Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eén uit een stad en twee uit een geslacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eén uit een stad en twee uit een geslacht

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jer. 3:14.

Deze profetische boodschap is een kostbare belofte des HEEREN! Sommige evangelie-hoorders hebben daar geen oog voor of willen er niet aan. Graag noemen ze deze Jeremia-tekst als hún bewijs voor de zuinigheid of beperktheid van Gods zondaarsliefde.
„'t Is maar een enkeling (ééntje uit een stad en hooguit twee uit een geslacht) - aldus de redenering -, aan wie de HEERE, de soevereine God, Zijn ontferming gunt.
En daarom is 't een dubbeltje op z'n kant als een mens, een verloren zondaar, binnenkomt en dus behouden wordt."
Het behoeft geen nader betoog! Zo'n opvatting maakt de prediking van het Evangelie à priori krachteloos. Maar - zal men kunnen tegenwerpen - is de redding van een zondaar dan geen wonder?
Gewis en zeker! Op Schrifgelovig standpunt kunnen wij niet anders, dan van ganser harte belijden, dat het-zalig-worden van een mens een gróót en máchtig wonder is! Een wonder: niet omdat Gods ontferming zo èng en beperkt zou zijn („maar één uit een stad en twee uit een geslacht. . ."), maar omdat Zijn liefde éénzijdig, álles-opofferend en onbegrijpelijk- ópzoekend is. Zichzelf heeft Hij gegeven in Zijn eeuwige Zoon, Jezus Christus, Die de Weg, de Waarheid en het Leven is. (Johannes 3:16; 14:6)
Dáárom is de behoudenis-van-zondaren, dank zij Gods reddende uitgestoken hand in Christus, een wonder van genade.
En over die liefdevol uitgestoken hand gaat het ook in Jeremia 3:14. „'t Is ongeoorloofd in die tekst te lezen: het is tóch maar één uit een stad en het zijn tóch maar twee uit een geslacht. Op die manier laat men de HEERE precies het tegenovergestelde zeggen van wat Hij bedoelt. Zou dit ook geen zonde zijn? En zou de HEERE met deze onverantwoorde tekstlezing en -verklaring niet gesmaad worden? Een feit is dat deze Woord-verduistering te maken heeft met ontspoord biblicisme: het hélemaal verwaarlozen van o.m. de contekst. Als je een zin licht uit b.v. een kerkblad-artikel (zonder dat er dus met het verband, waarin die zin voorkomt, rekening wordt gehouden), kun je de auteur gemakkelijk laten zeggen, wat hij nimmer bedoelde. Met een bijbeltekst kan dit ook! Zo doet men echter de Schrift geweld aan. Waarmee dus gezegd is, dat de exegese van Jeremia 3:14 moet beginnen bij het tekstverband, waarvoor echter enkele historische gegevens onmisbaar zijn. Zó ontdekken wij hóe rijk en heerlijk die belofte van de HEERE is: „En Ik zal u aannemen, één uit een stad en twee uit een geslacht".
Vooral het begrijpen van het hier genoemde „aannemen" vereist het kennen van historische feiten. Een beknopte weergave ervan lijkt mij wel voldoende.
In de woestijn - bij de Sinaï - plaatst de HEERE het uit Abraham voortgekomen volk, de twaalf stammen Israëls, in verbondsrelatie tot Hem. Deze uitverkiezende liefde en dus éénzijdig werk Gods tot stand gekomen verbondsverhouding heeft haar „afschaduwing" in en wordt daarom door de profeten vergeleken met het huwelijks-verbond-van-man-en-vrouw. „Want uw Maker is uw Man, HEERE der heirscharen is Zijn Naam" (Jesaja 54:5).
Maar wat gebeurt er? De jonkvrouw Israël komt haar eens gegeven jawoord niet na. Keer op keer is ze ontrouw! Haar hart geeft ze aan andere mannen, d.w.z. aan de afgoden. Dit is overspel!
De HEERE is echter de Getrouwe en denkt aan Zijn Verbond! Knechten stuurt Hij, geroepen profeten, om de overspelige verbondsvrouw-Israël te waarschuwen en op te roepen tot wederkeer of bekering.
Soms schijnen die roepstemmen iets uit te werken, maar méér dan schijn is het niet. Telkens weer neemt ze de benen en papt ze aan met wildvreemden, namelijk de afgoden! Nadat de HEERE met eindeloos geduld heeft gelokt en tot bekering genodigd, komt de harde slag. Hij geeft haar de scheidbrief (Jeremia 3:8), nader bepaald aan de tien stammen. Het tienstammenrijk wordt van de kaart geveegd en de bevolking (de afgoden-dienaars, de hoereerders), gedeporteerd, weggevoerd naar Assyrië.
Ongeveer één eeuw later roept de HEERE de priesterzoon Jeremia geboren in Anatoth, niet ver van Jeruzalem, tot het vervullen van een profetische opdracht. Zijn werkterrein is het overblijfsel van de verbondsvrouw-Israël, dus het rijk van de twee stammen, of-te-wel Juda. Onder de regering van vijf koningen doet hij zijn werk, veertig jaar lang. Ontzettend moeilijk is die taak! Totaal niets heeft dit overblijfsel geleerd van de tuchtiging van het weggevoerde Noord-Israël. „De trouweloze zuster Juda vreesde niet, maar ging henen en hoereerde zelf ook. Ja, het geschiedde vanwege het gerucht van haar hoererij, dat ze het land ontheiligde, want ze bedreef overspel met hout en steen". (Jeremia 3:8,9) Niettemin blijft de HEERE de Ontfermer! Toepasselijk is hier de berijmde Psalm. „Barmhartig is de HEER' en zeer genadig; schoon zwaar getergd, lankmoedig en weldadig. De HEERE' is groot van goedertierenheid". (103 vers 4)
Dit blijkt o.a. uit Jeremia 3. Het gaat in dit hoofdstuk over het nog intact-zijnde Juda én het weggevoerde Noord-Israël. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen de zonden van deze twee, met als conclusie dat Juda de méést schuldige is. Ook bij de reformatie van koning Josia „bekeerde Juda zich niet van ganser harte, maar alleen in schijn" (Verzen 6 en 10). De genoemde vergelijking mondt uit in een oproep tegen het Noorden (vers 12), d.w.z. aan het verbannen Noord-Israël, om zich te bekeren. Maar tot wie zijn de verzen 14 tot 18 gesproken?
Eenstemmigheid heerst er niet!
Sommigen denken aan Noord-Israël (de tien stammen in ballingschap), anderen aan Juda of aan een latere aanvulling door Jeremia, Baruch of een deutero-Jeremia, een invoeging, bestemd voor heel het verbondsvolk. Dit laatste baseert men op vers 16, waar gesproken wordt over de Ark des verbonds des HEEREN, waaraan niet meer zal worden gedacht en die niet meer zal worden gemist. Kan dit vers een argument zijn voor een later invoegsel?
Veel eerder is het een bewijs voor een opvatting, dat ook de verzen 14 tot 18 gesproken zijn tegen het Noorden en dus gericht aan het getuchtigde Noord-Israël. De gedachtengang is dan deze. Jeremia moet op bevel des HEEREN de verbondsvrouw-Israël (Noord-Israël), die een scheidbrief ontving (naar een vreemd land verbannen), oproepen tot bekering én op déze wijze - door het wekken van jaloersheid - het overblijfsel Juda eveneens. „Bekeer u, gij afgekeerd Israël! want Ik ben goedertieren en zal niet eeuwig toornen!" En opdat ieder, behorend tot (Noord)Israël èn Juda, zal weten, dat deze oproep hém en háár persoonlijk geldt, volgt erop: „Bekeert u, gij afkerige kinderen (verbondskinderen!), want Ik heb u getrouwd en Ik zal u aannemen, één uit een stad en twee uit een geslacht en u brengen in Sion".
Want Ik heb u getrouwd. Deze uitdrukking (beter dan: want Ik ben Heer over u!) betekent: Ik sta tot u in verbondsverhouding en houd er ook aan vast! De oproep houdt verder in:
„Ofschoon gij uw hart aan andere mannen (afgoden) hebt gegeven, zodat Ik daarop antwoordde in Mijn toorn met een scheidbrief, . . . tòch zal Ik - als ge schuldbewust tot Mij terugkeert - u aannemen!"
Dit aanbod van genade is een wonder! In Deuteronomium 24:1-4 verbiedt de Heere, dat een man weer de vrouw aanneemt, aan wie hij een scheidbrief heeft gegeven, omdat ze met een andere man is meegegaan. Maar hier zegt de HEERE: wát bij schending van het huwelijksverbond nadrukkelijk verboden is, geldt niet voor het schenden van Mijn trouwverbond, want Ik zal u, ofschoon ge naar andere mannen (afgoden) bent gegaan, wèl aannemen! Déze oproep is daartoe hartelijk en welmenend! O zo graag wil de HEERE de verbondsvrouw-Israël-in-haar-gehéél in Zijn liefde-armen nemen!
Anders gezegd! Afvallige verbondskinderen wil Hij graag tot een liefdevol Vader zijn. (vers 19)
Maar als deze oproep tot bekering nu eens voor kennisgeving wordt aangenomen? Als er maar één komt uit een stad of twee uit een geslacht? Zal de HEERE dan zeggen: die neem ik niet, want die drie zijn Mij te weinig? Wel nee! De HEERE wil niets liever, dan berouwvol wederkeer-tot-Hem, dan bekering van het nog intact-zijnde Juda en het geslagen Noord-Israël. Hóe zou Hij dáárin verheerlijkt worden! Indien er echter maar enkelen komen, zal Hij die niet verachten. „Ik zal u aannemen, . . . zèlfs één uit een stad en twee uit een geslacht".
Ziet u wel, dat Jeremia 3:14 een rijke en bemoedigende belofte is? Zovelen er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstig geroepen, hartelijk en welmenend (Vgl. D.L. III en IV, art. 8)
Maar duizenden gaan over tot de orde van de dag! Als er maar één uit een stad en twee uit een geslacht, met smeking en geween, tot Hém komen, Hij zal ze aannemen! Derhalve heeft deze Jeremiatekst een gans andere betekenis en inhoud, dan men er soms aan geeft. Er is hierin geen sprake van de zuinigheid en beperktheid van Gods ontferming en zondaarsliefde. Integendeel! Dit Woord is een sterk bewijs voor de macht van Zijn liefde. Hij veracht de zeer geringe oogst - of het geringe - na de oproep tot bekering niet. Dit is in overeenstemming met wat wij lezen in het Nieuwe Testament. „Er is blijdschap in de hemel, bij de engelen Gods, over één zondaar, die zich bekeert". (Lucas 15) Nooit meer deze tekst citeren in déze zin: „'t Is tóch maar één uit een stad en het zijn tòch maar twee uit een geslacht, die thuis komen in Sion en behouden worden". Gods zondaarsliefde is grenzeloos! Hij neemt afvallige verbondskinderen, verloren in schuld, o zo gaarne aan, zelfs al komen er op Zijn hartelijke en welgemeende (ja, lokkende en nodigende) oproep tot bekering niet meer, dan één uit een stad en twee uit een geslacht. In Christus adopteert Hij ze tot Zijn geliefde kinderen.

Heerde (Gld), dVs

(Uitgesproken voor de EO-radio op 17 juli '73 in de theologische rubriek „Het Woord der Waarheid", serie moeilijke teksten.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1973

De Wekker | 8 Pagina's

Eén uit een stad en twee uit een geslacht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1973

De Wekker | 8 Pagina's