Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rust voor Gods volk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rust voor Gods volk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Er blijft dan een rust over voor het volk Gods". Hebr. 4:9

Neen, Jozua heeft het volk Israël niet in de ware rust gebracht: „de belofte van in Zijn rust in te gaan" is in de rust van het aardse Kanaän nog niet geheel vervuld, integendeel: die belofte is nog nagelaten, die belofte is ook daarna nóg van kracht, die belofte geldt nóg, immers: die belofte wordt pas ten vólle vervuld in de rust, in de eeuwige sabbathsrust, die er voor Gods volk overblijft in het hemelse Kanaän, in het Kanaän der eeuwige rust! Ja, want dat staat eeuwig en onwrikbaar vast: er blijft straks aan het eind van de woestijnreis toch rust over, een eeuwige sabbathsrust, voor het volk van God. Een eeuwige sabbathsrust namelijk waarin ze eeuwig volmaakt zullen mogen rusten, zullen mogen uitrusten, van alle moeite en strijd en zonde en onvolkomenheid hier beneden, ja, en waarin ze God, hun Koning, dan toch ook eeuwig volkomen, zondeloos, volmaakt zullen dienen en prijzen, groot maken en verheerlijken! O, hier zijn ook Gods kinderen veelszins nog zo in de woestijn, hier is het land der ruste niet: straks daarboven zullen al Gods kinderen echter eeuwig volmaakt mogen delen in de rust, de eeuwige en volkomen sabbathsrust, die er overblijft voor het volk van God. Voor het volk van God, ja, en daarom: behoren wij daar nu ook al bij en blijft die eeuwige sabbathsrust daarom ook voor óns eens over? Laten we nooit vergeten: „ook óns is het Evangelie verkondigd gelijk als hun", en daarom: wat zou het vreselijk, wat zou het onuitsprekelijk erg zijn als straks iemand van ons zou schijnen achtergebleven te zijn! Achtergebleven n.l. vanwege ons ongeloof, want: „het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was in degenen die het gehoord hebben", zodat we zien dat ze niet hebben kunnen ingaan vanwege hun ongeloof! O, het ongeloof is de grootste zonde die er is en in feite ook de enigste zonde die een mens buiten de zaligheid houdt! Ja, o, en daarom: op het echte, op het ware gelóóf komt het ten diepste altijd maar weer aan. Op het echte, ware geloof n.l., neen, dat geen vrucht van eigen akker, maar een gave Gods, een werk des Geestes is in het hart van al degenen, die door die Geest in de weg van waarachtige wedergeboorte en bekering tot zaligheid bearbeid worden. Welnu, kennen wij reeds persoonlijk iets van dat geloof? Hebben ook wij persoonlijk reeds geleerd in de weg van de ontdekking aan onze schuld en zonde al ons heil, al onze zaligheid alléén in Christus te zoeken? Kennen ook wij persoonlijk reeds iets van dat vertrouwen des geloofs op de beloften des Evangelies? Op de beloften óók van die rust die er overblijft voor het volk van God? Is het woord der prediking bij óns reeds met het geloof gemengd?
Dán alléén toch, ja, maar dan ook zéker, zullen ook wij eens ingaan in die rust, die eeuwige sabbathsrust, die er overblijft voor het volk van God. Die rust die verworven is door die geheel enige Rustaanbrenger Jezus Christus, die gezegd heeft: „Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven", en waar Gods kinderen daarom hier bij tijden het beginsel, de voorsmaak toch ook al wel eens rijk van mogen smaken en proeven. „En alzo de eeuwige sabbath in dit leven aanvangen", zegt de Catechismus in zondag 38! Ja, o, en als dan hier dat beginsel, die voorsmaak bij tijden al zo onuitsprekelijk rijk en heerlijk is, wat moet die eeuwige sabbathsrust daar dan straks boven eeuwig volkomen wel niet zijn?
Van nature kennen we niet die echte rust. Integendeel: dan kennen we hooguit slechts een valse rust, een ingebeelde rust. De rust ten diepste van de dood, van de geestelijke dood! Die valse rust is Gods kinderen echter opgezegd, terwijl er een heilzame onrust in hun hart geboren is: „Rust noch vrede wordt gevonden, Om mijn zonden, in mijn beend'ren dag of nacht", en ze daarom toch ook niet weer echt kunnen rusten vóór ze de ware rust in Christus gevonden hebben. Die rust namelijk die hun hart vervult wanneer ze beleven mogen in de oefeningen des geloofs: „en Ik zal u rust geven".
Welnu, kennen wij reeds iets van die echte rust? Augustinus heeft reeds gezegd: „Gij hebt ons tot U geschapen en onrustig blijft ons hart in ons totdat het rust vindt in U, o God". Alléén in God (ik kan ook zeggen: alléén in en op grond van het borgtochtelijke verzoeningswerk van die grote Rustaanbrenger Jezus Christus) is de ware rust te vinden. Nooit dus ook in iets van onszelf (onze gebeden, onze tranen, onze goede werken, onze ervaringen of wat dan ook): alléén in Hém! Immers: Christus alléén heeft die ware rust verworven. Verworven namelijk in de weg van Zijn bitter lijden en sterven, waarin in Hem ook tenvolle is vervuld geworden: „Ik heb geen rust, ook vind ik geen ontfermen, in mijn verdriet".
Waar we het ook zoeken, nérgens zullen we ooit echte rust kunnen vinden als we die niet vinden in die gezegende Christus alléén!
Ja, zie, en dié Christus breidt toch ook nu Zijn armen nog vriendelijk en welmenend naar ons uit: „Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven". Rust hier reeds in beginsel en straks zelfs ook eens voor eeuwig volkomen! Immers er blijft straks ook nog een eeuwige sabbathsrust over voor het volk van God! Een sabbathsrust, waarin ze dan toch ook eeuwig volkomen zullen ervaren en uitwonderen wat ze hier toch al wel eens echt in beginsel mogen verstaan: „Hier wordt dé rust geschonken. Hier 't vette van Uw huis gesmaakt, Een volle beek van wellust maakt. Hier elk in liefde dronken".
O, laat ons dan ons toch benaarstigen om in dié rust in te gaan . . .!

„Zondaar, zoekt gij rust en vrede
Levenslust en stervensmoed?
Niets deelt u de wereld mede,
Alles vindt g' aan Jezus' voet!
Kom dan, kom met al uw noden,
Rust toch wordt u aangeboden:
Kom dan, eer gij sterven moet.
Met uw zond' aan Jezus' voet".

Scheveningen, G. Bouw

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1974

De Wekker | 8 Pagina's

Rust voor Gods volk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1974

De Wekker | 8 Pagina's