Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dienst aan de ander (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dienst aan de ander (V)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uitzichten?
In een vorig artikel, over eigen verantwoordelijkheid, wilde ik al doen uitkomen, dat het meer en meer erom gaan zal, of de sociale werker zelf iemand is, die een levend geloof heeft en van daaruit ook de problemen te lijf wil gaan.
Dit gaat temeer klemmen, nu op vele plaatsen de christelijke instellingen voor maatschappelijk werk aan het verdwijnen zijn.
Men kan, en moet m.i., deze ontwikkeling zeer betreuren. Ze is veroorzaakt enerzijds door de wensen van het ministerie van C.R.M., tot schaalvergroting te komen om geldverspilling te voorkomen en doeltreffender te kunnen werken.- Maar anderzijds is de ontwikkeling in de hand gewerkt, doordat vanuit het maatschappelijk werk zelf de wenselijkheid van eigen christelijke organisatie minder werd beklemtoond. Aanvankelijk lag de nadruk op het christelijke uitgangspunt en als punt twee kwam de doelmatigheid, en later werd deze volgorde langzamerhand omgewisseld.
Men kon stellen, dat het geen verlies was, als de kerk haar greep op het maatschappelijk werk verloor, als via de zelfstandige stichtingen voor maatschappelijk werk het uitgangspunt en de doelstelling maar gewaarborgd waren.
Via de vertegenwoordiging in de stichtingen was de kerk, in de regel door een of meer diakenen, in de stichting aanwezig.
Vanuit de opleidingen werd gesteld, dat de sociale werker vakkundig moet zijn. Zijn godsdienstige overtuiging doet er minder toe, want hij kan deze niet in het geding brengen en dus is er ook geen sprake van christelijk maatschappelijk werk. Er kan hoogstens sprake zijn van maatschappelijk werk door christenen. Bij deze kijk op werk en stichtingen behoeft er ook geen christelijke instelling te zijn.
Wie het vorige artikel las, weet, dat ik het daarmee niet eens ben, vooral vanuit het bijbelse mensbeeld, dat de christen als maatschappelijk werker niet kwijt kan en mag.
Maar omdat in de regel te weinig steun te vinden is voor afzonderlijke organisering van het maatschappelijk werk, zal in vele gevallen de keuze zijn òf meedoen in een algemene stichting, òf helemaal aan de kant staan. En men zal goed moeten weten, of dat laatste dan verantwoord is. Dan zal men zelf het sociale werk moeten aanpakken.
Daar, waar het werk in een algemene stichting is ondergebracht, ben ik van mening, dat de kerk er zich als kerk uit behoort terug te trekken, eenvoudig omdat hier van kerkelijke verantwoordelijkheid geen sprake meer kan zijn. Een andere zaak is, of hier niet een taak ligt voor christenen om los van een speciale kerkelijke opdracht iets van hun christen zijn te beleven en waar te maken. Temeer, omdat er niet sprake kan zijn van vage neutraliteit, maar van inbreng van alle levensbeschouwelijke groeperingen. En dan moet er geluisterd kunnen worden naar de overtuiging van de christen in het bestuur, terwijl bovendien voor de maatschappelijk werker, die christen is, een klankbodem in het bestuur aanwezig zal moeten zijn.
Deze dingen gaan wel betekenen, dat de maatschappelijk werker meer en meer alleen komt te staan, in weerwil van alle teamverband. Meer en meer komt het accent op de persoon van de werker te liggen. En daarom wordt zijn werk meer en meer moeilijk en eenzaam. Wat de instellingen betreft, is er nog iets over de verdere ontwikkeling te vertellen, die overigens binnen de kring van de vakmensen al lang bekend is.
Sinds enige jaren is men in het maatschappelijk werk twee hoofdfuncties gaan onderscheiden, nl. de maatschappelijke dienstverlening en de samenlevingsopbouw, in vakkringen genoemd de F1 en F2. Bij de F1 gaat het om het lenigen van allerlei aan de orde zijnde noden, om datgene wat in allerlei verhoudingen stukgelopen is, om voorziening vraagt enz., datgene waarvoor speciaal een stuk vakkennis nodig is. Juist deze dingen zijn in de regel ondergebracht in de nieuwe algemene instellingen.
Daarnaast heeft de christen vooral ook een verder gaande taak, die dan meestal samengevat wordt onder het woord „samenlevingsopbouw". Maar men kan vaak beter iets een naam geven dan vertellen wat er onder wordt verstaan. In dit geval kan men zeggen: de F1 is het sleutelen aan bestaande moeilijkheden; de F2 zal zijn het opsporen van nieuwe mogelijkheden.
De landelijke en provinciale samenwerkingsorganen hielden zich voorheen bezig met het maatschappelijke werk en de stimulering daarvan zonder meer. Onze kerken, die (zoals eerder verteld) via haar „A.D.M.A.-deputaten" mede aanwezig zijn in de landelijke stichting Raad voor Geref. Sociale Arbeid, hebben door deze vertegenwoordigingen de taak, de ontwikkelingen in het sociale werk te volgen en een verantwoorde gestalte te geven. Kunnen we dit? Zijn het geen problemen die boven onze krachten gaan?
Als de dienstverlenende kant van het maatschappelijk werk een eigen leven gaat leiden (vaak genoemd een G.I.S.D., gemeenschappelijk instituut voor sociale dienstverlening) gaat dit ook gevolgen krijgen voor de provinciale en landelijke stichtingen voor geref. sociaal werk. Ook daar zal langzamerhand het dienstverlenende aspect van het werk worden afgestoten en zal straks wellicht alleen de „F2" als taak overblijven. Op het ogenblik is er een intensief overleg gaande over de vraag, hoe deze tak van werk zal worden gevuld en welke wegen er gegaan moeten worden om dit werk behoorlijk gesubsidieerd te krijgen.

De belangrijke vraag hierbij is: hoe vullen we die „F2"? Welke taak heeft de kerk c.q. de christen hierbij? Moge er verschil van mening zijn over de vraag, welke invloed het christelijke heeft bij de dienstverlening, er kan geen enkel verschil over zijn, dat de christen, als het over de menselijke samenleving gaat en over wat dan de „opbouw" daarvan genoemd wordt, een geheel eigen overtuiging heeft, een eigen uitgangspunt en een eigen doelstelling. Alle vragen over geloof en bekering en het Koninkrijk Gods keren juist hier in verdubbelde mate terug. En dan moet toegestemd worden, en van harte, dat de christen juist terdege een taak heeft in de samenleving, waarin hij staat.
De manier, waarop die taak beleefd en vervuld wordt, is van het grootste belang. Hier komt naar voren, dat Paulus in Ef. 4 zegt: maar gij geheel anders. Gij hebt Christus leren kennen. Daarvoor is gesproken over de taak van de ambten in de gemeente van Christus. Tot die taak behoort het veel besprokene toerusten van de heiligen tot dienstbetoon. Deze toerusting is een specifieke taak van de kerk. Daarnaast kan er vanuit maatschappelijke instellingen-nieuwe stijl veel gedaan worden aan vorming en informatie. Binnen de genoemde organen is momenteel veel overleg gaande over de inhoud en vormgeving.
Wat nauw verband houdt met deze hele ontwikkeling is de vraag, of de kerkleden nog in staat zijn, met elkaar een echt christelijke bijdrage te leveren aan de samenleving van vandaag. Ook vroeger is er door christelijke politici, vakbondsmensen, pers en radio, dagen weekbladen en anderen veel gedaan. Tegenwoordig worden er op christelijk terrein niet alleen uiteenlopende, maar ook tegenstrijdige meningen verkondigd. Kan er nog een echt christelijke bijdrage en invloed zijn, of is die tijd voorbij? Kunnen christenen in onze tijd nog profetisch en priesterlijk en koninklijk leven en werken? Enige tijd geleden heeft de Raad voor Geref. Sociale Arbeid van de synode van de Geref. Kerken het verzoek gekregen om een aantal mensen bijeen te roepen in een poging, te komen tot een zgn. Gereformeerd Welzijnsberaad. Dit beraad zou zich niet alleen uitstrekken tot organen en personen binnen de Geref. kerken, maar ook tot personen en instanties binnen „verwante" kerken. Gezien de vele en heftige vragen van het ogenblik, de verschillende meningen, die soms een vertrouwenscrisis betekenen, en de apocalyptische tijd, waarin we leven, kan dit welzijnsberaad een goed initiatief betekenen. Via deputaten A.D.M.A. wordt van onze zijde aan dit werk een bescheiden bijdrage geleverd.

Een ander belangrijk initiatief bestaat in het pogen, te komen tot een sociale academie op Gereformeerde grondslag. In een vorig artikel is al verteld, hoe de voormalig-gereformeerde akademie „De Nijenburgh" van haar gereformeerde karakter is afgestapt en ook het christelijke als zodanig diskutabel wil stellen.
Onze deputaten A.D.M.A., die over deze ontwikkelingen op de synode verslag uitbrachten, kregen van de generale synode-Rotterdam 1971/1972 de opdracht, aan deze vragen hoge prioriteit te geven. In de loop van het vorige jaar bleek, dat er tegelijkertijd initiatieven waren van de kant van de Geref. Bond in de Ned. Herv. Kerk. Van de kant van deputaten A.D.M.A. was er een samenspreking met deputaten voor gezins- en bejaardenzorg van de Geref. Gemeenten. Deze contacten leverden een aanvankelijke commissie op, die de mogelijkheden onder ogen ging zien tot oprichting van een gereformeerde sociale akademie. In „De Wekker" is over deze ontwikkelingen onlangs eens mededeling gedaan. De vraag is wel, of er binnen afzienbare tijd inderdaad mogelijkheden liggen. De commissie is omgezet in een stichting en er ligt een aanvrage op het ministerie van onderwijs, maar het is nog te vroeg om te kunnen zeggen, wat dit alles gaat uitwerken.
Via de „G.S.A." is er over al deze vragen onlangs eens een gesprek geweest, o.a. met mensen van de „Nijenburgh". Zal het niet alleen technisch uitvoerbaar zijn om nog met een nieuwe sociale academie te starten, maar zal men ook inderdaad een andere weg kunnen vinden dan de Nijenburgh gegaan is? Gezegd werd, dat men aan de nieuwe academie graag van harte alle goeds toegewenste, maar zal in een tijd van democratisering van het onderwijs met name bij het sociale onderwijs het getij gekeerd kunnen worden? Het zal de taak van de nieuwe academie, zal ze van de grond komen, zijn, om zowel heel dicht bij de Schrift te leven alsook zich maatschappij-kritisch op te stellen. Aan een instelling, die haar kracht alleen maar zou zoeken in een reactionaire houding, hebben we als kerken niets. Het mooie in de beginselverklaring, die de nieuwe stichting heeft opgesteld is, dat de onverkorte erkenning van het spreken van de Heilige Schrift wordt uitgesproken, maar dat daarnaast, en eigenlijk daardóór, wordt gezegd, dat het evangelie naar zijn aard kritisch, en dus óók maatschappij-kritisch is in de echt bijbelse zin van het woord.
Over alle hierboven genoemde initiatieven zult u allicht in de toekomst nog wel eens meer horen. Het leek me, in verband met de vragen, die aan de redactie gesteld werden, goed iets te vertellen over de dingen, die momenteel in beweging zijn.
Als kerk staan we allerminst buiten de tijd. In het bovenstaande is nog maar in vogelvlucht iets gezegd. Op alle vragen van de vraagstelster heb ik geen gedetailleerde antwoorden gegeven en ook niet kunnen geven. Ik heb alleen geprobeerd om aan te geven, in welke richting we naar mijn stellige mening met onze vragen moeten gaan en op welke wijze van God de Here in onze tijd een stuk wijsheid mogen vragen en verwachten. Spreekt iemand, laten het woorden zijn als van God; dient iemand, laat het zijn als uit kracht, door God verleend, opdat in alles God verheerlijkt worde door Jezus Christus, wie de heerlijkheid is en de kracht in alle eeuwigheid.

Hoogeveen, K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1973

De Wekker | 8 Pagina's

Dienst aan de ander (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1973

De Wekker | 8 Pagina's