Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Autarkie of subsidie (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Autarkie of subsidie (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Autarkie of subsidie - dat is de titel van de bundel opstellen, die gediend hebben op een congres van vrijgemaakt gereformeerde organisaties.
Een merkwaardige titel, die kennelijk achteraf aan de bundel is gegeven. Ik heb althans het woord „autarkie" niet in enig opstel kunnen vinden.
Het lijkt mij ook een onjuiste titel. Autarkie betekent letterlijk: zelfgenoegzaamheid. In breder verband wordt het gebruikt als aanduiding van het streven van een staat om zelf in alle behoeften te voorzien en niet afhankelijk te zijn van invoer uit het buitenland. Het woord past echter niet bij een particuliere instelling, die vrij wil blijven van subsidie. Invoer uit het buitenland schept immers betalingsverplichtingen, althans een relatie ten opzichte van een ander land. Subsidie behoeft daarentegen geen enkele relatie tot de staat te scheppen. Ook een eenmalige gift aan de plaatselijke fanfare is een subsidie, maar zij doet geen andere relatie ontstaan dan die van een eenmalige dankbaarheid.
Over het begrip „subsidie" bestaat overigens in de bundel ook nogal wat onduidelijkheid. Drs. Wezeman betrekt bij het begrip het gehele economische leven en rekent zelfs de fiscale aftrek onder subsidie (blz. 97 en 98). Men kweekt dan wel een grote begripsverwarring. Op deze wijze doorgeredeneerd bestaat het gehele overheidsoptreden uit subsidiëren. Subsidie betekent immers letterlijk: hulp, steun, bescherming, en wanneer we in art. 36 N.G.B, lezen, dat de overheid tot taak heeft de „bescherming der vromen", dan zou dat betekenen, dat de overheid niet anders behoort te doen dan te „subsidiëren"!
Het meest spreekt aan de benadering van ds. Francke, die onder subsidie verstaat de rechtstreekse al of niet verkapte financiële overheidssteun aan bepaalde private personen en instellingen. Die definitie is dan ook overgenomen uit een in 1960 uitgebracht rapport van het College van Advies der A.R.-Partij, waarin ds. Francke ook overigens naar hartelust heeft zitten grasduinen!
Het is jammer, dat de andere inleiders dit rapport onvoldoende blijken te hebben bestudeerd. Zij zouden dan gespaard zijn gebleven voor een kwalijke misvatting, die met name door dr. Verbrugh nog eens met zoveel woorden wordt gepropageerd.
Die misvatting, ook in onze kringen nog veelvuldig gehoord, berust op de redenering, dat de overheid haar subsidie verleent met geld, dat zij eerst aan de belastingbetalers heeft ontnomen. Er wordt dan een rechtstreeks verband gelegd tussen de belastingbetaler en de besteding der overheidsgelden. In deze gedachtengang behoort de overheid geen subsidies toe te kennen voor doeleinden, waartegen groepen belastingbetalers, die immers voor hun deel mede hebben bijgedragen aan de voor subsidie uitgetrokken gelden, bezwaren hebben. En dr. Verbrugh gaat dan nog verder door te stellen, dat, als de overheid subsidie wil verstrekken voor gereformeerd kerkelijk werk, men deze moet aanvaarden als een compensatie voor onrechtmatig geheven belasting ten behoeve van doeleinden waartegen men als gereformeerde bezwaar heeft (blz. 15). Hij spreekt zelfs over „een buit die men bemachtigt van de overheid" (blz. 37).
Ik sta verstomd van zo'n opvatting, voortgevloeid uit gereformeerde pen. Dit is immers ten voeten uit de leer van de volkssouvereiniteit, waarin de overheid optreedt als lasthebster van een menigte individuen, die tezamen de Nederlandse staat vormen, en waarin de overheid beschikt over de optelsom van een menigte private gelden. Hier ligt de bijl der revolutie aan de wortel van de boom der christelijke staatsidee.
De overheid is, naar Bijbelse opvatting, een instelling van geheel eigen aard. Zij zoekt de norm voor haar optreden niet in de privé opvattingen van groepen belastingbetalers, hoe respectabel die opvattingen ook mogen zijn, maar in het dienen van het algemeen belang van uit het gezichtspunt van de publieke rechtsbedeling. Voor het dienen van dat belang moet zij de beschikking hebben over financiële middelen en daartoe heft zij belastingen. Die belastingopbrengsten vormen de publieke kas en die kas is van intrinsiek andere aard dan een verzameling van private gelden.
Met die publieke kas voert de overheid een publiek beleid, wellicht vaak een principieel onjuist beleid, maar in elk geval een overheidsbeleid. Wie dat beleid uit Bijbels oogpunt volstrekt verwerpelijk acht, heeft het recht om in opstand te komen en desnoods de overheid af te zetten (1581!). Maar hij mist het recht om de overheid, zolang hij haar niet heeft afgezworen, de middelen tot het voeren van haar beleid te onthouden, of die middelen als een soort „buit" te proberen terug te bemachtigen. Jezus zelf adviseert de Joden, aan de Romeinse keizer (die toch bepaald niet een gereformeerd man was en het nog bonter maakte dan het door het G.P.V. in principieel opzicht gewraakte kabinet-Biesheuvel) de hem toekomende belasting te betalen.
Nog een andere misvatting, eveneens, afkomstig van dr. Verbrugh, moet worden afgewezen. Hij stelt, „dat de instelling, die subsidie van de overheid ontvangt, in beginsel een gemengd bedrijf is geworden: gedeeltelijk particulier, gedeeltelijk overheidsbedrijf" (blz. 17). Als dat waar zou zijn, zou elke subsidiëring te veroordelen zijn. Het kenmerkende van subsidie is echter, dat het wordt verleend voor de instandhouding van de private samenleving en vaak juist ter voorkoming, dat de overheid zelf gedwongen zou zijn bepaalde initiatieven ter hand te nemen. Ondanks noodzakelijke controle tast subsidiëring het private karakter van de gesubsidieerde aktiviteit niet aan. Zelfs het bijzonder onderwijs, dat voor 100% wordt gesubsidieerd, is geen „gemengd bedrijf". Een compromisschool zou men een „gemengd" bedrijf kunnen noemen. Zulke scholen gaan immers veelal uit van een stichting, waarin overheid en schoolvereniging gelijkelijk participeren. Het ware wenselijk geweest, dat dr. Verbrugh de theorieën over de souvereiniteit in eigen kring wèl had besproken in plaats van mede te delen, dat hij ze onbesproken liet (blz. 16).
Zo zouden hier en daar nog wel meer kanttekeningen te maken zijn. Ik mis b.v. in de opstellen een diepgaande beschouwing over wat ik de christelijke intolerantie zou willen noemen - een behandeling van de vraag, of de overheid bevoegd is, te „discrimineren" tussen organisaties op verschillende levensbeschouwelijke grondslag.
De opstellen dragen dan ook eigenlijk een wat fragmentarisch karakter. Beschouwingen houden soms op op het punt waarop ze interessant zouden kunnen gaan worden. Bovendien zijn betogen als van drs. Wezeman en van ds. Francke te descriptief. De beide referenten waren bevreesd „het achterste van hun tong" te laten zien (blz. 139).
Niettemin is lezing van de bundel uiterst leerzaam en ben ik er jaloers op, dat men in deze vrijgemaakte kring in staat en bereid is te proberen problemen als deze vanuit eigen gezichtshoek te benaderen. Dan kom je weliswaar veel geluiden tegen, die vroeger in A.R.- kring gemeengoed waren, maar dan heeft dat althans de verdienste, dat die geluiden ook in deze tijd nog eens worden geproduceerd.

Verplanke

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1972

De Wekker | 8 Pagina's

Autarkie of subsidie (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1972

De Wekker | 8 Pagina's