Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De prediking in de belijdenis (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De prediking in de belijdenis (VII)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het evangelie rijk en vrij
De gedachte leeft nogal eens dat in de Dordtse Leerregels alleen over de eeuwige verkiezing en verwerping gesproken wordt. Dit is een misverstand en een schadelijk misverstand, vooral omdat men dan soms uit deze mening conclusies trekt ten opzichte van de prediking: Waar de eeuwige raad Gods omtrent de al of niet behoudenis van de mens zo op de voorgrond gesteld wordt, als men dan denkt dat de Leerregels dat doen, daar kan eigenlijk niet van een rijke verkondiging van het evangelie sprake zijn. Dat kan van Gods kant niet gemeend en voor de mens van geen beslissende betekenis zijn. Wie verkoren is zal dan toch wel het heil ontvangen, en wie dat niet is, geeft het horen van het evangelie toch niets. Een schijnbaar logische redenering maar volkomen in strijd met de heilige Schrift.
Onder de indruk van deze redenering, die men niet toestemde, heeft men door een andere redenering aan bovengenoemde harde conclusie trachten te ontkomen. Men heeft getracht een andere inhoud aan de boodschap van de prediking zoeken te geven, dat het alleen werd een omschrijving van het feit, dat wie het evangelie waarlijk leerde verstaan, behouden zou worden, eindigend in de wens, dat dit dan nog maar eens zo mocht worden.
Anderen hebben het evangelie in zijn volle betekenis laten staan maar het gereserveerd voor hen, die de kenmerken van de verkorenen dragen. De kring tot wie het komt en voor wie het eigenlijk bestemd is wordt dan beperkt. Ook dit is niet naar het spreken Gods.
Zeker, de Leerregels spreken eerst over de eeuwige verkiezing maar zij stellen de prediking van het evangelie niet onder beheersing van deze verkiezing. Ik wees daar al enigszins op in het vorige artikel. De wijze en de volgorde, waarin over de verkiezing gesproken werd, wees daar al op.
In Hfst. 2 van het laatste belijdenisschrift spreekt de kerk over het werk en de verdienste van Christus. Ook daarover hadden de Remonstranten geheel eigen voorstellingen. Deze worden afgewezen in de Verwerping der dwalingen, die achter dit Hfst. volgen. Dit Hfst. zelf is een schone omschrijving van wat de kerk in Christus als gave van het welbehagen Gods ontvangen heeft.
Hoe duidelijk blijkt hierin dat in Dordt niet maar alleen de verkiezing en verwerping beleden is. Er is meer dan dat te belijden. Zeker, er is een heilsbeschikking Gods maar niet minder een heilsverwerving. Ook dit is uit het welbehagen Gods alleen. Verder is er niet minder de heilsbediening Gods d.w.z.: God zelf doet naar zijn welbehagen dode zondaarsharten leven, zodat zij wedergeboren worden en zich bekeren en in de weg des heils leren wandelen en ook daarin volharden, door dezelfde genade Gods, die in Zijn welbehagen naar hen omzag. De Leerregels zingen eigenlijk een loflied op de Drieënige God, Vader Zoon en Heilige Geest:
Door al Zijn deugden aangespoord,
Heeft Hij Zijn Woord
en trouw verheven.
Tot de openbaring Gods behoort niet alleen de bekendmaking van het welbehagen, in verkiezing en verwerping, maar ook het werk Gods in Christus tot in zijn dood en vloekwording toe aan het kruis, gevolgd door zijn opstanding, waarin God getuigenis gaf aan de wijze, waarop Hij in Christus de heilsweg geopend heeft. Hoe worden gerechtigheid en genade daarin ten toon gespreid! Hoe duidelijk spreekt de belijdenis daarover: „Maar alzo wij zelf niet kunnen genoeg doen en ons van de toorn Gods bevrijden, zo heeft God uit oneindige barmhartigheid zijn eniggeboren Zoon ons tot een Borg gegeven, die opdat Hij voor ons zoude genoegdoen, voor ons of in onze plaats zonde en vervloeking aan het kruis geworden is." Hfst. 2:2. Dit zijn zakelijke, ouderwetse woorden, maar vol evangelie.
De Leerregels zeggen: Zie, hier straalt het wonder van de gave Gods maar ook de grote kracht van het werk van Christus uit. Hij immers is de Zoon van God zelf, die ons menselijk bestaan tot het zijne gemaakt heeft. Welk een eeuwige kracht heeft zulk een werk. Ja inderdaad:
Dit is, dit is de poort des Heren,
Daar zal 't rechtvaardig volk door trêen.
Om hunnen God ootmoedig 't eren,
Voor 't smaken Zijner zalighêen.
En na deze lofzang geeft de belijdenis hier weer een rijke plaats aan de prediking, door te zeggen: „Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in den gekruisigden Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte alle volken en mensen tot welke God, naar zijn welbehagen zijn evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof." 2,5.
Tweemaal komt in dit korte art. het woord „belofte" voor. En dan als belofte van God. En deze belofte moet „zonder onderscheid verkondigd en voorgesteld worden". Wat is deze belofte? Is zij een profetie, een voorzegging, dat allen, die het evangelie van Christus horen, behouden worden? Dan zou er geen geloof voor nodig zijn, want een voorzegging Gods wordt vervuld of iemand het gelooft of niet.
Is de belofte de verzekering, dat in Christus' werk voor alle mensen de verzoening met God heeft plaats gehad en zij allen tot kinderen Gods zijn aangenomen?
Wil deze belofte mogelijk zeggen, dat waar zij verkondigd wordt in de prediking en verzekerd in de tekenen, die God bij deze belofte geeft, nu verondersteld mag worden (moet worden) persoonlijk deelgenootschap aan het heil in Christus tot stand gekomen is? De belofte omvat meer dan het heil alleen. Zij omvat ook de weg, waarin het heil persoonlijk ontvangen wordt, n.l. in bekering en geloof. Dit laatste niet als een voorwaarde, die van de kant van de mens verdienstelijkheid of waardigheid geeft. Het geloof wordt gave Gods genoemd en kan dus als zodanig ook niet verdienstelijk zijn. De noodzakelijkheid van geloof en bekering is niet maar een eis maar tegelijk beloofde weldaad. Dat een zondaar in de belofte van het evangelie gelooft is vrucht van het werk van de Heilige Geest. Deze allesomvattende belofte mag en moet overal waar God het evangelie zendt verkondigd en voorgesteld worden.
In dit belijden van de eeuwige verkiezing en het belijden van dit rijke en vrije evangelie is iets dat ons logisch redeneren te boven gaat. Het is het nadrukkelijk bevel van Christus aan zijn kerk op aarde. En de geschiedenis bewijst, dat het vervullen van deze opdracht, de eeuwen door vrucht gedragen heeft. 2, 8 en 9.
De prediking gaat niet uit van de eeuwige verkiezing en verwerping maar van wat God gegeven heeft in Christus. Daarin is alle heil gelegen, „genoegzaam voor de wereld" 2, 3. Deze verkondiging is geen „aanbod" in die zin, dat het door het aannemen door de mens pas evangelie wordt. Dit wijzen de Leerregels zelf af. 2, verw. der dwalingen art. 6.
Uit God is de volheid der genade en Hij doet er ook de kracht van uit gaan dat het hart er voor geopend wordt en de mens er „amen" op leert zeggen.
Door het belijden van het eeuwige welbehagen Gods wordt de prediking niet afgeremd maar juist gestimuleerd, omdat het welbehagen Gods de vrucht er van waarborgt.
Dan verstaan wij:
Van U zijn alle dingen,
Van U o God alleen.

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1974

De Wekker | 8 Pagina's

De prediking in de belijdenis (VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1974

De Wekker | 8 Pagina's