Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het wonder van Leiden (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het wonder van Leiden (I)

1574 - 3 oktober - 1974

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Een volk dat z'n historie niet meer kent, verdort tot oppervlakkig materialisme of raakt verdwaald in stuurloos idealisme."
H. Algra

De les der historie
Op 25 mei 1974 was het 400 jaar geleden dat generaal de Valdez Leiden belegerde en op 3 oktober 1974 is het 4 eeuwen geleden, dat admiraal de Boisot die stad heeft ontzet.
Dit 4e eeuwfeest zal in de Sleutelstad groots worden gevierd. Het wordt een herdenkingsfeest.
Nu is herdenken aan de vergetelheid ontrukken.
Ook is herdenken een bijbelse opdracht en op menige bladzijde in de Heilige Schrift is daarvan sprake.
Asaf zingt in psalm 77:
„Ik zal de daden des HEREN gedenken, ja, ik wil gedenken uw wonderen van ouds." in de volgende psalm zegt dezelfde dichter: „Wij willen vertellen aan het volgende geslacht des HEREN roemrijke daden, zijn kracht en de wonderen die hij gewrocht heeft."
In het herdenkingsboek „Woord en Kerk", uitgegeven bij de herdenking van het 75- jarig bestaan van onze Hogeschool, heeft prof. dr. B.J. Oosterhoff een bijdrage geschreven onder de titel: „De daden des HEREN gedenken". Zo schrijft hij: Bij Israël „werd de geschiedenis ervaren als een geschiedenis van Gods machtige daden. Zo werd de geschiedenis van ouder op kind verhaald. En heel de geschiedschrijving onder Israël is ontstaan uit de behoefte om van God en Zijn machtige daden te getuigen." - „Het gaat in Israëls geschiedenis niet om het gedenken van grote mannen. Het gaat helemaal niet om mensen. Het gaat om God. Hij heeft in de geschiedenis laten zien wie Hij is. Daarin heeft God Zijn liefde en verbondstrouw onvergelijkelijk ten toon gesteld." God regeert deze wereld. Hij heeft ook Zijn hand gehad in de historie van ons land en volk. Omdat het gaat om de machtige daden des HEREN, mag er geen plaats zijn voor mensverheerlijking. Evenmin mogen de ongerechtigheden, die er vele geweest zijn, ook in de 80-jarige oorlog bedekt worden. In deze lange strijd tegen Spanje ging het om vrijheid van geweten om in die vrijheid, zoals Willem van Oranje het zelf schreef: „de leer van de Profeten, van Christus ende Apostelen aen te nemen".

De begin-jaren van de 80-jarige oorlog
Hoe was de politieke situatie in die dagen? In 1555 had Philips II zijn vader Karel V opgevolgd. Vier jaar later vertrok hij naar Spanje om in de Nederlanden nooit meer te komen. Landvoogdes werd Margaretha van Parma. In 1567 werd Alva naar ons land gezonden om in genadeloze wreedheid het Nederlandse volk te onderdrukken. De koning van Spanje moest gehoorzaamd worden. De Reformatie der kerk moest ongedaan gemaakt worden.
Met ijzeren hand regeerde Alva. De Raad der Beroerten liet hij instellen en de graven Egmond en Hoorne onthoofden.
In die tijd schreef Willem van Oranje: „Ik kan niet goedkeuren, dat vorsten over het geweten van hun onderdanen heersen en hun vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen".
Groen van Prinsterer maakte in zijn „Handboek der geschiedenis van het vaderland" deze aantekening: „De HEER geeft uitkomst aan zijn Volk. Nederland, door het Evangelie hervormd, wordt door de hand des Allerhoogsten en het zwaard der Prinsen van Oranje beschermd".
De strijd om van de tirannie van Spanje verlost te worden was begonnen in 1568 en eindigde in het jaar 1648 bij de vrede van Munster. Deze vrijheidsstrijd is bekend geworden onder de naam van de 80-jarige oorlog.
Bekend is de slag bij Heiligerlee, waar graaf Adolf sneuvelde.
De Prins zelf trok met een leger over de Maas, maar ook deze operatie mislukte.
Intussen duurde het schrikbewind van Alva voort.
Het was in deze tijd, dat het Wilhelmus is geschreven en dat tal van zgn. Geuzenliederen ontstonden, zoals dit lied tegen de Paus en zijn macht:
„U vleyschen arm, daerop gij betroude,
U vleysche arm bezwijckt u nu:
U vleysche arm, die u huys boude,
U vleysche arm wijckt van de schee."

„Het saluutschot der Nederlandsche vrijheid"
1 april 1572: de Geuzen namen Den Briel.
„Den eersten dag van April
Verloor Duc d'Alva sijnen Bril"
Hier klonk, zoals Busken Huet schreef „uit de houten pompen het saluutschot der Nederlandse vrijheid".
Een donkere bladzijde in de geschiedenis van dat jaar is de onvergeeflijke en onmenselijke wreedheid van Lumey, leider van de Geuzen, die twintig Roomse geestelijken, de Gorkumse martelaren, in Den Briel liet ophangen. Met een variatie op een bekende dichtregel geldt hier:
Hun dood al 't niet verdiend
zal Holland eeuwig smarten.
In de loop van 1572 kozen vele steden voor de Prins. Leiden nam dit besluit op 23 juni. Van 19-23 juli werd in Dordrecht de eerste vrije vergadering van de Staten van Holland gehouden, waar de Prins erkend werd als stadhouder van Holland, Zeeland, West- Friesland en Utrecht.

Hoe groter de aanhang van de Prins werd, des te meer zon Alva op wraak.
Mechelen en Zutphen werden geplunderd. Daarop volgde het bloedbad te Naarden en de verovering van Haarlem.
Verder noordwaarts rukte Alva op, ook Alkmaar zou hij op de knieën krijgen. Hij vergiste zich, de stad was hem te sterk af. 8 Oktober 1573: Van Alkmaar begint de victorie. Het Noorderkwartier was dus voor de Koning van Spanje verloren, maar het Zuiderkwartier zou onder Philips' heerschappij weer worden terug gebracht. Daarom moest eerst Leiden genomen worden. Hier zou het lot van Holland worden beslist.

De eerste blokkade
Francisco de Valdez, de Spaanse opperbevelhebber, omsingelde op 31 oktober 1573 voor de eerste maal de stad Leiden. Met 5000 soldaten had hij een kring van schansen en forten om de Sleutelstad gelegd ten einde deze prinsgezinde veste door uitputting en uithongering te kunnen overmeesteren. Het is beter in dit verband te spreken van een blokkade dan van een belegering, omdat de stadsmuren niet zijn bestormd en beschoten. Waarom niet? Hierop is geen afdoend antwoord te geven. Had Valdez bij Haarlem, „Het kerkhof der Spanjaarden", leergeld gegeven of heeft een zekere Magdalena Moons, een Haagse amoereuze juffer Valdez van een bestorming weerhouden? We tasten in het duister.
Tijdens de „eerste sluyting" werd er geen honger geleden en ook hoegenaamd werd er niet geschoten.
Wel werd er, evenals tijdens het tweede beleg, noodgeld in omloop gebracht. Uit het stijve perkament van oude misboeken werden noodmunten geslagen met inschriften als HAEC LIBERTATIS ERGO (vert.: Deze gebeurtenissen terwille van de vrijheid). Naar de mening van de plaatselijke predikant ds. Adriaen Jansz. Taling was deze inscriptie onvolledig. De vrijheidsstrijd ging niet alleen om vrijheid zonder meer, maar bovenal om de vrijheid van godsdienst, en geweten. Ds. Taling vergeleek in een preek de magistraten met varkens, die ook alleen maar aan voedsel denken. Deze uitspraak vanaf de kansel in de Pieterskerk verwekte ergernis bij de stadssecretaris Jan van Hout. Tegen burgemeester Van der Werff, die naast hem in de kerk zat zei hij: „Zal ik hem van de kansel aflichten met mijn pistool?" Gelukkig heeft de burgemeester dit kunnen verhinderen, hoewel ds. Taling de volgende dag op het raadhuis werd ontboden om verantwoording af te leggen.
Eén naam moet nog genoemd worden, die van Anna Sandelijns, die begin 1574 zich in de stad bizonder verdienstelijk heeft gemaakt voor de verzorging van de armen.

Intermezzo
Langzamerhand begon de taktiek van Valdez sukses te krijgen, maar zijn plan kon niet doorgaan. Wat was het geval? De listige Don Louis de Requesens, die intussen Alva was opgevolgd had het leger van Valdez voor de muren van Leiden moeten weghalen, omdat er een andere kaper op de kust was komen opzetten.
Lodewijk van Nassau was met een huurleger over de oostelijke grens ons land binnen gevallen om zich in de Bommelerwaard met het leger van de Prins te verenigen, ten einde Leiden te bevrijden.
Zo moest Valdez op 21 maart 1574 voor de poorten van Leiden de aftocht blazen. Intussen was het leger van Lodewijk reeds verslagen door een ander Spaans leger, zodat Valdez met zijn keurbende er niet aan te pas behoefde te komen.

De klacht van de Prins
In de slag op de Mookerheide sneuvelden Lodewijk en Hendrik van Nassau. In deze, schier uitzichtloze, tijd schreef de Prins:
„Van droefheid weet ik nauwelijks wat ik doe. En desniettemin moeten wij ons altijd schikken in de wil Gods, gedachtig dat Hij die het bloed van zijn Zoon gestort heeft om Zijn Kerk in stand te houden, niets doen zal dan tot Zijn eer en tot bescherming Zijner Gemeente, ofschoon het der wereld onmogelijk schijnt. En, al kwamen wij allen te sterven, en al werd dit arme volk geheel vermoord of verjaagd, behoren wij verzekerd te zijn dat God de zijnen niet verlaat."

Leiden, J. Boelema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1974

De Wekker | 8 Pagina's

Het wonder van Leiden (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1974

De Wekker | 8 Pagina's