Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Door het geloof vreemdeling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door het geloof vreemdeling

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond . . . want hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. Hebr. 11:9a en 10.

Het leven van Abraham was een leven des geloofs. Door dat geloof leefde hij pas echt! Immers: de rechtvaardige zal door het geloof léven. Wat is ons leven als het geen geloofsleven is? Een gestadige dood, een almaar sterven, steeds verder van God af, een doorgaande ont-binding, die eeuwig voortgaat. Alleen door het geloof gaan we leven, waarlijk leven! Want door het geloof worden we een levende rank in de levende Wijnstok, die Christus is, krijgen we deel aan Zijn opstandingsleven, dat de dood voor eeuwig achter zich heeft. Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, die zal leven, al ware hij ook gestorven.
Welnu, in dat leven deelde ook Abraham. Door dat geloof was hij losgemaakt van zijn oude leven, dat aan de dood onderworpen was, losgemaakt van zijn oude verbanden. Hij had immers gewoond in Ur der Chaldeeën met zijn vaderen, die in het heidendom verstrikt geraakt waren. Maar God had hem geroepen uit zijn land en uit zijn maagschap om te gaan naar een land, dat God hem wijzen zou. Dat God hem ook gewezen heeft! Want Hij, Die roept, is getrouw. Die het ook doen zal. En zo is Abraham pelgrim geworden. Hij verliet zijn land en zijns vaders huis, en werd vreemdeling in een vreemd land. Eigenlijk was hij vreemdeling in dubbele zin: namelijk vreemdeling in een vreemd land en vreemdeling op aarde!
En zijn dat niet al Gods kinderen van alle eeuwen? Vreemdelingen op aarde, pelgrims, die op weg zijn naar Sion, de stad hunner bijeenkomsten! Door het geloof losgemaakt van hun oude leven, van hun oude verbindingen, en nu doortrekkers, op weg naar een beter vaderland! Vreemdelingen hierbeneden!
Abraham was een vreemdeling in Kanaän. Hij leefde er als in een vreemd land. En toch was Kanaän voor hem het land der belofte, het land, dat hem door de Heere als zijn wettig bezit was toegezegd, dat hij zou erven in zijn zaad. De Heere had hem immers beloofd: „Al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad tot in eeuwigheid."
Het land, waar hij vreemdeling was, zou toch zijn eigendom zijn. En is het zo ook niet met kerk en wereld. De wereld heeft de aarde, maar de aarde is van de kerk. Immers: de zachtmoedigen zullen de aarde beërven, terwijl we toch zingen: „en zijn godgeheiligd zaad zal 't gezegend aardrijk erven!"
Door het geloof is Abraham een inwoner geweest in het land der belofte als in een vreemd land. Dat betekende voor hem, dat hij een afgezonderd leven moest leiden, want zijn omgeving diende de afgoden. Zeker, hij moest met hen omgaan van tijd tot tijd, hij had met hen te maken, moest met hen spreken en handelen. Maar hij heeft zich in Kanaän nooit echt thuis gevoeld. Hij bleef er vreemdeling! En geldt dit niet, moet dit niet gelden van allen die de Heere vrezen? Jezus zegt tegen Zijn discipelen: „Gijlieden zijt niet van de wereld gelijk Ik van de wereld niet ben. Indien gij van de wereld waart, zo zou de wereld het hare liefhebben, maar nu gij van de wereld niet zijt, zo haat u de wereld!"
Welnu lezers: geldt het van ons al, dat wij door Gods bekerende genade vreemdeling zijn geworden op aarde? En willen we het daarom ook zijn? Want dat vreemdeling-zijn heeft uiteraard zijn konsekwenties voor de praktijk van ons leven hier op aarde. In het verborgen en in het openbaar wordt ons leven dan radikaal, d.i. tot in de wortel anders dan het leven van de mens der wereld. Dan zijn we niet klaar met schoonklinkende, misschien gewichtig-klinkende, orthodoxe theorieën, maar hoe is het met ons leven?
Gebruiken we deze wereld, als niet misbruikend? Waar onze schat is, daar zal toch ook ons hart zijn? En dat zal dan toch in het leven openbaar moeten komen? Is de godsdienst niet maar al te vaak zondagse godsdienst, waar 's maandags niets meer van te merken valt? Dan wordt weer geput uit dezelfde bronnen, waaruit de wereld put, en er wordt geleefd alsof dit leven, dit aardse bestaan het een en het al is. Zeker, de ware vreze Gods openbaart zich in een trouw volbrengen van de aardse roeping, in een ijverig en nauwgezet waarnemen van ons „goddelijk beroep", maar dan toch als vreemdeling hier beneden, in het besef, dat hier het land der rust niet is.
Door het geloof is Abraham een inwoner geweest in het land der belofte als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond . . .
Abraham woonde in tenten. Dus niet in een vaste woning! Dat wonen in tenten was een teken van de wijze, waarop de vader der gelovigen in Kanaän verkeerde. Het openbaarde zijn vreemdelingschap. Een tent kan gemakkelijk worden opgerold en verplaatst. Wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende. Ja, dat deed Abraham. Hij woonde in tabernakelen, want hij verwachtte de stad! Vanuit de tent zag hij uit naar de stad. De tent was zijn tijdelijke verblijfplaats, maar in de stad zou hij pas thuis zijn! En daar leefde hij a.h.w. naar toe. En hij geloofde vast, en daarom wist hij het zeker, dat hij straks inwoner zou zijn van de stad. Dat verwachten van de stad gaf hem moed en kracht om in de tent te leven, om het vreemdeling-zijn vol te houden, terwijl Gods inzettingen voor zijn geloofsoor zongen.
Hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft. Die stad kan niet wankelen, zij staat onwrikbaar vast. Want God-Zelf is haar Kunstenaar en Bouwmeester. God-Zelf heeft van deze stad het bestek gemaakt en Hij heeft haar ook gebouwd. Die stad is het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit de hemel, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is. Een stad zonder tempel, want de Heere, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam! De heerlijkheid Gods verlicht haar en het Lam is haar kaars. En de volken, die zalig worden, zullen in haar licht wandelen. En in haar zal niet inkomen iets, dat ontreinigt en gruwelijkheid doet, en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams. Alleen zij, maar dan ook allen, die hun leven buiten zichzelf hebben leren zoeken en vinden in het Lam, zullen ingaan in die stad, die fundamenten heeft. Welnu, tot dat volk behoorde Abraham. Daarom was hij vreemdeling op aarde, inwoner in het land der belofte als in een vreemd land. Zijn leven was verborgen in God in het Lam; in Christus, het hem toegezegde Zaad. Daarom woonde hij hier in tabernakelen, maar op weg naar de stad!

Geldt dit door genade van u en van mij? Wie hier thuis is, wie de stad op aarde zoekt en meent te hebben gevonden heeft geen andere toekomst dan de eeuwige ondergang. Sodom wordt verwoest.
Maar zalig de tent-bewoner, de vreemdeling hier beneden, wiens burgerschap boven is! Straks is de vreemd'lingschap vergeten, voor eeuwig vergeten, wanneer hij mag ingaan door de poorten in de stad, die fundamenten heeft!

Vlietstra

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1974

De Wekker | 8 Pagina's

Door het geloof vreemdeling

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1974

De Wekker | 8 Pagina's