Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijk leven (9)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijk leven (9)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als een mosterdzaad
In veler geestelijk leven bestaan allerlei remmingen die voortkomen uit de vragen rondom het geloof.
We weten en aanvaarden volkomen de noodzaak van het geloof. Je moet geloven. De Schrift zegt het overduidelijk: geloof in Jezus Christus en ge zult zalig worden. Wordt het ons die nog in de dagelijkse loopbaan van de zondestrijd lopen, niet voorgehouden uit de wolk der getuigen, dat het geloof de zekerheid is der dingen die men hoopt en het bewijs van de zaken die men niet ziet? (Hebr. 11:1). En daarom in volstrekte ernst het vermaan: maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want wie tot God komt moet geloven dat Hij is (bestaat) en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken. (Hebr. 11:6 )
Maar als je bij de Bijbel bent groot gebracht en uit een gezin komt waar de vreze des Heren woonde, je van jongs af aan naar de kerk ging, dan geloof je toch dat God bestaat? Zeker er kunnen tijden van twijfel zijn als je meegesleept wordt in jonge jaren in de maalstroom van de wereld, als je allerlei theorieën krijgt te verwerken, maar diep in je hart weet je en blijft de overtuiging dat God er is. Zelf vastgelopen in een innerlijke leegheid, een eenzaamheid die beangsten kan met een angst voor de dood, kan er een hunkering zijn naar het geloof van je ouders die vrede hadden en een houvast in de stroom van het leven met al zijn wisseling en teleurstelling. Je zoekt weer, je bidt, je vraagt, soms is er een houvast aan de beloften van God die je draagt, maar het blijft zo ver, zo vreemd. Toch geloof je dat God alleen je leven rijk kan maken en je behouden kan.
In al de onzekerheden en slingeren van je leven ben je ervan overtuigd dat God alleen werkelijk zegenen kan, je leiden en alles geven wat je innerlijk vrede schenkt. Zeker Hij is een beloner dergenen die Hem ernstig zoeken. Je kunt jaloers zijn op die mensen, die je hoort spreken (horen we het nog wel eens?) uit de zekerheid van hun geloof, wetend dat ze deel hebben aan de genade die in Christus is, dat hun zonden verzoend zijn en de heerlijkheid hun wacht.
Nee, dan dingen we helemaal niet af op de eis Gods. We moeten geloven, daar heeft God recht op, maar . . .
Maar is dat zoeken van mij wel ernstig, wel oprecht?
De twijfelvragen liggen niet aan de kant van de Here en Zijn Woord, maar aan onze kant. Het zijn vragen in de zin van: heb ik wel geloof, bezit ik het geloof wel, is mijn geloof wel echt, meen ik het wel oprecht als ik mijzelf nog zo vaak tegenval?
Want ook dat weten we goed, het gaat om het zaligmakend geloof en er zijn toch ook schijnvormen van het geloof. Daar worden we hopelijk schriftuurlijk nog voor gewaarschuwd? Er is toch ook een historisch geloof en een tijdgeloof en een wondergeloof? Zo hebben we het toch uit „Hellenbroek", of „Jongeleen" geleerd en zo leren we het toch nog uit „Velema"?
Het gaat om het echte het levende, het zaligmakende geloof!
Dat kun je zelf niet opbrengen, niet nemen. Het moet je gegeven worden, het is toch een gave Gods? Want door genade zijt ge zaliggeworden, door het geloof en dat dat niet uit u, het is Gods gave, niet uit de werken, opdat niemand roeme. (Ef. 2:8 en 9).
Inderdaad, en er is niet het minst in onze tijd, waarin zo sterk de nadruk op de mens en het menselijk handelen gelegd wordt, reden te over om het wonder van Gods genade, de vrijmacht van de levenwekkende Geest te blijven benadrukken. Het gevaar bestaat dan echter wel, dat de beleving van de afhankelijkheid van Gods werk in ons, leidt tot een veroordelenwaardige lijdelijkheid, een afwachten waarin ons eigenzinnig hart zich handhaaft tegen God en een miskennen van de verbondsverhouding, waarin de Here ons gesteld heeft.

Vragen als boven aangegeven komen meestal voort uit te weinig zicht op het organische in het levendmakend werk van de Heilige Geest. Als de Heilige Geest een zondaar wederbaart en zijn hart opent voor de Here, is dit niet een losstaand begin, waarbij Hij later allerlei andere geestelijke zaken voegt, maar de wortel, het zaad (van het Woord, dat Hij levend en krachtig maakt) waarin beginsel alles inzit en langs de weg van het leven, het groeiproces, de geestelijke zaken en waarden openbaar komen.
Het geloof is dan ook niet iets waarnaar je in heel je levensinhoud zoeken kunt, als iets aparts, iets dat naast andere geestelijke zaken aanwezig zou kunnen zijn. Het is niet zo dat er overtuiging van en droefheid over de zonde kan zijn, liefde tot de Here en Zijn Woord, begeerte om Hem te kennen en voor Hem te leven en dat daarnaast het geloof zou kunnen ontbreken.
Het geloof is de functionering van het nieuwe leven dat God gewerkt heeft in al die activiteiten van ons hart en onze geest, in het kennen en vertrouwen, die zich nu richten op en zich verlaten op Zijn Woord.
Dat is vrucht van de Heilige Geest, van het wederbarende werk van Hem, als onze geest de geestelijke werkelijkheden van God en onszelf, van schuld en genade leert kennen en belijden, als onze wil afgekeerd van de dingen die des Heren zijn, geneigd wordt naar Hem en Zijn dienst, als het Woord Gods heerschappij krijgt over heel ons leven.
Daar is die levensband gelegd waarin Gods liefde de wederliefde in ons hart werkt en dat vertrouwen, dat de Heilige Geest door het evangelie in ons hart werkt gaat functioneren.
Maar is dat geloof van mij, die werkzaamheid van ons hart met de beloften van de Here, die droefheid onder Zijn veroordeling van onze zonde, is dat allemaal wel echt, is het groot genoeg, moet ik niet eerst wat meer vertrouwen, wat sterker geloof hebben?
Het is de vraag niet zegt Jezus zijn discipelen van veel of weinig, van groot of klein, maar van leven of dood.
Al is het nog zo klein, als een mosterdzaad, als het maar leeft, als die levenskracht uit God geboren er maar in werkt.
En hoe weet je dat? Waaraan kun je dat nu merken? Door te geloven, dikwijls ondanks je redenerend verstand, met je hart dat toch de Here niet los kan laten. Door toch op Hem en Zijn Woord te betrouwen, door toch Hem niet los te kunnen laten die ons in Christus tegentreedt met al Zijn liefde, door ondanks alles op de Here te blijven hopen.
Die wonderlijke door God gegeven levenskrachten van het kleinste van alle zaadjes, het mosterdzaad, komen tot openbaring waar dat levend zaad gaat groeien en opwassen en het wordt tot een boom waarin de vogels hun nest kunnen bouwen.
Het geloof dat zich richt op zichzelf, dat gedurig met zichzelf bezig is en steeds weer dat zaad loswoelt om te zien of er ook wortels aan komen, is dood en gaat dood.
Het geloof dat levend en begerig drinkt van de regen van de Geest en verkwikt zich opent voor het zonlicht van genade in Christus, zal door zijn groei en vruchtdragendheid zichzelf bewijzen.
Of worden we niet uit de vruchten (van de Geest) van de echtheid van ons geloof verzekerd?

de B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1973

De Wekker | 8 Pagina's

Geestelijk leven (9)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1973

De Wekker | 8 Pagina's