Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De religie van het belijden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De religie van het belijden

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bedoeling
Om meer dan één reden is het van betekenis kennis te nemen van de bundel „De religie van het belijden", die in 1973 door Kok in Kampen werd uitgegeven. ¹)
Negen theologen die allen tot de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde kerk behoren en de redacteur van „De Waarheidsvriend" werkten eraan mee. Het is geen bundeling van een verscheidenheid van meningen, maar een poging om duidelijk te maken wat het theologisch en geestelijk spoor is waarop de hervormd gereformeerden zich bevinden.
Twee jaar geleden verscheen „Gewoon hervormd", waarin schrijvers uit de Geref. Bond een soort kerkelijke positiebepaling gaven. „De religie van het belijden" zou men als een vervolg hierop kunnen beschouwen.
Wij lezen ergens dat de Geref. Bond in dit boekje de religie van het belijden wil pogen te ontvouwen. Dan mag men aannemen dat de bijdragen over dit onderwerp enigszins representatief zijn voor de kring van de Geref. Bond in de Ned. Herv. Kerk.
Het gaat over de hoofdmomenten van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waarbij het aspect van de religie ervan alle aandacht krijgt. Deze bundel wil vanuit de leer der kerk het geloof dat hierachter staat, voelbaar maken.
Als drs. K. Exalto over de belijdenis van de Drieënige God schrijft, is de titel niet: het dogma van de Drieëenheid; ook niet: het geloof in de Drieënige God, maar: Hoe belijden en beleven wij Vader, Zoon en Heilige Geest. Ds. C. den Boer spreekt over het bevindelijk karakter van onze belijdenis. Dat wil echter niet zeggen, dat de beleving of bevinding als een bron van het belijden naast de Schrift komt te staan.
Men beroept zich ook niet op de religie van het belijden, alsof het daar meer op zou aankomen dan op de uitspraken van de belijdenis. Zo is de uitdrukking „de religie van de belijdenis" wel eens gebruikt en misbruikt. Maar dat is van deze auteurs niet te verwachten.
De ene bijdrage is meer bijbels-theologisch of dogmatisch, de andere meer praktisch, wat voor een deel met het onderwerp samenhangt. Eén ding bevreemdt mij: er ontbreekt een artikel over de sacramenten. Alsof in art. 33, 34 en 35 van de confessie het geloof niet voelbaar zou zijn! Daar wordt het Avondmaal een geestelijke tafel genoemd, waaraan Christus Zichzelf aan ons meedeelt met al Zijn goederen. Hij doet ons zowel Zichzelf als de verdiensten van Zijn lijden en sterven genieten.

De uitverkiezing
Een van de belangrijkste artikelen gaat over de uitverkiezing. De schrijver, ds. C. den Boer te Wageningen, meent zelfs dat de Geref. Bond in de wijze waarop hij van Gods verkiezende genade wil getuigen, het meest zijn reformatorisch karakter aan de dag zal hebben te leggen.
De hoofdzaken van de leer van de uitverkiezing worden goed gereformeerd weergegeven. Met de uitverkiezing zijn wij midden in het wonder. Wij zullen ons te pletter lopen op het stuk van de verkiezing, als wij niet telkens beginnen bij de mensen als zondaar voor God.
Er bestaat een valse lijdelijkheid. Men moet het maar afwachten - het is een hoge uitzondering, als men bij het volk van God hoort. Het is zo'n eenzijdig Godswerk. Genade valt vrij. Onder de uitwendige belijders van de gereformeerde leer in onze gemeenten, aldus ds. Den Boer, is niet zelden een dodelijke rust waar te nemen. Men veroorlooft zich met een beroep op de verkiezing soms een door en door onbekeerlijk leven.
Het is echter niet billijk de gereformeerde prediking daarvoor verantwoordelijk te stellen.
Wel is er een manier van preken die in de gereformeerde gezindte veel kwaad heeft gesticht, nl. die van de aanbieding van de heilsbeloften enkel aan de uitverkorenen. Volgens de Dordtse Leerregels moet de belofte van het evangelie aan alle volken en mensen worden verkondigd en voorgesteld met bevel van bekering en geloof. „Gods deuren staan wagenwijd open".
Men moet niet, vanuit de uitverkiezing redenerend, denken dat gebed, bijbellezen en kerkgang niet ter zake doen, want als God tot de zaligheid verkiest, verkiest Hij ook tot de weg der zaligheid.
Het is m.i. minder juist, wanneer de auteur de weg die in de Dordtse Leerregels I,12 wordt aangewezen, zonder meer de weg noemt waarlangs wij ertoe komen in onze verkiezing te geloven. Hij weet met Calvijn, dat Christus de spiegel van onze verkiezing is. Het een sluit het ander niet uit. Maar men moet ook niet doen, alsof het geloven in Christus en het bij zichzelf waarnemen van het geloof in Christus precies hetzelfde zijn.

De kerk
Een heel interessante bijdrage is die van ds. H.G. Abma te Gouda. Hij heeft een eigen manier van zeggen, wat flitsend en associatief. Er staan rake opmerkingen in dit stuk over de kerk, maar ook aanvechtbare dingen. „De kerk is een stameling van de Geest". Volgens het Nieuwe Testament is zij een woonstede Gods in de Geest.
Ds. Abma zegt: „We moeten niet aanstonds in farizeïstische verbolgenheid en geraaktheid de kerk uitlopen of terstond alles op haren en snaren zetten". Akkoord. Maar het is hoogst merkwaardig dat hij daarop laat volgen: „Het huis des Vaders was voor Christus een huis van koophandel, ja een kuil van moordenaars, zo ontaard; niettemin was Hij dag en nacht bewogen en werkzaam met deze gemeente". Bij de tempelreiniging verweet Jezus de Joden immers, dat zij het huis van Zijn Vader tot een huis van koophandel maakten. Hij trad tegen die ontheiliging op!
Ook het probleem van de tucht komt aan de orde. Laat ons wel bedenken, zegt de schrijver, dat Christus Zelf heeft geleerd dat wie niet tegen ons is met ons is, al trekt hij niet met ons op. Daarom moeten we niet al te vlug verbieden en het zwijgen opleggen. Maar hij zou ook dat andere woord van Jezus moeten aanhalen: Wie met Mij niet is, die is tegen Mij, en wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit (Matth. 12:30).
't Is wel waar, dat bij een tuchtoefening voorzichtigheid en liefde onmisbaar zijn. „Ware tucht is zware tucht, die allen die daarbij betrokken raken, onder hoogspanning brengt". En 't is niet overbodig eraan herinnerd te worden dat de kerk meer is dan een som van gelijkgezinden. In de kerk hoort het zo te zijn, dat het zicht vrij is op Gods wegen en Gods gedachten, die eindeloos hoger zijn dan mijn wegen en gedachten.
Van wat wij van de kerk belijden zal men niet alles terug kunnen vinden in het artikel dat ds. Abma schreef. Het is zeer lezenswaard, maar ik meen er nogal wat vraagtekens bij te moeten zetten.
Over de kerk zijn wij het helaas nog niet eens. En dat heeft ook met de religie van het belijden te maken.

Van Genderen

¹) Dr. H. Goedhart en anderen, De religie van het belijden, Uitg. J.H. Kok B.V., Kampen 1973, 135 blz.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1973

De Wekker | 8 Pagina's

De religie van het belijden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1973

De Wekker | 8 Pagina's