Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liturgische vragen (6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liturgische vragen (6)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er resten nog een paar vragen betreffende de onderdelen van de liturgische orde. Het betreft allereerst de geloofsbelijdenis en vervolgens het gebed, met name dan het gebruik van het Onze Vader.
Eerst dan de belijdenis. Hoewel eigenlijk heel de samenkomst van de gemeente een getuigend belijden is, voor haar zelf en naar buiten, komt de belijdenis van het geloof ook als afzonderlijk punt in de liturgische orde voor. Men kan dit zien als een tegenhanger van het lezen van de wet in de eredienst. In de 10 geboden, als de verbondswet, spreekt de Here de gemeente telkens aan en in haar geloofsbelijdenis spreekt de gemeente haar belijdenis uit voor het aangezicht des Heren. Veelal gebeurt dit in de z.g.n. apostolische belijdenis met haar 12 artikelen. Het rijke hierin is, dat de wet in haar O.T.ische vormgeving beantwoord wordt door de gemeente in een voluit N.T.isch belijden, waarin al de heilsfeiten van het nieuwe verbond met name genoemd worden. En dit belijden staat tegen de achtergrond van de heilsopenbaring van de Drieënige God. Vader, Zoon en Heilige Geest.
Tegelijk is deze belijdenis, hoewel zij de belijdenis van de gemeente is, gezet in de persoonlijke toon: Ik geloof enz.
Veelal wordt voor dit belijden gebruikt de oudste en kortste belijdenis van het christelijk geloof. Hoe zij precies ontstaan is kan niet met zekerheid vastgesteld worden, maar dat zij tot een algemene belijdenis geworden is blijkt wel hier uit dat zij in alle christelijke kerken in gebruik is. Daarmee is niet gezegd dat zij door allen ook op dezelfde wijze verstaan wordt. Jammer genoeg niet!
Heeft de gemeente er behoefte aan telkens haar geloof te belijden? Inderdaad wel. Het is haar voorrecht en ook haar plicht. Zij mag uitzeggen wat het fundament en tegelijk de inhoud van haar geloof is. Geloven is een strikt persoonlijke zaak, maar het stelt tegelijk in gemeenschap met anderen, die eenzelfde geloof deelachtig zijn en door het geloof uit hetzelfde heil leven. Belijden is dan ook, naar de betekenis van het woord in het (Griekse) N.T.: met anderen hetzelfde zeggen. Ieder kan dit niet op zichzelf en op een eigen manier, met een eigen inhoud, doen. Dit zou geheel in strijd zijn met de zin van het woord belijden . . . Het werkt ook geloof-versterkend dat de gemeente telkens weer haar geloof belijdt. Tegenover alle contra-stemmen, die er zijn in de wereld en ook in het eigen hart, is het wel nodig ook voor zichzelf te volharden in dit belijden.
Ik hoorde eens van iemand, die veel last van allerlei bestrijdingen had, dat hij, wanneer hij in het open veld werkte, voor zichzelf, tegenover de bestrijder, hardop zijn geloof beleed met de kerk van alle eeuwen. Hier zijn we bij de geestelijke diepte van het belijden: door Gods Geest tegenover alles tóch en nóg belijden, dat ons heil in den Here is.
Een tweede vraag is: waar is de plaats van dit belijden in de liturgische orde? Wie een blik slaat in de geschiedenis van de liturgische orde, komt tot de ontdekking dat de geloofsbelijdenis een zwerfsteen is in de liturgische orde. Nu eens plaatste men haar hier, dan weer daar. Soms had zij in elke dienst plaats dan weer in de 2e dienst alleen, zoals dit nu bij ons het geval is en zo is het zelfs vastgelegd in art. 64 van de Kerkorde.
Toen in de aanvang van de reformatie b.v. door Bucer en Calvijn, in Straatsburg, in elke zondagmorgendienst het H. Avondmaal bediend werd, liet men de gemeente haar belijdenis zingen terwijl de tafel toegericht werd. In de eenvoudige woorddienst, zoals die later regel werd, kwam de belijdenis of in het begin van de dienst of aan het eind als antwoord op het gehoorde woord. Bij een heel sobere opzet van de dienst viel de belijdenis soms geheel weg wat een verarming geacht moet worden als het element van het belijden in de dienst geheel gaat ontbreken.
Belijdt de gemeente eigenlijk wel, zo vraagt men. Het ligt er maar aan hoe men dat beziet. De voorganger belijdt vóór en namens de gemeente, zoals hij meer voor de gemeente doet. Maar dan moet hij de belijdenis niet voorlezen, zij moet gezegd worden terwijl bij het begin gezegd wordt: Ieder van u spreke in zijn hart aldus. De mogelijkheid is er ook de gemeente de belijdenis te doen zingen. Zo deed men het in de eerste tijd na de reformatie, en we hebben er nog twee berijmingen voor in ons kerkboek staan. Deze zijn er echter niet zo erg ingegaan en zo buiten gebruik geraakt. De gemeente wordt ook in het belijden betrokken door het zingen van een amenlied of een passende psalm.
Kan men ook met iets anders de gemeente haar geloof doen belijden? Zeker kan dat. Ook kan men b.v. de belijdenis van Nicea gebruiken of die van Athanasius, die iets uitgebreider zijn. Maar de oudste 12 artikelen zijn karakteristieker. Ik herinner mij uit mijn jonge jaren dat onze dominé ook wel eens een van de 37 artikelen van de geloofsbelijdenis las, als dat zo uitkwam naar zijn gedachten bij de catechismuspreek. Dit laatste lijkt mij niet juist. De belijdenis der gemeente is dan geen afgerond geheel en het betrokken art. van de belijdenis wordt dan een onderdeel van de catechetische prediking en geen afzonderlijke acte van belijden in de dienst.
Er zijn ook hier evenmin als bij de wet weinig verantwoorde mogelijkheden voor afwisseling.
Tenslotte iets over het gebed des Heren. Hoe het komt dat het onder ons betrekkelijk weinig in de dienst gebruikt wordt?
Dit hangt samen met een ander punt, n.l. het gebruik van vaste- of formuliergebeden. In de Nederlandse kerken voelde men niet zoveel voor vaststaande gebeden. Er staan er wel in het oorspronkelijke kerkboek dat Datheen gaf. Zij werden ook hier en daar gebruikt. Een synode, het was die van 1574 voelde er wel wat voor dat men met eenderlei woorden in alle samenkomsten bad. Toch werd het geen gewoonte.
Nu had men bij de formuliergebeden aan het slot meestal het Onze Vader geplaatst. Toen de formuliergebeden weinig of niet gebruikt werden, viel ook het Onze Vader weg en gebruikte men dit zelden of nooit in de dienst. Hier kwam bij dat in de Roomse gebedspraktijk het Pater noster uit den treure gebruikt werd, te pas en te onpas. Luther maakte naar aanleiding daarvan de opmerking dat het Onze Vader de grootste martelaar geworden was. Hij gaf in 1523 een parafrase - een weergave met eigen woorden - ten gebruike. Dat was goed bedoeld maar niet juist. Gebruikt men dit gebed des Heren dan zal men het moeten gebruiken zoals het gegeven is.
Maar uit een zekere afkeer van het gebruik van formuliergebeden - Jakobus Koelman heeft door zijn fulmineren tegen al wat formulier was deze afkeer nog versterkt - koos men voor het „vrije" gebed met het gevaar dat het een te onbegrensd en te persoonlijk gebed was dat voor de gemeente opgezonden werd.
Ik meen dat men er goed aan zou doen dit gebed des Heren meer een plaats in de gebeden van de gemeente te geven b.v., zoals dat in het verleden ook gedaan is, aan het slot van het gebed waarin de voorbeden plaats vinden.

Met deze artikelen zijn enkele vragen beantwoord, die binnen kwamen. Niet alles is er in gezegd. Veel nieuws is er ook niet in gegeven. Wel zijn ze geschreven in de hoop dat men ook over de handelingen in de samenkomst der gemeente nadenkt en weet wat men doet. Dat kan tot zegen zijn en het voorkomt dat de dienst „een sleur- en slenderdienst" wordt, zoals men het vroeger zei. Gebeurt dit wel dan dreigt er een profetisch oordeel, waarbij eens gezegd is „doet dit getier voor mijn aangezicht weg".
De bede klimme daarom „Laat zich het hart met onze daden paren".

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1972

De Wekker | 8 Pagina's

Liturgische vragen (6)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1972

De Wekker | 8 Pagina's