Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus en de Zeloten (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus en de Zeloten (II)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zagen de vorige maal wie in de tijd van Jezus op aarde de zeloten waren en wat zij bedoelden. Zij verwachtten op aarde het koninkrijk Gods, waarin het joodse volk zou bevrijd zijn van alle vijanden en gerechtigheid zou heersen, waardoor de tegenstelling tussen rijk en arm zou zijn opgeheven en ieder aan het land gelijke aandeel hebben zou, en zij waren bereid voor de totstandkoming van dit rijk zelfs geweld te gebruiken en gingen ook dikwijls daartoe daadwerkelijk over.
Verschillende woorden van Jezus in het N.T. kunnen tegen de achtergrond van dit streven verstaan worden en dan blijkt het grote verschil tussen Hem en de zeloten.
In Matth. 22:15vv. wordt verteld dat de farizeeën een paar van hun leerlingen in gezelschap van enige Herodianen naar Jezus sturen met een penibele vraag. Zelf blijven de farizeeën blijkbaar liever buiten schot, waarom zij een paar studenten er op af sturen. Maar deze zijn natuurlijk goed geïnstrueerd. De vraag, die ze Jezus moeten stellen, is politiek gericht. Ze proberen Jezus er op deze wijze in te laten lopen.
De Herodianen, die hier genoemd worden, waren aanhangers van het koningshuis van de Herodessen en bijzonder romeinsgezind, omdat de Herodessen altijd sterk vanuit Rome werden gesteund. De farizeeën waren niet zo pro-romeins, maar wanneer het er om gaat Jezus in de val te laten lopen zien zij er geen bezwaar in van de romeinsgezinde Herodianen gebruik te maken. De Herodianen gaan mee als een soort geheime politie om Jezus in zijn politieke gezindheid te toetsen en wanneer hij zou blijken anti-romeins te zijn en dat zijn prediking daarop gericht is Hem terstond te arresteren. Waarschijnlijk heeft de partij van Herodes in Jezus en zijn optreden een soort zelotisme gezien.
Bij Jezus gekomen beginnen ze met vriendelijke woorden. Maar dat is juist een reden om voorzichtig te zijn. Het spreekwoord zegt: als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen.
Ze beginnen Jezus in het gezicht te prijzen: Meester, wij weten dat u altijd rond voor de waarheid uitkomt, de weg Gods zonder terughouding leert en niemand naar de ogen ziet.
Zo willen ze Jezus tot een openhartige uitspraak verleiden en Hem op zijn woorden vangen.
De vraag, die ze Jezus stellen luidt: is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? Daarmee raken ze voor de zeloten het gevoelige punt.
Ze doen alsof ze in een groot gewetenskonflikt zijn, maar in werkelijkheid willen ze Jezus tot een gevaarlijk antwoord dwingen. Jezus doorziet hun toeleg.
Hij zegt tegen hen: Waarom trachten jullie Mij een valstrik te spannen? Huichelaars, die jullie bent.
Maar Jezus zal hun het antwoord niet onthouden.
Hij zegt: breng Mij een geldstuk, waarmee aan de Romeinen de belasting betaald wordt.
Ze gaven Hem daarop een denarie, een klein romeins zilverstuk.
Toen vroeg Jezus, terwijl hij eerst wees op de ene en daarna op de andere kant van het geldstuk: van wie is deze beeldenaar en van wie dit opschrift?
Aan de ene kant van het muntstuk stond het hoofd van de keizer afgebeeld (van Augustus of van Tiberius) en op de andere zijde stond geschreven: Pontifex maximus, de allerhoogste priester. Want zo werd de keizer door de Romeinen beschouwd en vereerd. De keizer was om zo te zeggen hoofd van staat en kerk beide. Hij werd zelfs als God vereerd.
Met enige tegenzin luidt het antwoord van de vragers: van de keizer. Zo moeten ze wel antwoorden.
Waarop Jezus zegt: Geef dan de keizer wat de keizer toekomt en God de eer en de gehoorzaamheid, die Hij van u vraagt.
Er liggen in dit antwoord van Jezus een paar opmerkelijke dingen.
In de eerste plaats blijkt het verschil tussen Jezus en de zeloten. De laatsten zouden op zo'n vraag hartgrondig „neen" hebben gezegd. Of misschien zouden ze in dit geval de vraag wat ontweken hebben om niet terstond als staatsgevaarlijk te worden opgepakt. Maar heel hun optreden was er op gericht om aan de keizer in Rome, de onrechtmatige heerser over het joodse volk, geen belasting te betalen. Juist de belastingbetaling aan de keizer was voor hun het hete hangijzer.

Maar Jezus bedoelt met zijn optreden geen politieke aktie tegen het romeins gezag. Revolutionaire akties of propaganda tegen het romeins gezag zijn Hem vreemd. Daarom zegt hij, wijzend op de afbeelding van de keizer: geef de keizer wat de keizer toekomt. Op het niet betalen van belasting aan de keizer is het optreden van Jezus niet gericht. Maar dan keert Hij de munt en zegt: en geef God wat God toekomt.
Op deze wijze oefent Jezus heel fijntjes kritiek op het opschrift op de munt. De keizer wil beide ontvangen. Geld en godsdienstige verering. Maar de laatste komt alleen God toe. Zo brengt Jezus in de dienst aan de keizer duidelijk een beperking aan. Een beperking, die juist alles inhoudt. Want om die beperking zullen later de eerste christenen in het romeinse rijk als revolutionairen worden beschouwd en zelfs verbrand en voor de wilde dieren worden geworpen. De woorden van Jezus, die geen revolutie bedoelen, zullen wel als een revolutie, een omwenteling werken gaan. Maar uit een heel ander beginsel dan dat van de zeloten. Die riepen op tot daadwerkelijk verzet tegen de keizer in Rome vanuit een politiek motief en dat is allemaal op niets uit gelopen.
Maar Jezus handelt en predikt niet vanuit politieke motieven of doeleinden. Hij roept op tot gehoorzaamheid aan God en dat dat ook politieke konsekwenties heeft zal later blijken. Jezus' prediking heeft in de toekomst voor het romeinse rijk diep ingrijpender gevolgen gehad en is van meer revolutionaire kracht gebleken dan al de akties en opstanden van de zeloten bij elkaar. De Herodianen met hun farizeese afgezanten zijn op het antwoord van Jezus onverrichterzake heengegaan. Als honden met de staart tussen de benen. Ze konden Jezus op zijn woorden niet vangen. Maar ze hebben er ook niets van begrepen welke verregaande konsekwenties de woorden van Jezus hebben. En een zeloot zou Jezus zijn woorden hoogst kwalijk hebben genomen, maar ook niet begrepen hebben, dat het antwoord van Jezus politiek veel verder strekte dan hij met zijn akties bedoelde en tot stand kon brengen.
Ook kan nog gewezen worden op het woord, dat Jezus tot Pilatus sprak: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden mijn dienaars voor Mij gestreden hebben. (Joh. 18:36).
Daarmee bedoelt Jezus niet dat zijn koninkrijk niets met deze wereld te maken heeft. Het is niet van aardse oorsprong en werkt niet met aardse middelen. Jezus vestigt zijn koninkrijk niet als de zeloten willen in de weg van geweld en van gewelddadige omkering. Maar het vestigt zich wel in deze wereld en zal daar ook alles omkeren. Het rijk van Christus is een rijk van gerechtigheid. Maar het middel, waarmee Jezus strijdt is de prediking van zijn waarheid. Hij vervolgt tegenover Pilatus: Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik van de waarheid zou getuigen: (vs. 37).
En met waarheid bedoelt Jezus de volle werkelijkheid van het heil. Dat is de inhoud van zijn prediking. Daartoe is hij in de wereld gekomen. Daartoe geeft Hij zich ook aan het kruis in de dood. Zijn rijk rust niet op het bloed van anderen, maar op zijn eigen bloed, op zijn overgave en liefde. Maar het gaat om de realisering van het voile heil. En dat is niet de verlossing van de ziel alleen, is meer dan alleen vergeving en verlossing van de zonde, al gaat het daar niet buiten om. Het gaat uiteindelijk om de nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. En dat heeft geweldige konsekwenties.
Pilatus ziet in Jezus geen staatsgevaarlijke persoon en in politiek opzicht is Hij dat ook niet. Maar Pilatus beseft niet hoe de woorden van Jezus enorme, en ook politieke konsekwenties met zich brengen. Wat Jezus zegt zal voor het Romeinse rijk en. voor alle politieke rijken en strukturen oneindig gevaarlijker zijn dan dat wat de zeloten willen. Bij wat Jezus voor ogen staat en werkt is al het verzet van de zeloten maar kinderwerk. Jezus werkt niet met politiek geweld, maar zijn evangelie heeft wel politieke konsekwenties en zal van groter macht blijken te zijn dan welke macht ook.
Jezus begint echter van binnen uit. Hij begint met de vernieuwing van de mens. Zonder die zullen ook de strukturen nooit veranderen noch de wereld anders worden. Dat is het allergrootste verschil tussen Jezus en de zeloten.
Dat willen we de volgende keer nader gaan bezien.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1974

De Wekker | 8 Pagina's

Jezus en de Zeloten (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1974

De Wekker | 8 Pagina's