaf, vooral in de sacramenten.
Daarbij was de liturgische taal het latijn, dat de gemeente niet verstond. Werd er nog „gepreekt" dan was het een opwekking tot deugdzaam leven.
De reformatie gaf, als gevolg van haar terugkeer tot de Schrift, de prediking weer de eerste plaats in de samenkomst der gemeente. De gemeente moet horen wie God de Here is en wat Hij voor haar wezen wil in Christus Jezus.
Het horen van de gemeente daarnaar is haar eerste activiteit. Dit horen is maar niet aanhoren of toehoren maar horen als een echte werkzaamheid van de geest, waarbij zij er om bidt dat de Geest Gods het Woord doet heersen over en in haar.
Deze prediking van het Woord blijft dan ook altijd het hoofdelement in de eredienst. Laat men dit hoofdelement los dan krijgt de dienst een geheel ander karakter.
Vanuit de dienst des Woords geeft de prediker als liturg leiding aan de uitingen van de gemeente in de dienst.
Psalm en lied hebben hierbij een grote plaats. Zij zijn het voorrecht der gemeente. Calvijn heeft deze elementen van de dienst terecht „gebeden" genoemd. Naast het gebed dat de voorganger namens de gemeente uitspreekt mag zij in haar zingen uiting geven aan wat er in haar hart leeft. De grote verscheidenheid van gesteldheden en toonaarden, die hierin aanwezig kunnen zijn, leren we kennen uit de psalmen, die mee een deel vormen van de openbaring Gods.
Is het nu geen bezwaar, zo is gevraagd, dat de dominé in de dienst de leiding heeft, zodat het de schijn heeft dat hij de dienst uitmaakt? Men heeft wel eens smalend gesproken van de kerkdienst als een eenmansshow. Dit is onjuist. Hij heeft als voorganger een tweevoudige positie. Hij mag de gemeente het Woord brengen en haar daarin onderwijzen en ook anderzijds voor de gemeente tot God naderen in de gebeden. Verder wekt hij de gemeente op in haar activiteit van horen, zingen en offeren, die God te erkennen, die haar leven is en geeft. Men kan zeggen dat het aandeel van de gemeente in de dienst niet groot is. Toch zal men moeten bedenken dat het niet zo eenvoudig is om de gemeente meer activiteit in de dienst te geven. Dit kan hoogstens bestaan in wat meer gaan staan - wat op zichzelf geen liturgisch handelen is, hoogstens een houding -; hier en daar „amen" zeggen of zingen; de gemeente sprekend of zingend te doen belijden; bij de dienst der offeranden de jeugd in te schakelen of leden der gemeente. Men zal hierbij wel moeten bedenken dat het hierbij niet gaat om wezenlijke elementen in de dienst.
Nooit zal men moeten vergeten dat de vermeerdering van vormen de eredienst op zichzelf niet betekenisvoller maakt. Wat eerst nieuw lijkt gaat al spoedig tot het bekende en gewende behoren.
Het komt mij voor dat vandaag in het spreken over de liturgische vormen en her-vormingen daarvan te veel vergeten wordt dat ook de meest volmaakte vormen niet tot stand brengen datgene waarom het in de dienst gaat n.l. de ontmoeting met de God des heils.
De liturgische vormen hebben alleen betekenis voor wie ze in het geloof verstaat. Ook hier geldt, zij het op enigszins andere wijze: U geschiede naar uw geloof. Wanneer men wil dat de kerkdienst ons „iets doet", zoals men het zegt, dan zal een echt gelovig deelnemen aan de dienst noodzakelijk zijn. Mist men dit geloof dan zoekt men iets anders dan het geloof er in ziet en ervaart. De vormen op zichzelf brengen dit geloof niet aan maar het geloof zal ook in het deelnemen aan de vormen geestelijke werkelijkheden kunnen ervaren. Het geloof verwerpt de vormen niet; het heeft er vreugde in. Dit geldt voor de voorganger en voor de gemeente.
Het is alweer enige jaren geleden dat uit de kerken de vraag gekomen is of er aan de kerken niet enkele aanwijzingen gegeven konden worden voor een verantwoorde liturgische orde.
Aan het bestaande Deputaatschap voor herziening van de liturgische formulieren is toen door de synode verzocht zich op deze vraag te bezinnen en het resultaat van deze bezinning aan de kerkeraden toe te zenden . . . Dit is gebeurd en de kerkeraden hebben in het voorjaar van 1971 een rapport over deze aangelegenheid ontvangen.
Dit rapport is niet als besluit door de synode aan de kerken opgelegd maar is aan de kerkeraden gegeven omdat men van mening is dat bij de kerkeraad de uiteindelijke beslissing over de te volgen liturgische orde ligt.
In dit rapport, dat niet meer verkrijgbaar is bij het kerkelijk bureau, wordt een korte principiële en historische toelichting gegeven ter inleiding.
Aan het slot van deze inleiding wordt dan gezegd: „Bij de bepaling van de liturgische elementen en de liturgische orde gaat het er om: a. dat zij schriftuurlijk verantwoord zijn: b. dat zij de reformatorische lijn volgen; c. dat zij rekening houden met de geestelijke volwassenheid en tevens met de realiteit van de gemeente; d. dat zij duidelijk zijn en verstaanbaar voor de gemeente" pag. 5.
Wat onder c. genoemd wordt vereist misschien enige toelichting. Het is in het N.T. zo - en eigenlijk in het O.T. precies eender - dat er van twee lijnen, wil men, van twee zijden in het leven der gemeente gesproken kan worden. Enerzijds kan de gemeente gezien worden als ten volle delend in al de weldaden, die in Christus zijn. Door het geloof dat de Geest van God, als de Geest, die Christus verheerlijkt, in haar wekt, kent zij deze weldaden, vindt zij daarin haar vastigheid voor het heden en grond voor haar verwachting in de toekomst. Om het anders te zeggen: de gemeente weet zich bruid, kent het kindschap en verstaat haar erfrecht. Deze bijzondere voorrechten mogen in de samenkomst der gemeente doorklinken. Het geeft stof tot dankbaarheid en aanbidding, tot vreugde en verwachting. Hier spreekt de mondigheid der gemeente. Deze toon klinkt ook door in onze liturgische geschriften.
In deze gemeente is ook een andere realiteit. Hierbij gaat het om de werkelijkheid van het bestaan van de gemeente in haar onvolmaaktheid; zij heeft besef van haar zonde, haar ongelovigheid, haar zwakheid en kent haar verdriet daarover.
De liturgische vormen en uitingen van de gemeente mogen niet een van deze beide-zijden van het bestaan der gemeente uit het oog verliezen. Gebeurt dit toch, naar welke zijde ook, dan wordt de liturgie eenzijdig.
In een laatste art. komen enkele vragen in verband met bepaalde onderdelen van de dienst aan de orde.

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1972

De Wekker | 8 Pagina's

Liturgische vragen (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1972

De Wekker | 8 Pagina's