Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De waarde van het leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De waarde van het leven

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want voor degene, die vergezelschapt is bij alle levenden, is er hoop; want een levende hond is beter dan een dode leeuw." Pred. 9: 4.

De Prediker heeft gezocht naar de zin, naar de waarde van het leven. En hij heeft ontdekt, waarin de waarde van het leven bestaat. Die ontdekking geeft hij in deze tekst door. Hij maakt daarbij gebruik van een in zijn tijd waarschijnlijk algemeen bekend gezegde. Het gezegde van de levende hond en de dode leeuw.
Een hond is bij ons een huisdier. Daaraan kun je verknocht zijn. In het Oosten lag dat echter anders. Een hond was daar een straatdier. Niemand zou het in zijn hoofd halen zo'n dier in huis te nemen. Wat de Bijbel ons over honden vertelt, doet ons denken aan rondzwervende dieren, halfwild, zonder eigenaar. Ze leven op straat. Overdag liggen ze in troepen bijeen, slapend in de zon. Bij het invallen van de duisternis trekken ze er op uit om voedsel te bemachtigen. Jankend en blaffend zwerven ze rond. Gulzig vallen ze aan op alles, wat maar enigszins eetbaar is en op wat de mensen uit hun huizen naar buiten werpen. Men kende in die tijd geen vuilophaaldienst. Maar die honden zorgden ervoor, dat het vuil werd weggesleept.
Voor de Oosterling was de hond het beeld van het verachte en minderwaardige. Wie maakt zich zorgen over zo'n vuil, stinkend zwerfdier? Een hond is goed genoeg om met een zweep weggeranseld te worden, als hij je voor de voeten loopt.
Daartegenover de leeuw. De koning der dieren, waar iedereen ontzag voor heeft. Hij beheerst met zijn machtig stemgeluid heel zijn omgeving. Andere dieren in het woud of op de steppe beven van vrees als de leeuw de donder van zijn stem laat rollen. Wie is in staat het tegen de leeuw op te nemen?
Er is een groot onderscheid tussen een hond en een leeuw. De hond is veracht, maar de leeuw wordt gevreesd. Een hond geef je een schop, maar een leeuw?
En wat zegt nu de Prediker? Dat zo'n hond met zo'n ellendig hondebestaan, zwervend, veracht, weggejaagd, toch beter is dan een leeuw, dat machtige dier, dat dood is. Het ellendigste bestaan is beter dan de dood. Al zou je als mens een leeuwenleven hebben, waarin je meetelt en waarin je in hoog aanzien staat, wat baat het, als de dood komt? Wat is nu een dode leeuw? Daar is zelfs geen vogeltje meer benauwd voor.
Waarom is het leven dan meer waard dan de dood? Omdat het leven de tijd is, waarin de levensvragen aan de orde komen. Na de dood is dat niet meer mogelijk. De doden weten niet met al, zegt Prediker. Ze hebben geen loon meer; zelfs hun nagedachtenis is vergaan. Maar voor de levenden is dat anders. Voor wie bij de levenden vergezelschapt is, is er hoop.
Dat betekent, dat we, zolang we leven, nog uitzicht kunnen krijgen. Voor de doden is dat niet meer mogelijk, of ze moeten tijdens hun leven God hebben ontmoet. Dan wel. Maar als iemand sterft, zoals hij geboren is, zonder te kennen het wonder van de wedergeboorte, dan heeft hij geen hoop. Dan zinkt zo iemand weg in een eeuwige nacht.
Er is hoop. Daarin ligt nu de waarde van het leven. Het kan nog goed komen tussen de Here en mijn ziel. Ons verloren bestaan kan nog gered worden. Als we dat gaan zien, dan wordt het ons een wonder, dat God ons nog spaart; dat we nog ademen kunnen; dat de dood als de bezoldiging der zonde nog niet gekomen is. Dan leren we de tijd des levens kostelijk achten.
Er is hoop. Niet vanuit onszelf. Ons leven is van beneden uit gezien een uitzichtloos bestaan. En het is geen wonder, dat sommige mensen zich de handen stukwringen over het trieste bestaan in het jammerdal. Maar zie. God heeft de hemelen gescheurd. Christus Jezus is ingedaald in de noden van ons bestaan. Daardoor is er hoop. Nu kan het Evangelie klinken in ons arme leven. Nu wordt ons de weg des behouds aangewezen. Temidden van de ellende van ons bestaan mogen we nog horen, dat God in Christus een weg gebaand heeft naar de volkomen herstelling van het verloren leven van zondaren. De boom van uw leven is nog niet gevallen. Integendeel, God legt er nog mest omheen. Nog zoekt de Here vruchten. Nog heeft Hij geduld met ons. Nog roept Hij; Wend u tot Mij en word behouden. Al is uw leven nog zo triest - al is het een hondeleven - dan bent u er nog beter aan toe dan een dode leeuw.
Hebt u de waarde van het leven al eens gezien? Hebt u al verstaan, dat God u een voorbereidingstijd voor de eeuwigheid geeft? En, gebruikt u die tijd ook? Zonde en genade, dat zijn zaken die aan de orde moeten komen. We zullen het moeten leren, dat we verwerpelijk zijn voor God. Dat we gezondigd hebben en de heerlijkheid Gods derven. En waar dat verstaan wordt, daar krijgt de mens genade nodig. Daar leert de zondaar ook bidden. Ze liepen als een stroom Hem aan.
Ach ja, we zijn te vergelijken bij een hond. Wat is ons bestaan, alles met alles? Neen, het valt niet mee dat te erkennen. We zijn allemaal liever een leeuw. En toch, we moeten het verstaan en belijden, dat ons leven door de zonde aan allerlei ellende, ja aan de verdoemenis zelf onderworpen is. Door onze eigen schuld. Waar dat beleefd wordt, daar komt hoop. Hoe dan? Door Hem, die als een leeuw die dood inging. Die als een leeuw gestreden heeft met de vorst der duisternis en Die hem heeft overwonnen. Hij heeft het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht. Hij leeft en doet leven. Hij heeft het recht op het leven. Hij is de zin van het leven. In Hem ligt de zekerheid van het leven. Als we zo de waarde van het leven gaan inzien, dan komt er uitzicht. Hoe verloren we ook zijn. Dan komt er hoop. Hoop, die vastligt in de Leeuw uit de stam van Juda. Dan is het ellendige bestaan van de arme Lazarus niet tevergeefs. Hij wordt gedragen in de schoot van Abraham. De engelen besteden hun tere zorg aan deze „hond". Maar daartegenover is het leven van de rijke man wel tevergeefs. Als die „leeuw" sterft, slaat hij zijn ogen op in de pijn. De levende Lazarus had, o ja, zweren en ellende en smart en nog veel meer. Maar ook, hij had een eeuwige toekomst. En de leeuw in zijn paleis, levende overdadig en prachtig, hij moest het in zijn sterven alles aan anderen overlaten. En hij stierf. De leeuw is dood. En dan? De pijn.
Wat een zegen, als je het in je leven leerde en nu ook zeggen mag: Gij hebt mijn rechterhand gevat. Gij zult mij leiden door Uw raad en mij straks opnemen in heerlijkheid.
Voor de levenden is er hoop! Voor u ook?

Den Butter

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1972

De Wekker | 8 Pagina's

De waarde van het leven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1972

De Wekker | 8 Pagina's