Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herders gevraagd!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herders gevraagd!

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. J. Overduin te Veenendaal schreef in „Centraal Weekblad" een warm artikel over bovenstaand onderwerp, daar hij zich gedrongen voelde „om een Noodkreet te slaken over het schromelijk tekort in pastorale zorg voor zieken, gehandicapten, bejaarden en eenzamen". Vanwege het belang van de zaak, waarvoor hij pleit, geven we het artikel hier een plaats.
Ds. Overduin schrijft o.a.:
Er zijn collega's, die moeilijk een gesprek kunnen voeren, laat staan een „geestelijk gesprek".
Voor beide partijen wordt dan een bezoek tot een bezoeking. Zelfs wanneer de bezochte de pastor een beetje helpt en hem een handvat geeft, schijnt dat niet te helpen. Wanneer de pastor zonder pastorale activiteit vertrokken is, blijft de zieke met nog meer verdriet en eenzaamheid achter. Hij hunkerde om steun en troost in het kruisdragen en in zijn vele problemen. Maar de pastor doet net alsof er geen nood is en geen geestelijke hulp verwacht wordt. Wat hij zo zit te praten had hij evengoed kunnen zeggen als praatje bij zijn garagehouder, die z'n auto een goede beurt heeft gegeven.
Wat is deze pastorale onmacht?
Is het gemakzucht?
Het vraagt natuurlijk veel meer om nauwlettend en met intense belangstelling een pastoraal gesprek te openen en verder te leiden dan „even je gezicht laten zien". Terecht verwacht de zieke méér van de pastor dan van de buurman, die even z'n gezicht om de deur steekt, hoewel er buurlieden zijn, die pastoraal er meer van terecht brengen dan de betrokken pastor.
Wat is dat toch? Is het verschraling en armoede van eigen geestelijk leven bij de pastor?
Dat kan ook. Gebrek aan ervaring, aan levensverdieping, zelf nog niets meegemaakt hebben, een oppervlakkig verstaan van het evangelie, geestelijk nog zeer onvolwassen zijn, verlegenheid, remmingen oftewel frustraties, ten diepste gebrek aan waarachtige belangstelling voor de bezochte, gebrek aan liefde en soepelheid van ziel om zich te kunnen verplaatsen in de situatie van de ander?
Dat kan allemaal.
Ieder moet zichzelf maar eens onderzoeken. En wie de schoen past trekke hem aan.
Prof. dr. J.H. Bavinck zou in deze tijd zeker met nog meer kracht aandringen op „zielszorg aan eigen ziel". Waar zit de oorzaak van mijn pastorale onmacht, zo behoort men zich af te vragen.
Wat moeten we denken, wanneer de bezochten zelf moeten vragen „wilt u nu ook eens met me bidden?" en de pastor antwoordt „goed, maar ik doe het bijna nooit, want de meeste mensen zijn er niet op gesteld".
Wat ik er van denk?
Het is een grove leugen, want de meeste mensen zijn er wél op gesteld, maar de „pastor" is er niet op gesteld.
Wat moet ik denken, wanneer zo'n „pastor" na het gevraagde, haast afgedwongen gebed, in geen maanden meer terugkomt, omdat hij het te druk heeft de mensen op te wekken om vooral eens gebruik te maken van de eucharistie van de R. Kath. Kerk?
Wat ik er van denk?
Zijn activiteiten, die vooral spectaculair moeten zijn, vormen een vlucht uit de eerste verantwoordelijkheid en een camouflage van zijn geestelijke en pastorale onmacht. Een geestelijk-armoedige compensatie.
Wat te denken van de „pastor", die zondag 1 over de enige troost in leven en sterven een achterhaalde zaak vindt, omdat wij heel wat belangrijker n.l. wereldproblemen aan ons hoofd hebben.
Wat ik er van denk?
Zo iemand is een slecht theoloog, een slecht kenner van het evangelie, een slecht pastor, een mens die de gemeente valse tegenstellingen opdringt. Hoe kan iemand een goed pastor zijn, die alleen warm kan lopen voor wereldproblemen en de vervulling van de geestelijke nood van de enkeling verwijst naar een stukje ouderwets heilsegoïsme. Een goede pastor loopt even warm voor het één als voor het ander, zoals ons Algemeen Diakonaal Bureau niet alleen de gemeente voor het buitenlands, maar ook voor het binnenlands diakonaat mobiliseert.

Onze Opperherder
Nu hoop ik niet, dat wij het kwaad dat hierboven gesignaleerd werd wat gaan goedpraten met het kwaad, dat aan de andere kant ligt. Over het kwaad van automatisme, gewoontegebeden, magische verwachtingen, in de hand werken van onmondigheid, opdringerigheid, om niet meer te noemen, hebben wij het nú niet.
We mogen niet de ernst van het ene kwaad ontzielen of ondermijnen door als afleidingsmanoeuvre te wijzen op het tegenovergestelde kwaad. Wanneer we deze methode volgen, kunnen we ons altijd wel de schuld van het lijf houden. Dat is echter zelfbedrog en vleselijke handigheid. Daarmede kunnen wij misschien enkele onnozele halzen misleiden, maar bij onze Opperherder, Die ons hart kent en onze nieren proeft, maken wij daarmede onze schuld nog groter.
Er is maar één wettige en Gode welgevallige reactie: schuld belijden, ons bekeren, en voortdurend gebed om de gestalte van de goede Herder in onze ambtspraktijk. En wanneer er collega's zijn, die wat moeilijk tot een gesprek komen, waarom niet de ziekenbezoeken thuis voorbereid? Vooral wanneer wij voor de dertigste keer bij iemand komen, moeten we zorgen dat het niet telkens cirkelt om enkele traditionele thema's.
Een goede pastor heeft de gewoonte voordat hij 's middags de wijk ingaat naast het noodzakelijke gebed, een gedeelte uit Gods Woord op te zoeken, waardoor een bepaald aspect van onze nood en Gods troost naar voren komt. Zo'n methode moet men ook niet mechanisch als een wet van Meden en Perzen toepassen, want het kan best zijn, dat bij het eerste 't beste bezoek (waarbij we luisteren moeten!), blijkt dat een ander gedeelte uit Gods Woord beter op z'n plaats is.
Moeten deze voor de hand liggende dingen nog verteld worden?
Het blijkt, dat het helaas nodig is.

Grote belangstelling
Maar nu nog enkele opmerkingen over onze Opperherder. Allereerst zou ik willen wijzen op het feit, dat Gods Zoon, Die in de wereld kwam om een hele nieuwe hemel en aarde te schenken, voor elk mens afzonderlijk zulk een grote belangstelling had alsof die ene mens alleen bestond. Dat éne verloren schaap, die éne penning, die éne verloren zoon.
En hoe droeg Jezus Petrus op de schapen en lammeren te hoeden en te weiden. En hoe heeft onze grote Herder getoornd tegen de huurlingen, die vóór Hem eigenlijk dieven en moordenaars waren, omdat ze hun leven niet wensten in te zetten voor de schapen, doch er een goedlonende baan van gemaakt hadden.
Zijn wij huurlingen of herders?
En hoe dreigde de Here in Ezechiël 34 met Zijn oordeel over herders, die zich zelf in plaats van de schapen weiden. „Ik zal ze . . .!", zei de Here God. Hij verwijt de gemakzuchtige en luie herders: „de zwakke versterkt gij niet, de zieke geneest gij niet, de gewonde verbindt gij niet, de afgedwaalde haalt gij niet terug, de verlorene zoekt gij niet, maar gij heerst over hen met hardheid en geweldenarij". Ook de andere profeten klagen over en beschuldigen de vele herders. „Die mijn wijngaard verwoest, mijn akker vertrapt, mijn kostelijke akker tot een woeste steppe gemaakt hebben" (Jer. 12:10).
Daaraan kunnen wij ons vandaag nog schuldig maken.
Maar „Ik zal herders geven naar mijn hart, die u zullen weiden met kennis en verstand" (Jer. 3:15).
Nu behoeft u niet te zeggen, dat het begrip herder bij de profeten meestal ruimer is n.l. „leidslieden van het volk", hetzij politiek, hetzij uit de priester- en profetenstand. Maar wie heel de Bijbel laat spreken weet, dat het pastoraat daar ook in opgesloten zit.
Pastorale arbeid houdt meer in dan „er even hij zijn". Het vraagt de inzet van je hart, verstand en leven. Niet even langs de nood van de mens komen, maar erin dalen.
Aan de ene kant is het een geestelijk gezonde zaak er tegenop te zien, want het is een moeilijke en nauw luisterende zaak, maar aan de andere kant zal de pastor met het echte herderlijke hart het niet kunnen nalaten. Van Boven af geroepen en van binnen uit gedrongen. Wie daar niets van kent, moet geen herder en leraar worden.
Of zou die professor in de theologie gelijk hebben, die zeide: „Ach, we hebben aardig veel theoloogjes in de knop, maar weinig herders en verkondigers in de knop?"
Waarom wil je predikant worden?
Als het antwoord is én blijft: „ik vind theologie zo'n interessante studie", dan is noch de student, de latere dominee, noch de gemeente te feliciteren. Wat doe je dan in deze pastorale kou?
Paulus zei het anders: „de liefde van Christus dringt mij". En Jezus de schare ziende, was met innerlijke ontferming bewogen. En Petrus zegt: „hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde.
En wanneer de Opperherder verschijnt, zult gij de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven"
(Petr. 5:1-4).
Noch de profeten, noch de apostelen, noch onze Opperherder namen ook in dit opzicht een blad voor hun mond.

Waarom zouden wij het dan anno 1973 wél doen?
En ten slotte „wie de schoen past, trekke hem aan".
En wie van ons staat niet in mindere of meerdere mate schuldig?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 1973

De Wekker | 8 Pagina's

Herders gevraagd!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 1973

De Wekker | 8 Pagina's