Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De synode van Groningen 1872 (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De synode van Groningen 1872 (4)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doopskwestie (vervolg)
De gesignaleerde doopspraktijk in de Ned. Herv. Kerk bracht niet alleen vele leden en kerkeraden in dit kerkgenootschap in gewetensnood, tengevolge waarvan de Haagse synode als het ware met adressen werd bestormd, doch ook anderen kwamen voor grote moeilijkheden te staan, inzonderheid bij overgangen naar de Christelijke Gereformeerde Kerk. Het verwondert dan ook volstrekt niet dat niet minder dan zeven provinciale synoden zich met vragen en voorstellen dienaangaande tot de generale synode wendden. In art. 17 van de Handelingen der synode lezen wij, na vermelding van de instructies der provinciale synoden en de toelichtingen daarop en de mededeling dat de docenten prae-advies gaven: „Uit de veelzijdige toelichting wordt een belangrijke discussie tusschen onderscheidene sprekers geboren. Al spoedig wordt hierdoor bevestigd, wat uit de Agenda reeds bleek, dat algemeen het hoog gewigt van dit vraagstuk in dezen tijd wordt gevoeld, terwijl, naar de opmerking van sommige broeders, de verschillende grondige adviezen een verblijdend bewijs geven dat men tot het hart der kwestie heeft trachten door te dringen. Dat een Doop, die niet met de gewone Doopsformule is bediend, niet wettig is - krachtens art. 34 der Geloofsbelijdenis - wordt algemeen toegestemd, alsmede dat wij voor de bewaring van de heiligheid des Doops ons in de bres moeten stellen. De gevoelens scheiden echter bij de vraag: hoe moeten wij tot dien einde handelen?". Er worden tenslotte vier voorstellen geboren - wij zullen ze hier niet alle vermelden. Genoeg zij te weten dat de voorstellen uitvoerig en grondig, zoals de Handelingen zeggen, getoetst, gewogen, bestreden en verdedigd werden. Uiteindelijk werd het volgende voorstel door de synode aanvaard:

„Overwegende dat sedert jaren reeds voorbeelden zijn voorgekomen dat niet behoorlijk is gedoopt, en zelfs de bediening in den naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes met voordacht verworpen wordt;
Overwegende dat vele protestantsche leeraren openlijk en stout de leer der Drieëenheid loochenen en bestrijden;
Oordeelt de Synode dat het niet langer mogelijk of geoorloofd is voor de Kerk, om de vooronderstelling vast te houden, dat de doop buiten onze kerkgemeenschap bediend, de christelijke doop is.
Overwegende dat de H. Doop voor allen die leden wenschen te zijn van de Christelijke Kerk verplichtend is;
Overwegende dat zij, die leden wenschen te worden van de Chr. Ger. Kerk, daardoor reeds belijden de noodzakelijkheid van den doop, bediend naar de instelling van Christus te erkennen;
Overwegende dat dezen voor zich en hunne kinderen er in de allereerste plaats belang bij hebben om te weten dat zij met den christelijken doop gedoopt zijn,
besluit de Synode
dat voortaan aan allen, die leden onzer kerk wenschen te worden en zich daartoe bij den kerkeraad aanbieden, gevraagd zal worden of zij voor zich zelven er zeker van zijn dat zij en hunne kinderen met den christelijke doop, d.i. in den naam van den Drieëenigen God, gedoopt zijn. Wordt dit bevestigend beantwoord dan wordt de wettigheid van den doop erkend. Bij een twijfelachtig of ontkennend antwoord worden de redenen door den kerkeraad gevraagd, en de kerkeraad beslist of de doop al dan niet moet worden toegediend."
Zo luidde het besluit van de synode. Toch waren daarmee nog niet alle moeilijkheden opgelost, zoals de geschiedenis heeft geleerd. Niet de synode van 1875 kreeg de zaak weer op haar agenda, maar de synoden van 1877, 1879 en 1882 moesten zich weer met het probleem van de doopserkenning bezig houden. Deze laatste synode (1882) nam unaniem het volgende aan:
„De Synode besluit dat de doop van genootschappen of vereenigingen, die formeel met de belijdenis van het trinitarisch geloof gebroken hebben, niet kan erkend worden. Doch, dat overigens, met handhaving van de bepalingen der Synode van Groningen 1872, art. 17, en in aansluiting aan de beginselen van Calvijn, aan de belijdenisschriften der Gereformeerde Kerk, en in overeenstemming met de besluiten der Synode van 1571 tot 1618/19, personen, die hetzij als kinderen, hetzij als volwassenen, den doop ontvangen hebben buiten de Christelijke Gereformeerde Kerk, zoo zij tot haar overkomen, als gedoopten te beschouwen (zijn), ingeval zij gedoopt zijn in of vanwege eene Vergadering van Christenen, door een, door zulk eene Vergadering geroepen en erkend dienaar des Woords, met water, en in den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes", Handelingen 1882, art. 35. Deze bepaling geldt bij ons nog. Bij andere kerken van gereformeerd belijden vinden we, zoals niet letterlijk, dan toch wezenlijk hetzelfde standpunt.

A.[Apeldoorn], H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1972

De Wekker | 8 Pagina's

De synode van Groningen 1872 (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1972

De Wekker | 8 Pagina's