Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gebed van de vreemdeling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed van de vreemdeling

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uwe geboden voor mij niet". Psalm 119:19.

Een wonderlijke zaak is dat: een vreemdeling op de aarde zijn. Gewoon is het vreemdeling-zijn in landen waar men nog nooit geweest is, in Rusland, in Japan of in Amerika. Echter niet in eigen land, in eigen woonplaats, in eigen huis. Daar is men thuis. Evenwel hij, die hier zegt: „ik ben een vreemdeling", spreekt uit dat hij niet slechts vreemdeling is in het buitenland, maar hij is vreemdeling op de aarde. Dat is overal. Dus ook waar hij woont; ook waar hij zijn huis heeft. Hij is nergens thuis. Hij is overal vreemd. Dat is een zaak!
Hier hebt u de vrucht van het wonderwerk van de Heilige Geest in het hart van een mens. Vrucht van wederbarende genade. Van nature is het anders. Dan zijn we thuis op de aarde, en goed thuis ook. Het boek Openbaring spreekt nog al eens van aardbewoners. Dit woord is typerend voor de mens. Het geeft niet slechts aan dat hij op de aarde woont, maar vooral zijn gebondenheid aan de aarde. De mens voelt zich er thuis en verwacht er alles van. Aardbewoners zijn vreemd van God en Zijn dienst, van de hemel en hemelse zaken. Door wedergeboorte wordt dat anders. Dan wordt het domicilie verlegd van beneden naar boven, van de aarde naar de hemel. Dat betekent, dat men vreemdeling hier beneden wordt, men is nergens meer thuis. Dat betekent tevens, dat boven het thuis wordt, het vaderland. Daarheen gaat de reis. Pelgrimreiziger naar de stad die fundamenten heeft. Waaraan we kunnen weten of we dat door de wedergeboorte geworden zijn?
De dichter hier weet het. Hij weet dat hij een vreemdeling op de aarde is geworden. Dat spreekt hij zonder meer uit. „Ik ben een vreemdeling op de aarde". Die wetenschap gebruikt hij als pleitgrond. Hij zegt als het ware: „Heere, Gij zijt met mij begonnen, ga Gij nu ook door; verlaat, Heere, niet wat Uw hand begon; Heere, maak Gij Uw werk aan en in mij af".
Echter niet alle hemelreizigers weten zo duidelijk dat de Heere met hen begonnen is. Er is een onbedriegelijk kenmerk, iets dat aangeeft of we inderdaad door God vreemdeling zijn gemaakt. Echt een toetssteen. U denkt mogelijk: het vreemdeling-zijn komt uit in het gewaad, het gelaat en het gepraat. Nu ik dacht dat een vreemdeling het best daaraan kenbaar is, dat hij de weg niet weet en dat hij daarom de weg vraagt!

Opmerkelijk hier bij de psalmdichter. Eerst: „ik ben een vreemdeling op de aarde", en dan terstond daarna die bede: „Heere, verberg Uw geboden voor mij niet". Hij weet de weg niet uit zichzelf, neen - de Heere moet hem de weg bekendmaken. Nu die bede is kenmerkend voor de vreemdeling. Wie uit God geboren is, kent het gebed: „Leer mij, o Heer, den weg, door U bepaald" en „Och, dat ik klaar en onderscheiden zag, hoe 'k mij naar Uw bevelen moet gedragen". Zo openbaart zich de waarachtige bekering tot God. Wie tot God bekeerd wordt, richt zich naar God heen, met de ogen, met de mond, met de handen, met het hart. Geheel en al. Alles zich koncentrerend op God, op alles wat van God is: Zijn Woord, Zijn huis. Zijn dienst, Zijn geboden. Vanwege de liefde die in het hart is uitgestort. „God heb ik lief". „Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten". Wat zijn er toch veel kerkmensen die precies weten wat mag en wat niet mag. Ze hebben er niet de geringste moeite mee. Men zegt: er staat toch niets over in de Bijbel, dus mag het; en anderen zeggen: o ja het staat wel in de Bijbel, maar dat gold slechts voor die tijd, we leven nu in een andere tijd. Zou het niet kunnen dat de Heere Zijn geboden voor ons verborgen houdt? Dat kan! De dichter moet bidden: „Heere, verberg Uw geboden voor mij niet".
We kunnen ons uitgeven voor hemelreiziger we kunnen ons voorspiegelen ten hemel te gaan. Trouwens welk kerkmens wil er verloren gaan? Maar als we de weg altijd prompt weten? Als we nooit naar de weg hoeven te vragen? Dan, dan . . . missen we hét kenmerk van de vreemdeling. Dan zijn we als iemand die de woestijn ingaat zonder gids, als iemand die de zee bevaart zonder kompas. Dan verdwalen we; dan komen we nooit op de plaats van bestemming.

De ernst van zaligheid óf rampzaligheid, van leven óf sterven eist dat we eerlijk zijn tegenover elkaar. Ik weet, een godsdienst van 't gemak is naar de mens; een combinatie van de brede en de smalle weg is wat ons vlees wil. Doch dat is niet de ware godsdienst. Slechts een karikatuur ervan. Een godsdienst die onszelf bij voorbaat niets mag en moet kosten, maar God dan alles. Of Zijn heiligheid. Zijn rechtvaardigheid, Zijn waarachtigheid of ook zelfs Zijn liefde op 't spel staat of er mee gemoeid is, dat interesseert niet. Als God maar doet en geeft wat wij willen. Men heeft zo slechts een . . . afgod overgehouden.
Kent u het gebed van de vreemdeling? Bidt u hem na: „Heere, verberg Uw geboden voor mij niet"? Zo niet, dan bent u geen hemelreiziger. Bid dan toch de Heere! Hij kan dat gebed en Hij wil dat gebed leren. Smeek toch om het wederbarende werk van de Heilige Geest. Door dat werk gaat al uw lust en liefde zich heenstrekken naar de geboden Gods, naar Zijn dienst.
De vreemdelingen krijgen op weg naar de hemel al meer nodig de gerechtigheid en de heiligheid van de Borg Jezus Christus. De bidders van „Heere, verberg Uw geboden voor mij niet" gaan al meer zien de overtredingen van de geboden Gods; het wordt hun grootste droefheid dat ze steeds weer zondigen tegen God; doch wonderlijke genade: de Borg staat altijd weer klaar Zijn gerechtigheid te geven en met Zijn heiligheid te bedekken.
Het enige gevolg van die genade is almeer het gebed van de vreemdeling; verberg Uwe geboden voor mij niet!

Leerdam, P.v.Z.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 1974

De Wekker | 8 Pagina's

Het gebed van de vreemdeling

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 1974

De Wekker | 8 Pagina's