Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het lied in de Chr. Ger. Eredienst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het lied in de Chr. Ger. Eredienst

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hierover geeft dr. Verplanke een beschouwing in het blad „Organist en Eredienst". Een beetje de draak steekt hij met „de in kwantitatief opzicht belangrijker Kerken" dan de Chr. Gereformeerden, „die zich - hun natuur getrouw - bescheiden plegen op te stellen langs de weg," waarover die andere kerken „haar praalwagens met maatschappij-, kerk-, liturgie-, lieden andere vernieuwingen voeren." Van de vernieuwingsdrangen zegt hij, dat ze „soms een Efezisch applaus afdwingen, terwijl toch sommigen niet eens weten waartoe zij in de volksvergadering der vernieuwers samengekomen zijn". Van zichzelf zegt hij, dat hij niet behoort „tot hen voor wie het kerkelijk geluk steeds achter de volgende heuveltop der liturgische verandering ligt". Over de situatie in de Chr. Ger. Kerken schrijft hij dan het volgende: „De Chr. Gereformeerden zongen tot voor kort in hun lieder erediensten uitsluitend de psalmberijming van 1773, mitsgaders - zoals hun Kerkorde dat in art. 69 uitdrukt - door hun Generale Synode vastgestelde berijmde schriftgedeelten.

Voorts zingen zij op de aan Koninginnedag meest genabuurde Zondag het Wilhelmus en op de Hervormingsdag het meest benaderende Zondag het Lutherlied, beide liederen echter na het uitspreken van de zegen, dus buiten verantwoordelijkheid van de luidkeels meezingende kerkeraad. Van het Lutherlied kan dan nog worden vermeld, dat dit niet slechts gezongen wordt volgens de oude berijming, maar bovendien - o foei! - op de oude, historisch uiteraard volstrekt onjuiste, doch in het gehoor van enkele eeuwen Protestantisme vastgebakken melodie, zodat, indien u in een interkerkelijke Hervormingssamenkomst iemand uit volle borst èn verkeerd èn vals hoort zingen, het een Chr. Gereformeerde betreft.

Mij nu verder beperkende tot in de eredienst officieel toegestane liederen, kom ik allereerst tot de 150 Psalmen.

De Chr. Geref. Kerken hebben zich in het verleden nimmer uitgesproken ten gunste of ten nadele van enige psalmberijming. Dat hangt samen met het door deze Kerken met zorg gekoesterde gereformeerde kerkrecht, dat uitgaat van de zelfstandigheid der plaatselijke gemeente en aan een Synode slechts de taak toekent, te waken tegen het binnensluipen van onschriftuurlijke lezingen. In deze gedachtengang past, dat een Synode de gemeenten volstrekt vrij laat in de door haar in haar eredienst te bezigen berijming, tenzij een berijming gemeengoed zou dreigen te worden, waartegen duidelijk zou moeten worden gewaarschuwd.
De Chr. Geref. Kerkorde spreekt derhalve geen voorkeur voor een bepaalde berijming uit en men zou in de Chr. Geref. Kerken ook vrijelijk de berijming van Datheen mogen bezigen.
Nu de nieuwe berijming in het Christelijk leven haar intree heeft gedaan en met name op de scholen in zwang is gekomen, was er voor de Synode alle aanleiding om na te gaan, of er reden aanwezig zou kunnen zijn tegen deze berijming te waarschuwen. Een daartoe ingesteld Deputaatschap heeft de nieuwe berijming ernstig onderzocht en kwam tot de conclusie, dat zij in het algemeen betrouwbaar is en dat er daarom geen reden was zich tegen deze berijming uit te spreken. Met meerderheid van stemmen heeft de Synode in januari j.l. deze conclusie overgenomen, zodat de bestaande toestand gehandhaafd is gebleven: de Chr. Geref. Synode spreekt geen voorkeur uit ten aanzien van een bepaalde berijming en laat de Kerken in het gebruik daarvan vrij. Dit houdt, in, dat de nieuwe berijming geleidelijk wel in de Kerken zal inburgeren.

Iets minder eenvoudig ligt het met de zgn. gezangen.
In de wat degelijker kerkboekjes kwamen vroeger achter de Psalmen 12 gezangen voor, die de kwalificatie „enig" droegen. Dat waren de berijming van de 10 geboden, de lofzangen van Maria, Simeon en Zacherias, twee berijmingen van het Credo, een berijming van het Gebed des Heren, een bedezang voor en een dankzang na het eten, een bedezang voor de predicatie, de morgenzang en de avondzang. Heel vroeger - maar nu spreek ik van een tijd toen de Gereformeerden nog niet eens bestonden, dus nog voor 1886 - kwam er ook nog een zgn. eigen geschrift Davids in voor, in de volksmond de 151ste psalm geheten. Die 12 gezangen werden in de Chr. Geref. erediensten min of meer frequent gebruikt, totdat deze kerkboekjes bijna niet meer te krijgen waren en het Chr. Geref. kerkvolk zich moest gaan behelpen met wuftere boekjes waarin achter de 150 Psalmen 29 gezangen waren afgedrukt. Onder die 29 bevonden zich echter niet meer de bedezang voor en de dankzang na het eten, terwijl voorts één der beide berijmingen van het Credo was verdwenen. Alleen de Hervormde bundel van 1938 kon de Chr. Geref. gezangendriften nog volledig bevredigen: daarin kwamen alle 12 gezangen nog voor onder de letters A t/m L, doch het bezwaar was, dat men zich dan ook in het bezit moest stellen van 306 gezangen extra, waarmee men toch niets kon beginnen.

Aan alle verwarring maakte de Generale Synode van 1947 een einde: zij stelde vast, dat in de eredienst buiten de psalmen alleen de door de G.S. vast te stellen berijmde Schriftgedeelten mocht worden gezongen. Dat betekent, dat alleen mogen worden gezongen de (in 1618/1619 vastgestelde) berijmde Schriftgedeelten, t.w. de 3 Lofzangen, het Gebed des Heren en de Tien Geboden. De rest - inclusief de morgenzang en de avondzang - vormde voortaan contrabande, al valt te betwijfelen, of de Synode zich dat bewust is geweest. In de praktijk worden ook de morgen- en de avondzang nog wel gezongen.

In 1959 kreeg de Generale Synode nog een muzikale oprisping, toen ze besloot ook het „Ere zij God" als berijmde Schriftgedeelte vast te stellen en voor gebruik vrij te geven.

Als Zeus al eens slaapt, waarom zou een Chr. Geref. Synode dan niet eens één keer mogen sluimeren?

De Generale Synode van 1968/1969 wilde het bij deze zes vastgestelde berijmde Schriftgedeelten niet laten. Als je de Gereformeerden met koffers vol gezangboeken naar hun kerken zag sjouwen, dan moest er toch wel iets meer te vinden zijn? Zo werd een Deputaatschap ingesteld, dat moest nagaan, of nog meer berijmde Schriftgedeelten voor synodale vaststelling in aanmerking kwamen.

Deputaten zijn naarstig in die Gereformeerde en interkerkelijke koffers gedoken en zijn er teleurgesteld uitgekomen. In het hele interkerkelijke liedboek kwamen weliswaar 106 gezangen voor, die waren opgenomen in een afzonderlijk deel Bijbelliederen, doch van die 106 bleken er maar 59 werkelijk berijmde Schriftgedeelten te zijn. Onder die 59 bevinden zich dan nog 8 alternatieve psalmen en 3 alternatieve lofzangen, waar de behoefte nu werkelijk niet naar uitging, en voorts 26 berijmingen van oud-testamentische Schriftgedeelten, waarom ook weinigen stonden te popelen. Bleven er 22 over, veelal op hetzij volslagen onbekende, hetzij onherkenbaar gemaakte melodieën.
Met die boodschap gingen Deputaten terug naar de onlangs gehouden Generale Synode, er de vraag aan toevoegende, of iemand nu echt trek had in het magere omeletje dat na al die studielawaai was overgebleven.

De Synode zag er eigenlijk geen gat in, wou wel wat, maar wist niet wat, had bovendien op de laatste dag van haar zitting weinig zin in kloeke uitspraken en deed wat ieder verstandig bestuur zou doen, als een commissie hem rapporteert, dat de opgedragen taak onuitvoerbaar blijkt: de commissie continueren.

Deputaten gaan dus weer aan het werk en de Chr. Gereformeerden blijven voortgaan met het zingen van 150 psalmen in de plaatselijk gewenste berijming, mitsgaders 6 gezangen.
Persoonlijk voelt hij zich hier wel bij. Hij durft in strijd met alle gangbare moderne opvattingen best te zeggen, „dat hij houdt van een lekker stukkie samenzang uit volle borst en liefst uit het blote hoofd." „Dat betekent: weinig (maar dan ook goede) liederen op bekende melodieën." Voor massale bundels voelt hij niets en bij een melodie gaat het er hem niet om, hoe de componist eeuwen geleden haar heeft genoteerd, maar hoe ze als resultaat van volkszang tenslotte tot ons is gekomen. Hij heeft geen behoefte aan restauratie van Piet Hein naar de oorspronkelijke melodie van Viotta; de laatste regel van het Wilhelmus zou hij willen laten beginnen met he-eb, omdat we hem nu eenmaal zo zijn gaan zingen; toevallige verhogingen zou hij niet willen schrappen.

Men zal wat Verplanke hier schrijft moeten nemen met een korreltje zout en ook niet op elk slakje zout moeten leggen. Maar het is niet allemaal gek wat hij schrijft, al zal hij menige kerkmusicus wel tegen de haren instrijken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1972

De Wekker | 8 Pagina's

Het lied in de Chr. Ger. Eredienst

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1972

De Wekker | 8 Pagina's