Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kuitert en een nieuw soort bevinding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kuitert en een nieuw soort bevinding

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is al weer enige tijd geleden dat een nieuwe bundel met artikelen van prof. Kuitert bij Kok in Kampen uitkwam. De eerste bundel verscheen in 1970 onder de titel „Anders gezegd". Deze tweede bundel heet „Om en Om" ¹). Een misschien wat eigenaardige titel, maar daarin wordt blijkens het „Woord vooraf" uitgedrukt, dat de bundel in de eerste plaats bevat „een aantal bijdragen die van vaktheologische aard zijn, met daarnaast - of liever: daar tussendoor - een aantal artikelen die meer de geloofsbezinning in het algemeen vertegenwoordigen". Ze worden „om en om" gegeven. Hoewel naar mijn gedachte het een bij Kuitert van het ander niet zoveel verschilt. Hij is steeds theologisch bezig. Dat betekent bij Kuitert, dat hij de Schrift wil verstaan in verband met de geloofsbezinning en de geloofsbeleving in onze tijd.
Want Kuitert wil allerminst een studeerkamergeleerde zijn of een systematicus zonder meer. Hij voelt zich nauw verbonden aan de vragen van onze tijd en met alles wat er in de wereld gebeurt en zijn theologiseren heeft daar direkt mee te maken.
En daarbij is de Schrift voor hem het uitgangspunt. Die probeert hij allereerst te verstaan. Te verstaan in haar eigen kontekst. In heel dat oud-oosterse kultuurmilieu waarin zij ontstaan is. En dan vervolgens in haar betekenis voor ons vandaag. En daarin stelt die Schrift ons voor bepaalde moeilijkheden. Want dat oud-oosterse kultuurmilieu, waarin de Schrift gegeven is, is zo heel anders dan de tijd waarin wij leven. Er doemen in onze tijd vragen op, die de Schrift zo niet kent, omdat ze in die tijd nog niet speelden. En daartegenover geeft de Schrift voor die tijd regels die voor ons zo niet meer gelden. Denk bv., aan de wet op de melaatsheid of wat het N.T. aan de slaven voorschrijft. En wij geloven ook niet meer dat de aarde op de zee gegrondvest is en we spreken ook niet meer over het dodenrijk op een wijze zoals het O.T. daar over spreekt. En zo is nog veel meer te noemen. Maar waar liggen de grenzen? Wat is in onze tijd nog wel normatief voor ons en wat niet? En hoe maken we dat uit? Hier liggen vragen waar we ook in de gereformeerde theologie, nog lang niet uit zijn en misschien zijn we er nog wel nooit goed aan begonnen.
Het zijn de vragen die de hermeneutiek raken. Dat is het theologische vak dat zich bezig houdt met het verstaan van de Schrift. Hoe moeten we de Schrift verstaan? Is een letterlijk verstaan van de Schrift altijd een juist verstaan? enz. En dan hoe moet de Schrift worden verstaan met het oog op ons vandaag? We spreken van de relevantie van de H. Schrift. We bedoelen er mee de betekenis en de boodschap van de Schrift voor onze tijd.
Het zijn vooral deze hermeneutische vragen, die Kuitert intrigeren. Heel zijn theologische bezinning is hermeneutisch van aard. Dat wil zeggen, dat hij de Schrift wil verstaan, juist met het oog op onze tijd.
Het valt niet te ontkennen dat Kuitert met deze vragen ernstig bezig is. Het is niet te sterk als Velema in „Aangepaste Theologie" bl. 14 van hem zegt: „Ik acht hem een van de weinige moderne theologen, buiten de enge kring van exegeten, die zich intensief moeite geeft om de Schrift te verstaan en haar betekenis voor vandaag te schetsen. In hoeverre hij daarbij aan de Schrift recht doet, is een andere vraag . . .. Het feit van zijn zorg om het verstaan van de Schrift willen we benadrukken. Zijn theologie is zonder die zorg niet te verstaan".
In genoemde bundel „Om en Om" geven met name twee artikelen van zijn Schriftonderzoek duidelijk blijk. Het ene artikel heet „Mens en lichaam in de Heilige Schrift", waarin hij een boeiende uiteenzetting geeft van wat de bijbel bedoelt met woorden als ziel, geest, stof, vlees, lichaam. En Kuitert zou Kuitert niet zijn als hij deze studie niet direkt zou plaatsen in verband met onze tijd. En dan meent hij terecht, dat in een bepaald opzicht de manier waarop de Heilige Schrift spreekt over de mens, aansluit bij hedendaagse inzichten. De mens is in de Schrift „een aktuele zaak". „Men is daar mens in actu, op heterdaad". En in onze tijd heeft men (her)ontdekt „dat de hele mens, en dus de echte mens de konkreet - in z'n verbanden - funktionerende mens is".
Maar er is meer. De konkreet-funktionerende mens funktioneert in de Schrift pas dan konkreet als hij leeft voor Gods aangezicht. En nu zullen theologen voor een uitgewerkte leer omtrent de mens wel gebruik mogen (en moeten) maken van de gegevens, die anthropologen en filosofen hun vandaag bieden. „Maar die gegevens zullen ze zo moeten gebruiken dat de eenheid van de mens, resp. zijn totaliteit als mens-voor-God daarbij bewaard blijft".
Aan wat Kuitert nu verder schrijft over wat de lichamelijkheid van de mens in de bijbel betekent voor onze tijd en over wat hij noemt „De mensvormigheid van God" - de titel van zijn dissertatie in 1962 - ga ik nu maar voorbij. Wat dat laatste betreft wil ik alleen opmerken, dat bij Kuitert het wezen van God in zijn funkties schijnt op te gaan. Wel is het waar dat we God in de Schrift niet anders dan in zijn funkties en in zijn daden kunnen kennen en daarom niet los van zijn daden moeten filosoferen over zijn wezen in zichzelf, maar daarom hoeven God en zijn funkties nog niet in elkaar op te gaan. En het spreken over God in de Schrift alsof Hij ogen, armen, een neus enz. heeft, dient stellig om Hem beter te leren kennen, maar men mag daaruit niet de konklusie trekken dat de Schrift lichamelijk over God denkt. (Ik verwijs hier graag naar wat Velema daarover in zijn „Aangepaste theologie" schrijft.)
Het andere artikel, waarin Kuitert rechtstreeks met de Schrift bezig is, is een artikel over het waarheidsbegrip in het O.T. onder de speelse titel „Een immes bakje koffie". Dat woord „immes" is de Jiddische vorm van het hebreewse èmèth, dat door „waarheid" wordt vertaald, maar veel meer „echtheid", „betrouwbaarheid" aanduidt. Een „immes bakje koffie" is een echt bakje koffie, zoals koffie echt behoort te zijn. Kuitert zegt in dit artikel als hij het griekse en het bijbelse begrip waarheid tegenover elkaar zet fijne dingen. Maar aan het eind komt hij dan weer tot de vraag: Wat moeten we er mee? En dan is wat de bijbel zegt voor Kuitert niet voldoende. We horen er naar en dan gaan we zo goed en zo kwaad als het gaat op onze wijze hetzelfde zeggen. Maar dan toch weer anders. Want wij zijn mensen van onze tijd. En dat is een heel andere tijd dan die van de bijbel. Onze tijd gaat voor Kuitert meespreken in het verstaan van de Schrift.
Iets is nog niet waar of voor ons geldend, omdat het in de bijbel staat. Dat zal ieder moeten toestemmen, die hier over nadenkt. Er staan ook woorden in de bijbel die voor ons niet normatief zijn. We kunnen ook denken aan allerlei wetten in het O.T., waaraan wij ons niet meer houden.
Men heeft vroeger wel geprobeerd uit deze problematiek uit te komen door te spreken van het historisch en het normatief gezag van de bijbel. Het eerste zou geen, het andere zou wel voor ons normatief gezag hebben. Maar in de praktijk is dat onderscheid nog niet zo gemakkelijk te maken. Of men sprak van ceremoniële wetten, wier betekenis voor ons is voorbijgegaan, en van de eeuwige wet van de tien geboden, die voor ons blijvend gezag heeft, hoewel we ons ook wat die betreft niet aan de letter houden.
De vraag in hoeverre de bijbel voor ons werkelijk gezag heeft is een vraag waarmee Kuitert voortdurend bezig is. En we moeten toegeven dat die vraag nog niet zo eenvoudig is. Maar de weg die Kuitert gaat is een weg, waarop men het werkelijke gezag van de bijbel volledig kwijt raakt. Omdat uiteindelijk de mens, met name zijn ervaring over de bijbel heersen gaat.
Volgens Kuitert moet namelijk de waarheid voortdurend aan de ervaring worden getoetst. Wat hij daarmee bedoelt blijkt uit twee artikelen in zijn bundel heel duidelijk.
Het eerste artikel draagt als opschrift: „De identiteit van kerk en christendom".
Hij betoogt dat velen in onze tijd geen raad meer weten met God. Kuitert ziet daarin echter geen achteruitgang, maar „een afsterven van een bepaalde wijze van God ervaren en daarmee het einde van een bepaalde manier van geloven". Al te lang hebben we volgens hem doorgeleefd op de Godservaring van vorige generaties, „al te lang op hun geloof geteerd, al te angstvallig ons aan hun bewoordingen gehouden, al te sterk ons verzet tegen wat we - in alle waarachtigheid - eerder hadden kunnen èn moeten beamen, nl. dat wij God niet meer meemaken als vroeger. Het is niet zo, dat onze wereld God niet meer wenst te ervaren, resp. God in boos opzet buiten het menselijke milieu plaatst. Het is veeleer zo dat de cultuurperiode die wij bezig zijn af te sluiten - of liever: die wij eigenlijk al achter de rug hebben - wat laat - realiseren".
Kuitert zet hier de Godservaring van vroeger en die van onze tijd tegenover elkaar. Maar dat betekent voor hem niet dat in onze tijd ogen worden geopend voor dingen die aangaande God in de Schrift gezegd worden waarvoor vroeger misschien minder oog was. God werd in het verleden wel eens te eenzijdig betrokken op het persoonlijke leven en de persoonlijke zaligheid, en er was soms te weinig oog voor de sociale en politieke aspekten van de boodschap en het werk van God in de wereld, met name van zijn koninkrijk, al moeten we dat ook weer niet overdrijven, want aandacht voor deze aspekten is ook in het verleden niet altijd afwezig geweest. Maar voor Kuitert is een eventuele nieuwe Godservaring in onze tijd geen nieuwe ervaring van wat God al eerder in zijn Woord heeft geopenbaard, maar een nieuwe openbaring van God. God openbaart zich in de wijze waarop wij Hem vandaag ervaren. Die ervaring is zo een bron van nieuwe Godskennis. Dat de Godservaring in onze tijd verandert behoort volgens Kuitert tot de wijze van Gods Zelfopenbaring. „Als de cultuur verandert, verandert God mee om Zichzelf te zijn en te blijven. Dat wil zeggen: het gaat in de veranderingen die wij meemaken, om meer dan veranderingen van geijkte voorstellingen omtrent God. Het gaat om veranderingen van God Zelf zoals Hij door ons beleefd wordt".
Uit de Godservaring in onze tijd leren we God opnieuw kennen, want daarin openbaart Hij zich.
Dat doet denken aan enkele uiterst rechts gereformeerde kringen en aan de ethisen uit de vorige eeuw, voor wie - zij het beiden op verschillende manier - de geloofservaring - wil men: de bevinding - werd tot bron en toetssteen van de waarheid naast, en zelfs boven het Woord van God.
Bij Kuitert zien we iets soortgelijks. Zij het op totaal andere wijze, maar toch zo, dat men kan spreken van een nieuw soort bevinding. Want ook bij Kuitert wordt de ervaring bron en toetssteen van de waarheid. Echter niet de ervaring van God in de ziel, maar zijn ervaring in de geschiedenis. Kuitert maakt er bezwaar tegen dat de ontmoeting met God wordt gegoten „in de smalle trechter van de persoonlijke verhoudingen". „Het veld waarop God ter sprake komt is het veld van de geschiedenis". Kuitert ervaart God in allerlei vernieuwingen in de wereld. „Wanneer een stukje bevrijding wordt veroverd op de tyrannie, een stuk vervreemding van de mens wordt overwonnen, een stuk lijden ongedaan wordt gemaakt", ervaart Kuitert daarin het Koninkrijk Gods. „Bevrijdende veranderingen ervaren is God en Zijn toekomst in het heden ervaren"."
In zijn artikel „Waarheid en verificatie in de dogmatiek" (een serie etherlezingen) lezen we precies hetzelfde. Slechts één uitspraak: „dogmatische uitspraken moeten hun waarheidswaarde bewijzen aan wat wij - daartoe door de openbaring zelf gemachtigd - hun zin mogen noemen, nl. of zij voor mens en wereld toekomst openen".
Kuitert sprak zoëven van „de smalle trechter van de persoonlijke verhoudingen". Maar bij hem gaat het Woord Gods door de „smalle trechter" van de politieke en sociale vernieuwingen. Deze worden toetssteen voor de waarheid en bepalen de relevantie van wat de Schrift zegt. Waar dit op uitloopt zien we bij Kuitert duidelijk. Daar waar de mens wereldvernieuwend aan het werk is, is God. Dan is er ook geen verschil tussen christelijk en niet-christelijk. „In het niet-christelijke komen we het christelijke tegen". Vernieuwingen in de wereld zijn christelijker dan allerlei leerstellige uitspraken. „Elke leer aangaande God zal getoetst moeten worden aan onze wereldse ervaring van God". De ervaring gaat boven alles! De ervaring van God niet in mijn persoonlijk leven, maar in maatschappij en wereld.
Godservaring en wereldervaring vallen bij Kuitert samen. Christenen ontmoeten de God van Jezus die zij in de kerk hebben leren kennen, in de wereld. En niet-christenen ontmoeten in de wereld diezelfde God, die zich in de wereld openbaart en daarom ook anders dan kerkelijk of christelijk gekend worden.
Het is duidelijk dat er bij Kuitert van de kerk niets overblijft. Ze mag van hem blijven. Moet blijven. „De kerk moet blijven" is de titel van weer een ander artikel van hem. Maar de betekenis van de kerk hangt af van wat zij is voor de wereld. Als de kerk daar maar een klein beetje aandoet is ze van levensbelang voor de mensheid. Er is geen andere prediking meer dan een politieke en sociale.

Het is onvoorstelbaar wat Kuitert over de kerk schrijft!! Het heeft met Christus, verlossing en verzoening in bijbelse zin niets meer te maken. Hoe ver is Kuitert verwijderd van zondag 21 van de Katechismus! Niets over de Heilige Geest.
Het is ook geen wonder dat hij schrijft, dat niet alleen het christendom, maar ook de andere wereldgodsdiensten zich zullen ontpoppen als wereldse wegen van en naar God.
Dat is het einde!!
De Schrift was bij Kuitert uitgangspunt. Maar zij gaat bij hem door „de smalle trechter" van zijn soort „bevinding", de ervaring van God in de wereld, - en dan zoals Kuitert die ervaart en ervaren wil - dat er weinig van over blijft. Maar dat wisten we al. Als bevinding en ervaring, van welk soort dan ook, de toetssteen voor de Schrift gaat worden, blijft er van de Schrift weinig over. Dan wordt de bijbel heel erg klein. Ook bij Kuitert.
Het zijn oude ketterijen. Maar het is verbazingwekkend hoe de mens ze altijd weer in nieuwe gedaanten weet te doen herleven.

Oosterhoff

¹) Om en Om, een bundel theologie en geloofsbezinning, door dr. H.M. Kuitert, uitgave J.H. Kok B.V. Kampen, 223 blz., prijs ƒ 17,50.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1973

De Wekker | 8 Pagina's

Kuitert en een nieuw soort bevinding

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1973

De Wekker | 8 Pagina's