Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een rapport over het spreken van de kerk in de samenleving (2)

Bekijk het origineel

Een rapport over het spreken van de kerk in de samenleving (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons eerste artikel hebben we een overzicht gegeven van het besluit dat de synode der Gereformeerde Kerken in april 1972 heeft genomen met betrekking tot het spreken van de kerk in de samenleving.
De voornaamste punten uit het besluit zijn zakelijk deze:
Er wordt een deputaatschap ingesteld dat tot opdracht krijgt om de ontwikkelingen op het maatschappelijk gebied in de breedste zin des woords te volgen. Dit deputaatschap moet deelnemen aan het gesprek over belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen, zoals dit in verscheiden verbanden gevoerd wordt en het moet er zorg voor dragen dat zo nodig leden der kerk aan een dergelijk gesprek deelnemen. Het deputaatschap mag, indien het dit gewenst acht, aan de synode een concept-uitspraak betreffende aktuele vragen van de menselijke samenleving voorleggen.
We hebben er onze verwondering over uitgesproken, dat de synode in haar besluit niet is uitgegaan van het gezag van het Woord Gods.

Het Rapport
We willen nu trachten na te gaan hoe het Rapport hierover spreekt. Men kan zich erover verbaasd hebben dat we niet het eerst het Rapport besproken hebben. Dat deden we met opzet niet. Immers: het besluit is veel beknopter dan het betoog in het Rapport. Het is daardoor voor ons ook meer tastbaar. Bovendien dient het Rapport wel als voorwerk voor het besluit. Maar de synode heeft zich-begrijpelijk-niet aan het Rapport in elke formulering en gedachtengang gebonden. We lezen in het besluit dat de synode van het Rapport heeft kennis genomen. Zij heeft daarop overeenkomstig het voorstel van deputaten een deputaatschap in het leven geroepen. De deputaten spraken over een werkgroep. De synode vond het kennelijk meer in overeenstemming met de kerkelijke stijl om van een deputaatschap te spreken.
Wanneer we nu over het Rapport enkele dingen zeggen, dienen we goed vast te houden aan het feit dat dit voorwerk was. Niet meer, ook niet minder. Men kan de synode niet aan elke zin uit het Rapport binden.
Toch komt het ons voor dat het besluit in belangrijke mate door het Rapport is beïnvloed.
Het Rapport is ons niet in alle opzichten duidelijk. Ook na herlezing zijn er vragen gebleven. Daarom willen we onze opmerkingen vooral in vragende vorm maken.

De kerk
Het is opvallend dat het Rapport zegt; „dat de kerk reeds jaar en dag met actuele vragen der samenleving bemoeienis heeft II" (blz. 15). Hieruit is men geneigd af te leiden dat het spreken van de kerk niet iets nieuws is vergeleken met wat de kerk in het verleden reeds gedaan heeft.
Hoe de kerk bemoeienis had met actuele vragen der samenleving, lezen we op de vorige bladzijde (14). Daar staat immers „dat de kerk zich in de loop van haar geschiedenis bewerktuigd heeft met bijzondere organen, zoals zij in zending, evangelisatie, catechese, zielszorg, prediking, vorming, toerusting, opleiding, onderwijs, diaconaat en vele andere functies een reeks van intensieve contacten heeft opgebouwd met andere samenlevingsverbanden". Die samenlevingsverbanden zijn dan:
huwelijken, gezinnen, scholen, ziekenhuizen, jeugdhuizen, bejaardenhuizen, buurthuizen, sociale diensten en instellingen, studenten, zeevarenden, binnenvaarders, militairen, vakantiegangers en vele andere groepsverbanden, en groepen zonder veel verband.
Als we het goed begrijpen ziet het Rapport het zich bemoeien met vragen van economische en politieke aard, in het verlengde van het oefenen van deze contacten. Dat leiden we mede daaruit af, dat op het vervolg van blz. 14 wordt gezegd „dat de kerk mag worden aangemoedigd in de richting van uitbouw van haar activiteiten voort tegaan".
Als we het goed begrijpen is het Rapport zich ervan bewust dat uitspraken doen over actuele vragen van economische en politieke aard wel „een stap verder" is. (blz. 15), maar toch in wezen van het verlengde van de reeds genoemde contacten ligt. Het gaat dan om bemoeienis van de kerk met „problemen die in de niet-kerk-zijnde wereld vandaag aan de orde zijn" (blz. 16). De kerk moet haar leden opwekken bij hun contacten in de samenleving te laten zien en horen, wat het Evangelie van Jezus Christus voor de concrete noden die er zijn werkelijk te betekenen heeft. Toch rijst de vraag of dit genoeg is.
Moet de kerk niet aan de overige samenlevingsverbanden, zoals b.v. het bedrijfsleven en de overheid, aanwijzingen geven voor de oplossing van brandende problemen, hetzij door deel te nemen aan het gesprek daarover, hetzij door als een soort uitgewerkt belijden daarover uitspraken te doen (blz. 17)?
Daarop geeft het Rapport een bevestigend antwoord. Daarbij heeft de kerk het niet zo gemakkelijk. Zij moet de verbanden in de samenleving in hun eigen aard en verantwoordelijkheid erkennen.
Zij moet bovendien zoeken naar tekenen van de werking van de Geest bij de ongelovigen, opdat zij daarbij kan aansluiten (blz. 32). „Het Evangelie kan, waar er gehoor voor is, met grote beslistheid worden verkondigd, want het predikt het heil van het Rijk dat niet van deze wereld is. Maar wanneer de kerk met de wereld in gesprek treedt over de noden die haar bevangen, past minder grote stelligheid." (blz. 33). Dit vinden we om meer dan één reden een merkwaardige uitspraak. In de eerste plaats volgt eruit dat, als het gaat over het Rijk dat niet van deze wereld is, de kerk met grote stelligheid kan spreken. Als het over zaken van deze wereld gaat, is grote stelligheid niet gepast. Waarom niet? Omdat de kerk daarvan niet zoveel verstand heeft? Of omdat het niet enkel om het Rijk, dat niet van deze wereld is, gaat? Maar hebben deze aardse zaken dan met dat Rijk niets te maken? Of omdat ook ongelovigen hun inbreng moeten hebben?
Het is ons niet duidelijk.

Hoofd- en nevenfunctie
Er komt nog iets bij. Wij horen herhaaldelijk over hoofdfuncties van de kerk spreken, (blz. 14 en 39) Dan is er met hoofdfunctie bedoeld de bediening van het Woord. Op blz. 41 lezen we over de voornaamste taak van de kerk, waarmee pastoraat, apostolaat en diaconaat bedoeld zijn.
Wat is dan de nevenfunctie? We kunnen daarop moeilijk iets anders ten antwoord geven dan de bemoeienis met actuele vragen van economische en politieke aard.
Welnu, dit onderscheid achten we onjuist. De kerk heeft geen neventaak door als gesprekspartner van welke maatschappelijke instantie dan ook op te treden. De nevenfunctie van de kerk, zoals die in dit Rapport wordt aangeduid, is naar ons inzicht een directe taak van de christenen. De kerk moet zich niet als gesprekspartner opwerpen, op straffe dat ze in plaats van kerk, partij of maatschappelijke partner wordt. Dat is de kerk nu juist niet. Dat zijn de leden van de kerk, in allerlei verbanden geplaatst of verenigd, wel. Maar de kerk niet. De kerk heeft via haar prediking haar leden te stimuleren en te instrueren tot het uitvoeren van deze directe taak. Maar zij heeft die taak niet over te nemen, noch die uit te voeren naast de leden zelf.
De grondfout zit naar onze gedachte hierin dat het Rapport de kerk ziet als een samenlevingsinstituut, dat naast andere instituten bestaat. De kerk treedt als instituut met andere instituten in contact. Zo ontstaat de voorstelling dat de kerk zich bewerktuigt met bijzondere organen. Maar zending, evangelisatie, catechese, zielszorg en prediking zijn geen bijzondere organen. Dat zijn activiteiten van de kerk waarin zij haar directe roeping vervult. Het zijn geen schakels naar andere samenlevingsverbanden. Maar het zijn opdrachten welke de kerk uitvoert. Daarom lijkt me het woord bewerktuiging in dit verband ook niet juist.

Conclusie
We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat aan dit Rapport een visie op de werkelijkheid ten grondslag ligt, die vanuit een bepaalde wijsbegeerte allerlei samenlevingsverbanden naast elkaar stelt. De kerk is van die vele verbanden er één. De kerk heeft met al die verbanden een relatie, zoals deze verbanden onderling allerlei relaties hebben.
Dat betekent dat het Woord van God eerst kracht krijgt vanuit het samenlevingsverband van de kerk. Het betekent ook dat het gezag van het Woord van God met betrekking tot andere samenlevingsverbanden loopt via de contacten, die de kerk met die samenlevingsverbanden aan moet knopen. Die contacten heten dan de bewerktuiging van de kerk.
Is het zo vreemd te veronderstellen dat achter deze visie op de werkelijkheid grote invloed van de Wijsbegeerte van de Wetsidee schuil gaat? Het is bekend dat de opsteller van het Rapport grote sympathie heeft voor essentiële punten uit deze wijsbegeerte.
Het valt bijvoorbeeld op, dat in hoofdstuk II „De kerk en de wereld" (blz. 19-31) eigenlijk niets over de kerk gezegd wordt. Dit hoofdstuk biedt een analyse van de wereld en wat zich daarin afspeelt. Pas in het daarop volgende hoofdstuk wordt gesproken over „De kerk en haar roeping" (blz. 32-39).
Deze volgorde achten we voor een Rapport dat moet handelen over het spreken van de kerk in de samenleving, niet de meest voor de hand liggende. Dat ze toch gekozen is, moet er wel mee samenhangen dat men meer nadruk legt op de kerk als onderdeel van de samenleving dan op de kerk die het gezag van het Woord God over de samenleving heeft te oefenen.
We moeten hier afbreken. Onze bezwaren tegen het Rapport zijn in wezen dezelfde als die tegen het besluit van de synode. Een kerk die gesprekspartner is van allerlei samenlevingsverbanden kunnen we moeilijk binnen de reformatorische kerkgedachte een plaats geven.
Een kerk die haar leden op hun verantwoordelijkheid wijst en hen eventueel pastoraal helpt bij de uitvoering van hun taak, lijkt ons meer in die lijn te liggen.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1973

De Wekker | 8 Pagina's

Een rapport over het spreken van de kerk in de samenleving (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1973

De Wekker | 8 Pagina's