Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is blijvend? (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is blijvend? (II)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De schepping waarin de gelovigen leven
Het is onmiskenbaar, dat er veel dingen - ook in het leven van de gelovigen - niet blijvend zijn. Aan de andere kant zijn er in het leven van de gelovigen even onmiskenbaar ook veel dingen die wèl blijvend zijn. We willen dat nu wat meer proberen te concretiseren.
Iets dat blijvend is, is de schepping waarin de gelovigen leven. Wat in de toekomst met de schepping zal gebeuren maakt Paulus duidelijk in Rom. 8:19-22. Het woord „schepping" zullen we in deze verzen stellig hebben op te vatten in de zin van de geschapen werkelijkheid waarin wij leven. Men denkt bij het woord „schepping" soms ook wel aan de mensheid en zelfs aan de demonen of engelen. Het onderscheid dat in vers 19 gemaakt wordt tussen de schepping en de zonen Gods pleit beslissend tegen deze gedachte. Aan het onderscheid tussen de schepping en de zonen Gods kan men alleen recht doen, wanneer men de schepping opvat in de zin van de geschapen werkelijkheid waarin de zonen Gods (zuilen) leven. Omdat het in deze verzen gaat om de geschapen werkelijkheid, is het ook juister het Griekse woord dat hier gebruikt wordt te vertalen met „schepping" dan met „schepsel".
Paulus zegt in vers 19, dat-bij de opstanding der doden - de zonen Gods geopenbaard zullen worden. Daarop wacht de schepping „als met uitgestoken hoofde", „met reikhalzend verlangen". De schepping ziet uit naar de voleinding, want in de schepping gaat het niet zoals het zou moeten gaan. De schepping beantwoordt niet aan het haar door God gestelde doel. Daaraan denkt Paulus, wanneer hij in vers 20 zegt, dat de schepping aan de „ijdelheid" of aan de „vruchteloosheid" onderworpen is. Er ligt een doem op de schepping.
Dat is niet de schuld van de schepping zelf. Dat is de schuld van de mens. Aangenomen mag worden, dat op de achtergrond van Paulus' woorden, dat de schepping aan de vruchteloosheid onderworpen is om de wil van Hem die haar daaraan onderworpen heeft. Gen. 3:17 staat. God onderwierp de schepping aan de vruchteloosheid als straf op de zonde van de mens. „Omdat gij van de boom gegeten hebt, is de aardbodem om uwentwil vervloekt", lezen we in Gen. 3:17.
Zoals de zonde van de mens direkte gevolgen had voor de schepping, zo zal - aan de andere kant - ook het openbaar worden van de zonen Gods bij de opstanding direkte gevolgen hebben voor de schepping. De schepping zal dan, zo zegt Paulus in vers 21, van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Er is en blijft een onlosmakelijk verband tussen de mens en de schepping. Wat de mens is - en zal zijn - is van beslissende betekenis voor de schepping.
Van het grootste belang is, dat Paulus spreekt over de „bevrijding" van de schepping. De schepping zal eenmaal niet ten onder gaan, maar bevrijd worden. De schepping zal eenmaal weer ten volle beantwoorden aan het voor haar gestelde doel. Het loopt niet uit op een afschrijven van de schepping, maar het komt tot een volle ontplooiing van de schepping.
Van betekenis is ook wat we lezen in 2 Petr. 3:10-13. In de Statenvertaling lezen we in het slot van vers 10, dat bij de voleinding van alle dingen de aarde en de werken die daarin zijn zullen verbranden. In de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap lezen we een heel andere uitdrukking. Daar wordt gezegd, dat de aarde en de werken daarop gevonden zullen worden. Het - niet onbelangrijke - verschil tussen de woorden „verbranden" en „gevonden worden" gaat terug op twee verschillende Griekse woorden in de handschriften van de tweede brief van Petrus. De belangrijkste handschriften die wij bezitten hebben de uitdrukking „gevonden worden", zodat we in 2 Petr. 3:10 in overeenstemming met deze uitdrukking zullen moeten vertalen. Dat eenmaal de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden, zal wel betekenen, dat het gericht van God ook de aarde en al wat daarop is zal treffen.
In hetzelfde verband wordt gesproken over de hemelen en over de elementen.
Benadrukt wordt nu het alomvattend karakter van het gericht. Met de hemel(lichamen) en de elementen zullen ook de aarde en alle dingen op de aarde door het vuur van Gods gericht moeten heengaan.
Om de ernst van het gericht te onderstrepen worden heel sterke woorden gebruikt. Zo wordt in vers 12 gesproken over een „brandend vergaan" van de hemelen en over een „brandend wegsmelten" van de elementen. In een volgend artikel zullen we aan deze woorden nog aandacht moeten geven. Deze woorden kunnen evenwel niet betekenen, dat er eenmaal geen aarde meer zal zijn, omdat deze door het vuur weggedaan is. Te duidelijk spreekt Petrus in vers 13 over de verwachting die naar Gods belofte ook gericht mag zijn op een nieuwe aarde. Er zal eenmaal na het gericht nog een aarde zijn, ook al zal het een nieuwe aarde zijn, anders dan wij haar nu kennen. „Het komende gericht van God zal een neen inhouden tegen de vervalverschijnselen van deze wereld. Maar niet tegen de wereld als zodanig" (M.H. Bolkestein). Als we ons afvragen, wat blijvend zal zijn, mogen we dus allereerst wijzen op de schepping. De schepping waarin wij leven gaat niet verloren. Ze zal bevrijd worden (Rom. 8:21) en ze zal door het vuur van Gods gericht gelouterd worden (2 Petr. 3:10,12). Daardoor zal de schepping in de voleinding van alle dingen niet zonder meer een copie zijn van wat wij nu als de schepping kennen. Het zal evenwel dezelfde schepping zijn.
Als we ons dat realiseren, zien we tegelijk het grote belang van de schepping. Als de schepping voor God eeuwigheidswaarde heeft, mogen wij met de schepping maar niet doen wat wij willen. De vragen van de milieuverontreiniging en van de uitputting van de aarde zijn In het licht van de Bijbel bepaald geen onbelangrijke vragen. Als wij geloven, dat de geschapen werkelijkheid - op een bepaalde wijze - blijvend is, heeft de vraag, hoe wij met die werkelijkheid omgaan ook direkt te maken met ons geloofsleven.

J.P. Versteeg

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1974

De Wekker | 8 Pagina's

Wat is blijvend? (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1974

De Wekker | 8 Pagina's