Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over zingen gesproken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over zingen gesproken

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder deze titel schrijft S. Kistemaker een artikel over liederen in O. en N.T. in „De Wachter". We geven het hier ter lezing door. Hij schrijft het volgende:
Er gaat geen dag voorbij of u zingt, neuriet of speelt een lied. En dit hoort ook zo. Ik moet even denken aan het woord van Paulus dat hij aan de gemeente te Epheze schreef: „en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte" (5:19). In de parallel in de brief aan de kerk te Colosse (3:16) zegt Paulus vrijwel hetzelfde.
Hij heeft het hier over psalmen en over lofzangen en geestelijke liederen. Bij psalmen moeten we direkt aan het boek der Psalmen denken. Dit boek is overgegaan van synagoge naar de oudchristelijke Kerk. We mogen ons wel afvragen of men in de oudchristelijke Kerk nog andere lofzangen en liederen had. En het antwoord moet bevestigend luiden omdat Paulus de christenen in Klein Azië opwekt lofzangen en liederen te zingen. Nu kunnen we vragen of er enkele van die liederen te vinden zijn in het Nieuwe Testament. En hier kunnen we ook ja op zeggen.
Om maar iets te noemen. In het vijfde hoofdstuk van de brief aan de Epheziërs is er een gedeelte van een lied, „Ontwaakt, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten." Dat is een lied uit de oudchristelijke Kerk. Dit lied kan voortgekomen zijn uit een lied opgenomen in Jesaja 26. Daar lezen we. „Te dien dage zal in het land van Juda dit lied gezongen worden." En dan aan het eind van het hoofdstuk, „Herleven zullen uw doden - ook mijn lijk - opstaan zullen zij. Ontwaakt en jubelt, gij, die woont in het stof! Want uw dauw is een dauw van licht; en de aarde zal aan de schimmen het leven hergeven" (vs. 19).

Liederen in het O.T.
Als we studie maken van de liturgie in de synagoge aan het begin van onze christelijke jaartelling, vinden we dat men vele oudtestamentische liederen toegevoegd had aan de 150 psalmen. Deze liederen bestonden uit gedeelten van het Oude Testament. Om te beginnen is er het lied van Mozes dat opgetekend is in Exodus 15:1-19. Dit is het lied dat de Israëlieten zongen nadat Farao met paarden, wagens, en ruiters omkwam in het water van de Schelfzee. Het lied werd de kinderen onderwezen en van generatie tot generatie gezongen. Niet minder was het Grote Lied van Mozes bekend. Dit prachtige lied van Mozes staat aan het einde van de vijf boeken van Mozes, in Deut. 32:1-43. Dat het lied veel gezongen werd is duidelijk als we het vergelijken met andere gedeelten van de Schrift. De dichter van Psalm 135:4 neemt de woorden letterlijk uit Deut. 32:36. En in het N.T. wordt dit Grote lied drieëntwintig keer aangehaald of gebruikt.
Een bekend lied voor de Jood was de lofzang van Hanna (1 Sam. 2:1-10). Ook moeten we het dankgebed van Jona niet vergeten (Jona 2:2-9) en het gebed van de profeet Habakuk (3:1-19). In het boek Jesaja komen twee liederen voor (hfdst. 5 en 26).
Nu heb ik nog niets gezegd over de zogenaamde populaire liederen. Zoals er vandaag liederen zijn die geen geestelijk inslag hebben, zo waren er ook in het bijbelse tijdperk algemene liederen. In het boek Numeri, bijvoorbeeld, vinden we zo'n gedicht dat als opschrift kan hebben: „Bij de bron." In Numeri 21:17 lezen we, „Toen heeft Israël dit lied gezongen:

Wel op, gij bron;
zingt haar in beurtzang toe;
die bron, die vorsten
groeven,
die edelen des volks
boorden met de schepter,
met hun staven."

Liederen in het N.T.
De oudchristelijke Kerk heeft het Psalmboek met de lofzangen overgenomen in de liturgie van de eredienst. Daar werden direct aan toegevoegd de liederen uit het Nieuwe Testament, om maar even de lofzangen van Maria, Zacharias, en Simeon te noemen.
We moeten aannemen dat de christelijke Kerk in een vroeg stadium geestelijke liederen opnam die het geloof in Jezus Christus vertolkten. Een fragment of zo'n oudchristelijk lied is ongetwijfeld opgenomen in de eerste brief van Paulus aan Timotheus, hfdst. 3:16.

Die Zich geopenbaard heeft
in het vlees,
is gerechtvaardigd door
de Geest,
is verschenen aan de engelen,
is verkondigd onder
de heidenen,
geloof in de wereld,
opgenomen in heerlijkheid.

Zo zijn er nog andere fragmenten te noemen. In de Openbaring van Johannes lezen we dat in de hemel vele liederen gezongen worden ter ere van het Lam. De Kerk van Jezus Christus op aarde en in de hemel zingt!
Ik moet hier even aanstippen dat de oudchristelijke Kerk naast de psalmen, geestelijke liederen zong die voortkwamen uit de Schrift. Dus naast het boek der Psalmen zong men de lofzangen die woordelijk uit het Oude Testament kwamen. En uit het Nieuwe Testament had men de lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon genomen. Men bleef bij de Schrift.
Nu is het zo dat deze lofzangen voorkomen in het Evangelie naar Lucas; en dit evangelie geschreven ongeveer dertig jaar na de hemelvaart van Jezus deed een bijdrage in de liederenbundel van de Griekssprekende Kerk. De christenen in Klein Azië en Griekenland zongen de lofzangen van de moeder van Jezus, de vader van Johannes de Doper, en de oude Simeon. Zij zongen het eerste en het tweede hoofdstuk van het Derde Evangelie.
Jammer genoeg ontbreekt ons de muziek van die liederen. In de donkere jaren van de Middeleeuwen, die meer dan duizend jaar bestrijken, verviel het kerkgezang van het gewone volk. Het kerkkoor zong en de gemeente zweeg. Na die lange periode werd het zingen van de gemeenteleden weer in ere hersteld.
Maarten Luther zong, want hij was er van overtuigd dat waar de christen een psalm of geestelijk lied zingt de duivel op de vlucht gaat. Calvijn heeft ook het zingen van de psalmen en lofzangen weer ingevoerd, met behulp van enige bekwame mannen. Ik noem hier enkel de naam van Louis Bourgeois. Calvijn liet de gemeente te Genève de 150 psalmen, de lofzangen van Maria, Zacharias, en Simeon, de Tien Geboden, het Gebed des Heren, en de Geloofsbelijdenis zingen. Hij verzocht de schoolmeesters de kinderen de woorden en de wijs van de psalmen en liederen te leren, zodat de kinderen de gemeente konden bijstaan in het zingen.
In de loop der tijd zijn er meerdere gezangen toegevoegd. Ik denk hier aan de bedezang voor de predikatie, de morgenzang, de bedezang voor het eten, en de dankzang na het eten. Hier is het bij gebleven. Iedere generatie en iedere eeuw heeft behoefte zich in zang en muziek te uiten.
Nog even iets uit de archieven. In oudere psalmboekjes kunt u soms de honderdéénenvijftigste psalm vinden. Dit is een apocrief gedicht dat feitelijk uit de oudchristelijke Kerk komt. Het heeft tot opschrift Eigen Geschrift Davids.

Ik was een jongeling,
Nog teder en gering,
Bij broed'ren laag geacht:
Men had mij in het veld
Tot herder aangesteld:
Daar hield ik steeds de wacht
En weidde 't wollig vee.

Toen maakt' ik, wel te vree,
Een harp met eigen handen;
Ik greep het snarentuig,
'k Zong psalmen; van 't gejuich
Weergalmden onze landen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1973

De Wekker | 8 Pagina's

Over zingen gesproken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1973

De Wekker | 8 Pagina's