Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is blijvend? (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is blijvend? (VI)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarin het blijvende van de persoon van de gelovigen gelegen is
Zoals de schepping waarin de gelovigen leven een blijvend karakter draagt, zo draagt ook de persoon die de gelovigen zijn een blijvend karakter. Waarin is dit blijvende van die persoon evenwel gelegen? Kunnen wij op de een of andere manier uit wat wij nu van de persoon van de gelovigen zien tot dit blijvende concluderen?
In dit verband zijn soortgelijke opmerkingen te maken als we in het vorige artikel maakten met betrekking tot de schepping. Evenmin als het blijvende van de schepping gelegen is in die schepping of in iets van die schepping, is het blijvende van de persoon van de gelovigen gelegen in die persoon of in iets van die persoon. Om het met gebruikmaking van theologische terminologie te zeggen: Het blijvende van de persoon van de gelovigen is niet anthropologisch - vanuit de mens zelf - bepaald. Men heeft de gedachte, dat het blijvende van de persoon van de gelovigen in die persoon zelf gelegen is wel menen te kunnen ontlenen aan het beeld van het zaad en het zaaien dat door Paulus gebruikt wordt in 1 Cor. 15:36-44. Zoals de kiem van het zaad tot ontwikkeling komt in de nieuwe plant, zo zou - naar men stelt - het geestelijk lichaam dat bij de opstanding ontvangen wordt te zien zijn als een ontwikkeling van de „kiem" van het natuurlijk lichaam. Tegenover deze gedachte is te zeggen, dat door Paulus de beeldspraak van het zaad en het zaaien beslist niet wordt gebruikt om de verhouding tussen het natuurlijk en het geestelijk lichaam aan te geven als een verhouding tussen de kiem (in het zaad) en de volgroeide plant (voortgekomen uit het zaad). In Paulus' woorden valt juist de nadruk op het feit, dat het zaad moet sterven, zodat het nieuwe „lichaam" niet uit het zaad opkomt, maar door God geschonken wordt. In 1 Cor. 15:36-38 zegt Paulus: „Wat gij zelf zaait, wordt niet levend, of het moet gestorven zijn en als gij zaait, zaait gij niet het toekomstige lichaam, maar slechts een korrel, bijvoorbeeld van koren of van iets anders. Maar God geeft er een lichaam aan, gelijk Hij dat gewild heeft en wel aan elk zaad zijn eigen lichaam". In de beeldspraak van Paulus gaat het zaad dus niet in de plant over, maar neemt die plant - het „toekomstige lichaam" - de plaats van het gestorven zaad in. Uit wat wij in dit leven kennen als ons „natuurlijk lichaam" zijn dus geen conclusies te trekken met het oog op het bij de opstanding te ontvangen „geestelijk lichaam".
Ook wanneer Paulus in Rom. 7:22, 2 Cor 4:16 en Ef. 3:16 spreekt over de „innerlijke mens", geeft dit spreken geen aanleiding om het blijvende van de persoon van de gelovigen gelegen te zien in die persoon zelf. De „innerlijke mens" die tegenover de „uiterlijke mens" staat geeft immers geen „kern" van de mens aan die blijft na de dood. De tegenstelling tussen de „innerlijke mens" en de „uiterlijke mens" is niet dualistisch van karakter, als zou het in die tegenstelling gaan om twee tegenovergestelde „delen" in de mens. Zowel de „innerlijke mens" als de „uiterlijke mens" is de mens zélf, naar een bepaald aspect. De gelovigen zijn zowel een „uiterlijk mens" als een „innerlijke mens". Zó - als mensen met de verschillende aspecten van hun mens-zijn - zullen de gelovigen ook eenmaal sterven.
Ook wordt - tenslotte - in het Nieuwe Testament niet over de ziel van de mens gesproken als een „kern" van de mens die dient als „uitgangspunt" of „aanknopingspunt" voor het nieuwe opstandingslichaam. Uit Matth. 10:28 blijkt dat er een onderscheid is tussen lichaam en ziel. Hier lezen we Jezus' waarschuwing: „En weest niet bevreesd voor hen die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel". Dat we te onderscheiden hebben tussen ziel en lichaam, betekent evenwel niet, dat we de ziel te beschouwen hebben als uitgangspunt of aanknopingspunt voor het nieuwe opstandingslichaam.
Wat de persoon van de gelovigen betreft blijkt het dus - evenzeer als wat de schepping betreft - onmogelijk voor de toekomst een beeld te ontwerpen uit wat wij in dit leven zien en kennen. Om weer de theologische terminologie van het begin van het artikel op te nemen: Het blijvende van de persoon van de gelovigen is niet anthropologisch, maar christologisch bepaald; niet vanuit de mens, maar vanuit Christus. Het blijvende van de persoon van de gelovigen ligt in de persoon van de uit de doden opgewekte Here Jezus Christus. „. . . de opgestane Christus zelf is de samenhang tussen mijn oude en mijn nieuwe bestaan" (H. Berkhof).
Wel bijzonder duidelijk laat Paulus dit zien in de parallel die hij in 1 Cor. 15:48 trekt tussen Christus als de „hemelse" en de zijnen als de „hemelsen". Dat de gelovigen „hemelsen" zullen zijn, betekent niet, dat zij uit de hemel komen of naar de hemel gaan. Het betekent, dat het leven waarin zij na de opstanding zullen delen een „hemels" karakter draagt, d.w.z. onvergankelijk, heerlijk en krachtig zal zijn. De aanduiding „hemelsen" kan evenwel slechts van de gelovigen gelden, omdat de uit de doden opgewekte Christus de „hemelse" is.
Hetzelfde is te zeggen met betrekking tot 1 Cor. 15:44a: „Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid en een geestelijk lichaam opgewekt". Dat Paulus met zo grote stelligheid kan zeggen, dat er een geestelijk lichaam opgewekt wordt, is slechts mogelijk, omdat hij in vers 44b kan spreken van een geestelijk lichaam dat er reeds is, nl. het geestelijk lichaam van de uit de doden opgewekte Christus. Het is onjuist 1 Cor. 15:44b met de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap als een conclusie op te vatten: „Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam". Juister is de Statenvertaling: „Er is een natuurlijk lichaam en er is een geestelijk lichaam". Nog iets scherper is de bedoeling van Paulus' woorden in 1 Cor. 15:44b als volgt weer te geven: „Is er een natuurlijk lichaam - er is óók een geestelijk lichaam". Paulus trekt in 1 Cor. 15:44b dus niet een conclusie uit een algemene waarheid, zoals de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap suggereert. Paulus verkondigt een werkelijkheid. Er is niet alleen de realiteit van het natuurlijk lichaam, er is óók de realiteit van het geestelijk lichaam. Christus is immers uit de doden opgewekt en Hij werd opgewekt met een geestelijk lichaam. In de uit de doden opgewekte Christus is het geestelijk lichaam een werkelijkheid.
Alleen in déze zekerheid - de zekerheid van het reeds bestaande geestelijk lichaam van de uit de doden opgewekte Christus rust de zekerheid omtrent het geestelijk lichaam - d.w.z. het door de Geest beheerste opstandingslichaam - van de gelovigen. Het blijvende van de persoon van de gelovigen ligt niet in die persoon of in iets van die persoon, maar uitsluitend in de uit de doden opgewekte Christus. Zoals de opgestane Christus een persoon is, zo zullen ook de zijnen na hun opstanding personen, mensen zijn. Het leven na de opstanding zal evenwel niet een verhevener vorm van het „natuurlijk" bestaan zijn. Het leven na de opstanding zal bestaan in het dragen van het beeld van de hemelse.

J.P. Versteeg

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1974

De Wekker | 8 Pagina's

Wat is blijvend? (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1974

De Wekker | 8 Pagina's