Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat bedoelen we met ons christelijk onderwijs?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat bedoelen we met ons christelijk onderwijs?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De discussie over onderwijsdoelstellingen is volop aan de gang de laatste jaren. Wat vroeger als vaststaand gold met betrekking tot de taak van het onderwijs in het algemeen en van het christelijk onderwijs in het bijzonder is voor velen al lang achterhaald. Men sprak altijd van cultuuroverdracht, van onderwijs voor het leven, van opvoeding en vorming naar een bepaald „patroon". Daarbij ging men doorgaans uit van vaststaande principes. De ouderen bepaalden wat goed was en wat nodig was voor het kind en voor de opgroeiende mens. Bij alle veranderingen in cultuur en maatschappij (als ik deze indeling mag gebruiken), vòlgde het onderwijs en bedoelde veelal het kind daarvoor klaar te maken. Het onderwijs was cultuurvolgend, niet cultuurvormend. De maatschappij, de cultuur, het waren gegevenheden waarin het kind moest worden opgenomen en waarin het zich moest leren inpassen, resp. aanpassen. Naarmate die in- en aanpassing beter verliep was het onderwijs meer succesvol. Langzamerhand ontstond daarbij een bepaald patroon van vakken (en per vak weer van „leerstof") die nodig werden geacht voor de algemene ontwikkeling of voor de uitoefening van een bepaald beroep in die maatschappij, in dit of dat cultuurpatroon. Een diploma garandeerde dan dat men een zekere graad van ontwikkeling had bereikt en daardoor geschikt geacht mocht worden zijn plaats op een bepaald niveau in de maatschappij in te nemen.
Deze opvatting van ons onderwijs is, zoals ik al zei, voor velen niet langer aanvaardbaar. Ook het kind, ook de leerling of de student moet mee mogen spreken over wat goed voor hem is, over wat hij moet leren en hoe hij of zij tegenover die maatschappij moet staan. Niet de ouders alléén mogen bepalen wat het onderwijs moet inhouden, want dat zou betekenen dat we de kinderen bij voorbaat „vastpinnen" op een bepaald cultuurpatroon, op een bepaald type maatschappij. Nee, de leerling moet daar zelf volledig inspraak in hebben, moet meebepalen en mee beslissen. Het is dan denkbaar dat de leerling in dit democratiseringsproces er zich vierkant tegen verklaart dat hij dat of dat zou moeten leren, omdat hij daar het nut niet van inziet of omdat het voor hem vanuit een bepaalde „politieke" hoek wordt gebracht. Het kind moet in vrijheid kunnen beslissen welke kansen hij voor de ontplooiing van zijn persoonlijkheid wil benutten en welke niet. Zo pas kan hij uitgroeien tot een vrij mens die geleerd heeft een verantwoorde persoonlijke keuze te doen. In ons onderwijs dringen we hem of haar geen bepaalde cultuur, geen bepaalde maatschappij of bepaalde levenbeschouwing op maar we laten hem zo objectief mogelijk (!) kennis maken met allerlei maatschappelijke verschijnselen, problemen en strukturen en laten hem dan groeien naar een standpuntbepaling die we zo weinig mogelijk beïnvloeden. Daarbij komt dan, en dat staat gedeeltelijk haaks op de genoemde objectiviteit, dat we het kind zo vroeg mogelijk moeten leren om niets bij voorbaat als vaststaand, als goed te accepteren. De instelling van het kind moet kritisch en dan vooral maatschappijkritisch worden.
Nooit is het vanzelfsprekend als het kind het levenspatroon van ouders, kerk en maatschappij overneemt. Pas als het dit alles kritisch doordacht heeft zal de jonge mens zijn weg kunnen bepalen tussen zijn medemensen en z'n verantwoordelijkheden bewust kunnen aanvaarden en dragen. Een duidelijke politieke stellingname wordt daarbij dan vaak niet of nauwelijks verbloemd.
Het is geloof ik noodzakelijk de nieuwe doelstellingen voor ons christelijk onderwijs, die ter discussie zijn gesteld, in het licht van het bovenstaande kritisch te benaderen. Zoals bekend mag worden verondersteld werden deze doelstellingen enkele maanden geleden geformuleerd door dr. Boerwinkel e.a. In een t.v.-uitzending en in een radiodebat is daaraan al uitvoerig aandacht geschonken. Genoemde doelstelling voor het christelijk onderwijs luidt als volgt:
„Het doel van de opvoeding is de jonge mens zó te begeleiden en te stimuleren op zijn weg naar de volwassenheid, dat hij steeds beter en bereid is te bepalen, waar hij zijn krachten wil inzetten om de algemene cultuuropdracht van de mens (deze aarde te bewerken en te bewaren, in samenwerking met en ten bate van alle mede-schepselen) op persoonlijke wijze gestalte te geven; daarbij zijn kritische zin ten aanzien van wat echt of onecht, waar of onwaar, recht of onrecht is te scherpen; en hem bereid te maken op te komen voor de verdrukten en ontrechten, aan welke kant zich die ook bevinden.
Van essentieel belang bij deze opvoeding is, dat de jonge mens is opgenomen in een gemeenschap, waarin ouderen en jongeren elkaar steunen, stimuleren en corrigeren, om vanuit de verwachting van Gods Rijk van liefde, gerechtigheid en vrede samen al op een „geheel andere" wijze in deze wereld te leven." ¹)

Van verschillende kanten is hierop reeds ernstige kritiek geuit. Aan die kritische bezinning willen deputaten kerk en onderwijs gaarne meewerken. Besloten werd om juist hieraan aandacht te schenken op de onderwijsdag die op 8 september a.s. gehouden zal worden in Amersfoort voor kerkeraadsleden, bestuursleden van schoolverenigingen en stichtingen en voor leerkrachten bij het basis- en voortgezet onderwijs, 'k Zou daaraan toe willen voegen dat ook vertegenwoordigers en werkers bij het hoger onderwijs van harte welkom zijn. Laten we niet terzijde blijven staan bij deze discussies maar tijdig zorgen onze inbreng te kunnen hebben, zodat men niet achteraf kan zeggen dat we de boot gemist hebben.
Het eerste wat ik zou willen opmerken is dat men zich bij het formuleren van doelstellingen toch wel terdege moet realiseren van welke mensbeschouwing men wil uitgaan. Met andere woorden: het doel moet bereikbaar zijn met het „materiaal" dat beschikbaar is. Alleen met de fijnste klei zal men het fijnste porcelein kunnen maken. Als we onze kinderen beschouwen als „van nature goed" zullen we de doelstellingen heel anders opzetten, dan wanneer we vasthouden aan het „van nature tot alle kwaad geneigd".
Ik wil daarmee niet zeggen dat dit laatste persé in de doelstelling moet worden opgenomen, maar bij het opstellen zullen we er zeker rekening mee moeten houden. Daarnaast zoeken we naar een basis waarop we willen bouwen, naar een norm, een beginsel, een ideaal zo u wilt, dat bepalend werkt.
Wie bovenstaande doelstelling leest vraagt zich af hoe „begeleiden en stimuleren op weg naar de volwassenheid" geïnterpreteerd moet worden. Ik geef de voorkeur aan „leiden èn begeleiden". Ik zou steeds willen zeggen in ons onderwijs; dit is de weg, wandelt in dezelve, en dan de weg die de Bijbel ons wijst. Waarom wordt de Bijbel, liever nog, waarom wordt Jezus Christus in deze stelling niet genoemd en dan niet alleen als Degene, die de weg aanwijst maar ook die de weg, de waarheid en het leven is voor onze kinderen? Wanneer ik in het laatste gedeelte van de doelstelling lees van elkaar steunen, stimuleren en corrigeren vraag ik opnieuw: mag ik als opvoeder ervan uitgaan dat het kind die weg nog moet leren, dat die weg gewezen wordt, dat het kind van zichzelf uit vaak verkeerd kiest en dat correctie en zelfs straf bij de opvoeding noodzakelijk is. Bedoelt men dit ook of bedoelt men dit niet als men het zo formuleert? In hoeverre men hierachter het hele vraagstuk van het gezag moet zien, zoals men dat in z'n moderne vorm van alleen maar dienst steeds gepresenteerd ziet is eveneens een vraag.
Een tweede vraag van geheel andere aard is wel of het doel van de opvoeding mag en moet worden het tot stand brengen van een nieuw rijk, een nieuwe aarde. Het individu, het kind wordt zo ingepast in het doel waaraan dan de ontplooiing van de individuele mens volledig ondergeschikt wordt gemaakt. Is dat het nu, is dat nu hetzelfde als het kind opvoeden opdat het „tot alle goed werk volmaakt toegerust" zal zijn? Voor mij lijkt dit veel op: we moeten naar nieuwe strukturen, naar „een Godsrijk op aarde van liefde, gerechtigheid en vrede". Of doe ik zo aan uitlegkunde? Dat het gaat om vernieuwde mensen, die door Christus kracht en in Zijn naam zich geheel voor dit alles willen inzetten blijkt nergens duidelijk. Waarom staat er „steeds beter in staat en bereid is te bepalen, waar hij z'n krachten wil inzetten"?
Willen we bij ons christelijk onderwijs nog uitgaan van een voor velen verouderd standpunt, n.l. van de doopsbelofte, waar we belijden hoe we onze kinderen zien, maar ook wat ze in Jezus Christus zijn en steeds meer worden? In dit licht wil ik het „steeds beter" aanvaarden. Juist omdat de basis ontbreekt hangt veel van de doelstelling in de lucht. Men kan er alle kanten mee uit.
Het bovenstaande betekent niet dat ik de doelstelling volledig afwijs, maar hij schiet duidelijk tekort om aan te geven wàt we willen en van waaruit we willen werken op de christelijke school.
We willen altijd opvoeden met de Bijbel als basis. Uit die Bijbel kennen wij het goddelijk plan met deze wereld. Dat plan heeft Hij in Jezus Christus geopenbaard en in principe vervuld. Dat bepaalt onze werkhouding, onze levensinstelling, onze doelstelling, ons uitgangspunt. Want uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen, ook ons onderwijs. Ik realiseer me dat, door het zo te stellen men het risico loopt beschuldigd te worden van verticalisering, overdreven verticalisering. Men zal in deze tijd steeds meer tegenwerpen dat dit geen werkbasis meer is. Maar het is en blijft voor ons christenen de enige werkbasis en tegelijk het enige doel. Daarin is alles begrepen: een wereld, die in het boze ligt, waarin we alles mogen doen om de komst van zijn Rijk te bevorderen, maar dan ook Zijn Rijk, het Rijk van Jezus Christus, de Heer en Koning van ons leven en van deze aarde. Heel de wereld zijn gebied!
In dat raam passen we onze doelstellingen in. Dan willen we niets minder doen dan Boermeester in zijn doelstelling beoogt, 'k Zou haast zeggen méér. Graag houden wij vast aan die algemene cultuuropdracht, graag onderstrepen wij dat „ten bate van alle medeschepselen". Of dat kan „in samenwerking met" betwijfel ik. Niet dat ik bij voorbaat die samenwerking afwijs, maar daar waar de basis anders is en het uiteindelijke doel ook en ook de weg waarlangs zal die samenwerking vaak onmogelijk zijn. Vandaar ons afwijzen van de gezamenlijke school.
Ook wij willen de kritische zin van het kind scherpen maar dan met de Bijbel in de hand om daaraan te toetsen wat echt of onecht, waar of onwaar, recht of onrecht is. Wij willen voluit bij Bijbels licht op de christelijke school leren om op te komen voor ontrechten en verdrukten in heel de wereld. Wij geloven in de gemeenschap der heiligen, waarvan als 't goed is, ook de christelijke school een deel mag zijn. In die gemeenschap nemen we het kind op en we leren het wat het betekent metterdaad: Gij, geheel anders, Gij hebt Christus leren kennen. Dat bepaalt de „alternatieve" levenswijze van de christen in alle tijden.
Voor ons blijft de christelijke school de school met de Bijbel, de school die Jezus Christus centraal stelt in heel het onderwijs, de school die leeft uit de verzoening, die plaatsvervangend werkt voor de ouders, vanuit de doopsbelofte, die een enorme taak ziet in deze gebroken wereld, maar voor die taak alleen kan voorbereiden en toerusten vanuit de kracht die Christus verleent ook aan onze kinderen.

Amersfoort, Pieper

¹) Intussen is deze doelstelling enigszins gewijzigd, waarbij rekening is gehouden met uitgebrachte kritiek. Ik hoop hier later nog op terug te komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1973

De Wekker | 8 Pagina's

Wat bedoelen we met ons christelijk onderwijs?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1973

De Wekker | 8 Pagina's