Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is het Hooglied een allegorie? (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is het Hooglied een allegorie? (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De allegorische verklaring onhoudbaar
Wat een allegorie is bespraken we in bet vorige artikel. We zagen het verschil tussen een allegorie en een gelijkenis. Bij een gelijkenis komt het aan op het punt van vergelijking, terwijl de onderscheiden details dienen om het beeld aanschouwelijk te maken. Maar bij een allegorie heeft elk onderdeel van het beeld een andere, overdrachtelijke betekenis. Het zijn dingen, „die een andere beduidenis" hebben.
Dat dit in het boek Hooglied het geval is, blijkt nergens uit. Het wordt nergens uitdrukkelijk gezegd en men loopt er hopeloos mee vast.
Dat betekent niet dat het boek Hooglied niet vol beeldspraak is. Het boek is vol prachtige beelden om de liefde en de schoonheid van bruidegom en bruid te bezingen. Mede deze beelden maken het boek Hooglied tot een prachtig stuk poëzie.
Het is niet moeilijk daarvan enige voorbeelden te noemen, want ze liggen voor het grijpen.
De bruidegom zegt van de ogen van de bruid, dat ze zijn als duiven zo mooi, haar lang neergolvend haar doet hem denken aan een kudde donker-harige geiten, haar tanden vergelijkt hij bij een rij blanke, pas geschoren schapen, haar lippen bij een scharlaken rode draad, haar hals bij een toren, haar halssieraad met kralen en muntjes bij de schilden die hangen op de kantelen van een muur, haar borsten bij een tweeling-jong enz. (4:1 vv.).
De bruid noemt zichzelf een narcis van Saron en een lelie der dalen (2:1), haar bruidegom vergelijkt ze bij een appelboom onder de bomen van het woud. Zo is hij voor haar onder de andere jonge mannen (vs. 3). Hij is als een gazel of het jong van een hert, zo sierlijk en lenig is hij (vs. 9).
En om nog een beeld, dat de bruidegom toepast op de bruid, te noemen: haar lippen druppelen van honingzeem, zo zijn hem haar lippen en haar kussen. Hij noemt haar een afgesloten hof, een afgesloten wel, een verzegelde bron, niet voor ieder toegankelijk, want kuis bewaart ze haar liefde en haar lichaam slechts voor één, haar bruidegom (4:11 v.).
Maar deze beelden maken het boek niet tot een allegorie. Ze dienen als incidentele vergelijkingen van de liefde en de schoonheid van de twee geliefden. Ze bezingen die liefde en geven daaraan een wonderschone uitdrukking. Maar moet men dit niet allegorisch verstaan van Christus en zijn kerk?
Dan moet elk beeld - want dat is het kenmerk van de allegorie - op Christus en zijn kerk worden overgebracht. De beelden van de liefde moeten dan nog eens met het oog daarop ver-beeld worden.
Maar wat betekent het dan dat Christus is als een appelboom onder de bomen van het woud temidden van de jonge mannen? De Kanttekening op de Statenvertaling zegt van die jonge mannen (S.V.: zonen): „te weten van Adam of der menschen". Christus is de kerk meer waard dan alle mensen. Dat zal wel zo zijn. Maar wordt dat hier bedoeld? En wat de appelboom betreft; gaat de kanttekening zelfs helemaal een willekeurige kant op. Zoals onder een appelboom schaduw is, zó bevrijdt Christus zijn kerk van de hitte van Gods toorn en de vervolging van de boze wereld. Maar het punt van vergelijking is niet dat een appelboom schaduw geeft, dat doen andere bomen ook; maar de schoonheid en de voortreffelijkheid van de appelboom in vergelijking tot vele andere bomen in het bos.
En wat moet dan verstaan worden onder de ogen van de kerk, haar neergolvend haar, haar tanden enz.? De kanttekening op de S.V. zegt ervan, dat de ogen betekenen de eenvoudigheid en kuisheid van de kerk; en het haar wijst op gladheid en tederheid, dat zijn de goede werken; de tanden bedoelen de geestelijke spijs, die gekauwd en herkauwd moet worden; de lippen beduiden de leraars, die het Woord Gods brengen; de hals wijst op de kloekmoedigheid van de kerk en de beide borsten zijn O. en N. Testament. Een ander verstaat ze als Woord en sacrament. Hier hebben we te doen met willekeurige exegese.
En wat moeten we aan met de woorden van de bruidegom tot de bruid in hoofdstuk 1:10? Ik citeer in de S.V.: Wij zullen u goeden spangen maken met zilveren stipjes. Bedoeld worden sieraden met balletjes van zilver (N.V.). De bruidegom verblijdt de bruid met prachtige sieraden, zoals ook tegenwoordig nog een man als uiting van genegenheid zijn vrouw een mooie ketting geven kan. Maar hoe dit allegorisch te verstaan? De S.V. denkt aan de vruchten der wedergeboorte, die als met een snoer aan elkaar, geregen zijn en dat er „wij" staat, wijst op de heilige Drieëenheid, „want die de geboden van Christus houden, die worden bemind van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest zal altijd bij hen blijven." Prachtige zaken, maar of ze in deze tekst verkondigd worden, is een andere zaak. Een andere verklaring zegt, dat gesproken wordt van het standelijke leven van de gelovigen, dat door de bearbeiding van de Geest zal gaan van kracht tot kracht. Men moet toch wel enige fantasie hebben om dat er allemaal uit te halen.
In 3:9 wordt gezegd, dat Salomo zich een koets maakte van het hout van de Libanon. Dat zou betekenen, dat het evangelie eeuwig blijft. Want het hout van Libanon verrot niet. Een ander verstaat het van „Gods vreêverbond", dat van geen wankelen weet.
De pilaren van de koets waren van zilver, de vloer van goud, het „gehemelte" van purper. (Zo volgens de S.V.). Dit zou wijzen op de herders der kerk, inzonderheid de profeten en apostelen, op Christus als het fundament der kerk en op de hemel als de koninklijke bescherming van Gods kerk. Maar hoe is een en ander met elkaar te verenigen? Christus is zowel de bruidegom als de vloer van de koets. De koets is het Woord Gods en de pilaren de getrouwe herders der kerk. De koets wordt niet door de pilaren gedragen. Men kan dus niet zeggen dat de predikers de dragers van het Woord zijn. Dat zou toch al te vreemd zijn. De pilaren vormen een onderdeel van de koets. Maar vormen de predikers dan een onderdeel van het Woord Gods? En als men onder de koets „Gods vreêverbond" verstaat worden de dingen nog raadselachtiger. Er is tussen de verschillende gedachten, die uit de woorden gehaald worden, niet de minste samenhang.
Nog wonderlijker wordt het bij een uitspraak als in 6:5. Daar zegt de bruidegom tot de bruid, dat hij de schoonheid van haar ogen niet verdragen kan. Maar kan Christus dat soms zeggen van zijn kerk? De S.V. weet er niet anders van te zeggen dan: „Manier van spreken, uitdrukkende de grootheid der liefde van Christus." Maar dat is natuurlijk geen verklaring en een omzeilen van de moeilijkheid. Een andere verklaring zegt, dat Christus aan de ogen van zijn bruidskerk macht gegeven heeft over Zichzelf. Maar wat betekent dat? Wel, de ogen der Sionieten, tot de troon der genade gewend, doen Hem geweld aan, zodat Hij niet kan nalaten zijn sterkte en wijsheid, zijn barmhartigheid en gerechtigheid tot hun dienst te stellen. Maar waarom zegt Christus dan tegen zijn kerk: Wend uw ogen van mij af? Wel, de Zaligmaker wees de kanaänese vrouw toch ook twee maal af.
Kan dit in ernst Schriftverklaring worden genoemd?
De allegorische verklaring van het boek Hooglied loopt hopeloos vast, want het boek Hooglied is geen allegorie. En daarom is de allegorische verklaring fout. Zij leidt tot willekeur en inlegkunde.

Laat ik dit artikel besluiten met wat prof. v.d. Meiden in zijn boekje over het Hooglied over de allegorische verklaring van dit bijbelboek geschreven heeft. U kunt dat zelf op blz. 36 van zijn boekje nalezen. Hij wijst de allegorische methode van verklaren van het boek Hooglied pertinent af.
Hij noemt als het grootste bezwaar daartegen, dat het boek Hooglied zich niet aandient als een allegorie. En zijn tweede bezwaar is, dat bij de allegorische exegese de historische achtergrond verwaarloosd wordt. En zijn derde bezwaar is, dat bij de allegorische verklaring de grootste fantast de wonderlijkste dingen zeggen kan. Bij deze methode worden de meest willekeurige verklaringen opgedist. „Men veronderstelt dat heel het Hooglied een allegorie is en die veronderstelde allegorie exegetiseert men. Dat is een grote methodische fout van exegetiseren. Hier dreigt het grote gevaar dat de exegeten, met de beste bedoelingen, hun eigen gedachten dragen in de Heilige Schrift en die gedachten houden voor de geïnspireerde waarheid. De historie der allegorische exegese kan ons leren welke dwaalwegen dan worden ingeslagen. Op die dwaalwegen wordt, bewust of onbewust, de zin der Heilige Schrift tegengestaan en dus de Heilige Geest bedroefd. Niemand stote zich aan dit scherpe oordeel. Wij kunnen de allegorische methode der exegese van het Hooglied niet accepteren. Met onze vaderen stemmen wij in „dat er andere Schriftmatige uitleggingen" zijn."
Dat is duidelijke taal. Scherp, maar juist.
De allegorische uitleg van het Hooglied is tegen de bedoeling van de Schrift.
Daarom onjuist, ook onhoudbaar.
Het Hooglied is geen allegorie.
Maar wat dan wel?

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1972

De Wekker | 8 Pagina's

Is het Hooglied een allegorie? (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1972

De Wekker | 8 Pagina's