Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijzondere Synodale besluiten (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijzondere Synodale besluiten (II)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarom men daarnaar zocht?
Aan het eind van het vorige artikel vestigde ik er de aandacht op dat de geschiedenis van de Afgescheiden kerken, na 1834, in verband met ons onderwerp een duidelijk voorbeeld geeft van het zoeken naar wat wij bedoelen met bijzondere synodale besluiten, die dan zouden moeten bewerken dat de kerkengroep, die ontstaan was, meer eenheid van geestelijke structuur vertoonde.
Er is na de Afscheiding van 1834 een periode van wel 35 jaar aan te wijzen, waarin de Afgescheiden kerken telkens weer gedwongen werden zich met deze pogingen bezig te houden.
Na deze periode kwam er een zekere rust, meer eenheid en ongekende groei en bloei voor de Afgescheidenen - na 1869 Christelijke Gereformeerde Kerken geheten.
Wij kunnen nu al wel zeggen dat dit niet het gevolg was van bijzondere synodale beslissingen, zoals die van bepaalde zijde begeerd werden, maar van andere factoren, waarop wij later nog wel terug komen. Dat deze periode van de Afgescheiden kerken dit stempel van het zoeken naar bijzondere synodale besluiten vertoonde is wel begrijpelijk. Bepaalde invloeden hebben daartoe medegewerkt. Ik noem er enkele.
In de Afgescheiden kerken verenigden zich allerlei enkelingen en groepen die ook in de vervallen Hervormde kerk de waarheid naar de Schriften en de belijdenis zochten te bewaren en te beleven. Oefenaars gingen in gezelschappen voor of men las de „vaderen". Men dacht in deze kringen bij een zekere overeenstemming, die er was, lang niet altijd gelijk over de wijze waarop de geestelijke werkelijkheden verstaan en doorleefd werden. Zo waren er opvattingen - wil men - stromingen, liggingen. Toen deze groepen en figuren in één kerkverband samengroeiden, waren deze varianten daarmede niet overwonnen. Integendeel; zij leerden ze juist kennen, beschouwen, beoordelen. Dat dit ook wel eens tot veroordelen van personen en groepen aanleiding gaf is, gezien de situatie, begrijpelijk. En de vragen kwamen op: wie heeft er gelijk en wat is de juiste beschouwing en moet er geen eenheid komen, nu men tot één kerk geworden is?
De verscheidenheid in beschouwingen werd nog bevorderd door een andere omstandigheid. De Afgescheiden kerken hadden gebrek aan voorgangers van de gemeenten. Een opleiding van predikanten door de kerken was er niet. Sommige predikanten verzamelden enkele jongere en ook al oudere, rondom zich om deze, zo zij meenden tot het ambt van dienaars des Woords geroepen te zijn, op te leiden. Ook onder deze docenten was er verscheidenheid in opvattingen. Zij trachtten hun inzichten over te brengen op hun „studenten". Een opleiding door de kerken voor de kerken kwam eerst in 1854 tot stand en werd te Kampen gevestigd. Maar ook de daar benoemde docenten hadden hun verscheidenheden en accenten.
Zo bleef de eenheid in beschouwingen ontbreken. Gevolg was het zoeken naar synodale uitspraken, die zouden kunnen bewerken dat er meer geestelijke eenheid zou komen in de kerken. Een schijnbaar zeer begeerlijke maar uiterst moeilijke zaak.
Temeer moeilijk omdat het verschijnsel van deze verscheidenheid een historische achtergrond had. Immers waren onder de Reformatoren al verscheidenheden aan te wijzen, die zich in de eeuwen daarna nog lieten (en laten) aanwijzen.
Daarbij valt hier te denken aan invloeden uit de z.g.n. Nadere Reformatie, die vooral in haar tweede periode (na 1650) sterke nadruk legde op de geestelijke beleving van wat in Schrift en belijdenis ontvangen en beleden is. Ook in de omschrijving (en bespreking) van deze bevindelijkheid was verscheidenheid, die nawerkte bij de Afgescheidenen, omdat de geschriften van deze „vaderen" een grote invloed onder hen hadden. Ik laat nog maar rusten de invloed, die vanuit Engeland, door vertaalde geschriften is uitgegaan. Zijn deze verscheidenheden blijvend te dulden of moeten bepaalde gedachten veroordeeld worden en andere als norm aangewezen en door allen aanvaard worden? Kunnen synodale uitspraken hier geen uitkomst bieden?
Nog wat dieper gezien, speelde een bepaalde theologische invloed ook een grote rol. Ik heb het oog op wat zich in de 17e eeuw voltrokken had en in de kerken van de Afscheiding en de groepen rondom nog grote invloed oefende.
Hoewel men de belijdenis een groot goed achtte was naast de belijdenis een dogmatische bezinning gegroeid vooral ook over het persoonlijk deelgenootschap aan het heil des Heren, waarin een analyse van de totaliteit van het heil des Heren en de weg waarin dit verkregen werd was gegeven. In deze dogmatische bezinning werden onderscheidingen en aanduidingen gebruikt, die niet altijd aan Schrift en belijdenis ontleend waren.
Dit heeft twee dingen tot gevolg gehad.
Allereerst zag men in deze dogmatische bezinning een uitstippeling van de weg, waarin het heil ontvangen moest worden en bewust doorleefd. Zo lag „de weg" meende men en zo moest deze gekend worden en ook verkondigd.
Bij de Afgescheidenen en bij hen, die daaromheen leefden, of die Hervormd gebleven daar de waarheid wilden bewaren en beleven, waren deze beschouwingen bekend, omdat de vaderen, die deze geven, daar gelezen en door sommigen ook bestudeerd werden.
Wel bleek dat er onderlinge verschillen leefden op bepaalde punten, die gemakkelijk aanleiding waren tot veroordeling van elkaar of tot een afstand houden van elkaar.
Een tweede gevolg van deze dogmatische bezinning was, dat zij diende als uitgangspunt voor benadering van de Schrift en de belijdenis in de prediking.
De tekstkeuze werd daardoor vaak bepaald en de preekinhoud ook. De prediking gaf in veel gevallen een omschrijving van de heilservaring, waarbij dan het ware en de schijn door kenmerken onderscheiden werden.
Ook hierin was dan niet zelden bij de predikers verscheidenheid.
Dat in deze situatie de mogelijkheid van spanningen, conflicten in de gemeente met een groep die het met de voorstelling van de prediker niet eens waren, heengaan van predikers die het met hun gemeente niet eens waren of niet hebben konden dat er aanmerking op hun „leer" gemaakt werd aanwezig was, is duidelijk. Soms ook volgde losmaking van een gemeente van het kerkverband en afzonderlijk gaan staan. Wie iets van de moeilijkheden en narigheden van deze jaren wil lezen neme de mooie studie van dr. F.L. Bos „Kruisdominees" ter hand. Het woord „polarisatie" kende men toen nog niet maar de verschijnselen daarvan waren al te overvloedig aanwezig.
En hoewel vele predikers en ouderlingen hun nederlandse taal niet al te best machtig waren verschenen er tal van brochures, waarin men elkander be- en veroordeelde.
Prof. Veenhof geeft in de aantekeningen (173 blz.) van zijn prachtige studie over „Prediking en uitverkiezing" (1959) een gedegen inzicht in de verhoudingen, die er in de moeilijke jaren voor de Afgescheidenen waren. Op blz. 183/4 somt hij een reeks bladen en blaadjes op die in de loop der jaren verschenen en waarin verschillenden meenden een bijdrage te moeten geven tot de bewaring van het pand, dat men meende dat bewaard diende te worden.
Dit alles maakt het begrijpelijk waarom men zocht naar synodale uitspraken die in deze moeilijkheden de uitweg zouden wijzen.
Waarin? Daarover in een volgend artikel.

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1974

De Wekker | 8 Pagina's

Bijzondere Synodale besluiten (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1974

De Wekker | 8 Pagina's