Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Generale Synode in de hoofdstad (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Generale Synode in de hoofdstad (VII)

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

De I.C.C.C. en onze kerken: Blijven of heengaan?
In het vorige verslag trachtten we u een indruk te geven van het eerste debat over de I.C.C.C.
Nadat vele afgevaardigden hun visie hadden gegeven, kreeg eerst de rapporteur van commissie III, ds. H. v.d. Schaaf, het woord. In zijn beantwoording merkte hij o.m. het volgende op:
Wij spreken vandaag niet voor het eerst over de I.C.C.C. Daarom knoopt het rapport aan bij de uitspraken van de vorige synode. Het gaat daarbij om de vraag, wat we gezien de laatste ontwikkeling nu hebben te doen. We spreken niet over de grondslag van de I.C.C.C. Die is niet in het geding. Wel in geding is de vraag: Hoe dienen we - in het licht van de instructies van de vorige synode - nu te beslissen?
Deze beslissing zou afhangen van de gehouden gesprekken. Maar ook van hetgeen er sinds 1971 gebeurde.
Onze conclusie dienomtrent vindt u in ons (comm.) rapport: „dat na jarenlange kritische begeleiding naar verhouding een minimale verandering ten goede valt te constateren". Toch hebben we die „minimale verandering ten goede" willen honoreren door niet voor te stellen: We moeten thans de I.C.C.C. verlaten. We hebben condities willen stellen. Dat is geen dreigement. Maar we willen de zaak, waarmee we nu jarenlang bezig zijn, scherp stellen. De commissie zag graag een duidelijke uitspraak van het uitvoerend comité van de I.C.C.C.
We zijn van mening, dat ons voorstel precies ligt tussen het voorstel van deputaten en dat van die broeders, die zeggen: We moeten nu de I.C.C.C. verlaten. We willen een tussenweg.
In verband met het schrijven van de I.C.C.C. aan de kerken inzake de stichting vakantiehulp aan Ierse kinderen geeft de rapporteur van commissie III een uitvoerig overzicht van de gesprekken, die gevoerd zijn door enkele commissieleden met de voorzitter van de stichting en met de opsteller van de brief van de I.C.C.C. We hebben vele pogingen in het werk gesteld - aldus de rapporteur - beide heren aan één tafel te krijgen. Juist om inzicht te verkrijgen in de gang van zaken bij de I.C.C.C. èn omdat we verwachtten, dat deze zaak bij de bespreking van dit agendapunt ter tafel zou komen.
De opsteller van de brief was echter tot dit „ronde tafel gesprek" niet bereid. Een tweede poging van ons om eerst met de voorzitter van de stichting te spreken en dan met de opsteller van de brief strandde eveneens.
Na de rapporteur sprak de voorzitter van deputaten prof. dr. J. van Genderen. Hij zei o.m.: Wat deputaten konden doen was: Meer informatie geven en onderstrepen.
Een evaluatie van de gang van zaken vindt u in het deputaten rapport. Een evaluatie van de gesprekken, die de afgevaardigden naar Capa May hebben gevoerd, was niet nodig, want deze hebben de broeders zelf in hun rapport gegeven.
Voorzitter van deputaten wil het woordje „thans" uit de voorstellen van deputaten onderstrepen (ons lidmaatschap thans te continueren).
Prof. dr. J.P. Versteeg is van mening, dat het voorstel van de commissie toch wel het deputaten voorstel benadert. De moeilijkheid lijkt hem echter dat men geen bevredigend antwoord op de 5 vragen (die de commissie aan het uitvoerend comité wil laten stellen) zal krijgen.
U gaat in de lijn van deputaten èn van de commissie, wanneer u de beslissing uitstelt tot over 3 jaar.
„Er moeten" aldus prof. Versteeg, „gronden komen om er uit te gaan. We moeten het niet zo stellen, dat er gronden moeten komen om er in te blijven".
Met het antwoord van de rapporteur en de toelichting van de beide „deputaten eenheid" was de eerste ronde afgesloten.
De praeses denkt nu in de richting van een nabespreking tussen deputaten en commissie.
Hij wil echter graag eerst het advies horen van de hoogleraren, voor zover ze niet als deputaten hebben gesproken.
Prof. dr. B.J. Oosterhoff zegt: „We staan in een andere situatie dan 3 jaar geleden. Dóór te gaan met vragen stellen (aan de I.C.C.C.) heeft vlg. mij geen zin. De commissie heeft de bezwaren gegroepeerd rondom drie punten:
de resoluties;
de politieke stellingname;
het exclusivisme.
Ik ben bang, dat dit alles niet verandert.
Anderzijds: „Het is een ernstige zaak, wanneer we breken. Waarom wilden we in 1950 in de I.C.C.C.? Antw.: Het was het enige platform om met andere kerken te betuigen wie Jezus Christus is. Dat kon, omdat we dezelfde grondslag hebben. Maar sinds 1950 is de ontwikkeling dusdanig geweest, dat we vragen, of die grondslag ook nog goed functioneert.
We moeten nu verder gaan dan vragen stellen. Daarom ben ik het met de voorwaarden wel eens. Mijn twijfel blijft echter: „Kan de I.C.C.C. aan onze voorwaarden voldoen zonder het eigen karakter te veranderen." Er blijven twee mogelijkheden:
a. te zeggen: dit zijn onze bezwaren; daarom gaan we er uit;
b. uit te spreken: er moet iets (veel) veranderen, anders gaan we.

Prof. dr. W.H. Velema zegt:
Wanneer wij de wijze, waarop de I.C.C.C. politiek optreedt tot de onze maken, dan zouden we geen principieel verweer meer hebben tegen de methode van onze tegenstanders. (Prof. Velema denkt hierbij aan actie, protest e.d.)
Bovendien ben ik bezorgd over de wijze, waarop onze afgevaardigden bejegend zijn. Het zal moeilijk zijn voor eventuele nieuwe afgevaardigden onze kerken weer te vertegenwoordigen. Ze zullen met wantrouwen tegemoet getreden worden.
Verder dienen we te denken aan ons zendingswerk. Gevaar van interne conflicten is niet denkbeeldig (op het zendingsterrein n.l.).
Anderzijds is het de vraag: Mag je er uit? Dat moet zwaar wegen.
Wanneer we blijven, moeten we de structuur accepteren. Het zou een compromis betekenen. Een dergelijk compromis mag je alleen aangaan, wanneer er duidelijk invloed uitgeoefend kan worden. Daarom adviseer ik een combinatie van deputaten en comm. voorstellen.

Nadat deze beide hoogleraren hun advies hebben gegeven, worden er nog maar liefst 5 amendementen ingediend op het commissie-voorstel.
In het eerste amendement wordt uitgesproken, dat er voldoende reden is, het lidmaatschap te continueren, maar dat het noodzakelijk is, dat de I.C.C.C. rekening houdt met onze bezwaren, „opdat zal blijken of het voor de chr. geref. kerken al dan niet mogelijk is c.q. zal zijn binnen de I.C.C.C. samen met andere kerken, bij alle verschil en met handhaving van ons eigen principiële bestaansrecht te strijden voor het geloof, eenmaal de heiligen overgeleverd".
In een tweede amendement, wordt uitgesproken, dat de hoop op verbetering, gezien de teleurstellende resultaten van de vorige pogingen, vrijwel moet worden opgegeven, maar waarin ook o.a. overwogen wordt, de mate van waardering, waarin de I.C.C.C. bij velen uit onze kerken toch heeft gedeeld, de broederlijke houding, die men van ons mag verwachten, de hoge mate van waardering, die in de kerken bestaat voor het hulpverleningswerk van de I.C.C.C.;
wordt de synode gevraagd in principe uit te spreken, dat het lidmaatschap onzer kerken behoort te worden beëindigd;
maar de I.C.C.C. toch een laatste gelegenheid te bieden tot een werkelijke koers- en structuurwijziging; zulks ter beoordeling van de volgende synode.
Het amendement, dat daarna wordt ingediend verschilt niet zoveel van het vorige, wat de conclusies en de voorgestelde besluiten aangaat, maar is wat breder geargumenteerd. Ook hierin wordt voorgesteld „het lidmaatschap metterdaad te beëindigen, indien aan de volgende Gen. Syn. niet gebleken is, dat zodanige garanties van de zijde van de I.C.C.C. gegeven zijn, dat de koers metterdaad gewijzigd is, zodat daarmee tevens de oorzaak van de bezwaren is weggenomen".
Het vierde amendement is minder scherp, vraagt van de synode: een duidelijk kenbaar maken (aan de I.C.C.C.) van onze bezwaren;
een klemmende oproep aan de I.C.C.C. om haar optreden met haar grondslag in overeenstemming te doen zijn; en de I.C.C.C. er op te wijzen, „dat zo zij echter aan deze oproep geen gehoor geeft, een continueren van het lidmaatschap door de chr. geref. kerken niet langer verantwoord wordt geacht."
Het laatste amendement is het kortste en vraagt van de synode uit te spreken, „dat het lidmaatschap nog niet beëindigd wordt, maar dat het Uitvoerend Comité op korte termijn en op duidelijke wijze de verzekering geeft, dat aan de in het comm. rapport genoemde eisen voldaan zal worden".
Nu stelt de praeses voor, dat alle voorstellen (d.w.z. de amendementen op de commissie- voorstellen) besproken zullen worden door de commissie en deputaten.
Dit voorstel wordt aangenomen en daarom gaat de synode thans over tot de behandeling van een ander agendapunt.
Wij zullen deze chronologische volgorde niet volgen, omdat onze lezers dan pas over een week of drie het vervolg onder ogen zouden krijgen.
Het was namelijk nog donderdagmiddag, (19 sept.) toen dit besluit genomen werd en pas op vrijdag 27 september werd deze zaak definitief afgehandeld.
Op deze dag werd een tweede voorstel van commissie III in behandeling genomen.
Na een korte bespreking en een paar kleine wijzigingen sprak de gen. synode uit, „dat het de christelijke gereformeerde kerken niet langer mogelijk zal zijn het lidmaatschap van de I.C.C.C. te continueren, tenzij het Uitvoerend Comité van de I.C.C.C. op - naar het oordeel van de synode - duidelijke wijze de verzekering geeft en uit de handelwijze van de raad duidelijk blijkt, dat
1. deelnemende kerken zich in het openbaar van bepaalde uitspraken kunnen distanciëren zonder gedisqualificeerd te worden;
2. alles voorkomen wordt, dat de indruk wordt gewekt, alsof het communisme de enige anti-goddelijke ideologie is;
3. er tegen gewaakt wordt de strijd tegen anti-goddelijke ideologieën te voeren op wereldse wijze en met vleselijke wapenen;
4. alleen dan een exclusieve houding geboden is, wanneer deze duidelijk door de Heilige Schrift wordt aangewezen en vereist;
5. voorkomen wordt, dat persoonlijke resoluties naar buiten worden gepresenteerd als gevoelens van de gehele organisatie;
6. voortaan alles in het werk wordt gesteld, dat de inhoud van alle resoluties bijbels gefundeerd en theologisch verantwoord is;
en besluit:
a. dat de generale synode de I.C.C.C. hiervan in kennis zal stellen;
b. dat deputaten het officiële antwoord van de I.C.C.C. aan de volgende synode rapporteren;
c. dat de komende generale synode een beslissing neemt met betrekking tot ons lidmaatschap.

De kas Onderlinge Bijstand
Het was voor het eerst, dat dit deputaatschap rapport uitbracht aan de gen. syn. Voorheen waren dat deputaatschappen van de vier particuliere synoden.
De vorige synode echter benoemde een generaal deputaatschap en droeg de broeders op de zaken samen te voegen.
U weet, dat deze kas steun verleent aan kleine kerken, die (financieel) (nog) niet op hun eigen benen kunnen staan. Daardoor is het mogelijk, dat kleine kerken een eigen predikant hebben en - mee daardoor - mettertijd financieel onafhankelijk worden. Om u een idee te geven van de bedragen, die hiermee gemoeid zijn, vermelden we, dat de begroting voor het jaar 1975 voor deze kas een bedrag van ƒ 93.200,— aangeeft.
Ook deze deputaten moeten - evenals die van veel andere kassen vermelden, dat niet alle kerken de verplichte minimum bijdragen (geheel) voldoen. Zij stellen de vraag, wat hieraan gedaan moet worden.
Ook merken zij op, dat er kerkeraden zijn, die verplichtingen (willen) aangaan, waarvoor steun nodig zal zijn, zonder dat die steun van tevoren gevraagd en toegezegd is. Iets, wat natuurlijk niet kan en mag.
Over dit laatste wordt door een enkele afgevaardigde een vraag gesteld.
Uit de beantwoording blijkt, dat bedoelde kerkeraden eerst een begroting dienen in te zenden en het antwoord van deputaten moeten afwachten voor zij tot het beroepingswerk overgaan.
Verder geeft dit rapport niet veel aanleiding tot bespreking. De handelingen van deputaten worden goedgekeurd en de waardering voor hun arbeid uitgesproken.

Algemene diaconale en maatschappelijke aangelegenheden
Donderdagavond behandelt de synode het rapport van deputaten voor algemene diaconale en maatschappelijke aangelegenheden, afgekort „Adma".
Uit dit rapport, dat - afgezien nog van het financiële gedeelte 17 pagina's telt, blijkt, dat deze deputaten in de afgelopen periode veel (denk)werk hebben verricht.
Om in kort bestek enig inzicht te geven in de omvangrijkheid en het karakter van het werk van dit deputaatschap vermelden wij u het volgende:
Dit deputaatschap kent drie secties:
1. Diaconale aangelegenheden
2. Maatschappelijke aangelegenheden
3. Kerk & bedrijfsleven.
Assistent van dit deputaatschap in vaste dienst is br. W. Huizer te Dordrecht.
In het algemeen overzicht zeggen deputaten, dat zij zich geplaatst zien voor de taak een bezinning op te bouwen en adviezen te geven, waarbij eerstens blijk gegeven wordt van een bijbelse mensvisie en daarna bezien wordt in hoeverre deze visie in praktijk uitgevoerd kan of moet worden in de huidige maatschappij, hetzij kerkelijk organisatorisch, hetzij voor de individuele leden van onze kerken.
Juist wanneer wij daarmee ernst willen maken, komen wij in deze tijd in aanraking met zeer uiteenlopende anthropologische en theologische opvattingen.
Daarom moet de kerk zich enerzijds wel verdiepen in tal van ontwikkelingen, die zich voordoen in de samenleving, waarin leden van de gemeente verkeren.
Anderzijds mag die kerk zich niet laten verleiden de boodschap der verzoening in te ruilen voor een zgn. kritische solidariteit, waarbij men meer oog heeft voor de structuren van de samenleving, dan voor de persoonlijke relatie tot Jezus Christus.
Om de resultaten van die bezinning bij de kerken te brengen is er het diaconaal handboek, dat regelmatig door deputaten voorzien wordt van nieuw materiaal.
Betreffende de maatschappelijke aangelegenheden rapporteren deputaten o.a. over het veelbesproken verschijnsel van de schaalvergroting, waardoor de relatie van diaconieën met deze arbeid steeds minder wordt.
Breed rapporteren deputaten ook over de veranderingen binnen de Stichting voor Gereformeerde Sociale Arbeid.
Deze veranderingen worden voor een deel bepaald door de wijzigingen in de taak van G.S.A., voor een deel ook door de verschillende kijk, die men heeft op de taak van de christen in deze wereld.
Uitvoerig wordt ook gerapporteerd over de oprichting van de Stichting Gereformeerd Sociaal Pedagogisch Onderwijs, welke de Geref. Sociale Akademie te Ede in het leven riep.
Dit was - ondanks de (nog) niet verkregen subsidie - mogelijk door de grote offerbereidheid van de kerken.
Ook werd door deputaten aandacht besteed aan de vragen rondom kerk en bedrijfsleven. Contacten werden gelegd en onderhouden met het C.N.V. en andere christelijke vakorganisaties.
Door middel van het uitgeven van „signalen" wordt ook het resultaat van dit werk ter kennis van de kerkleden gebracht.
In het rapport van commissie IV spreekt de commissie haar waardering uit voor de vele arbeid van deputaten, daarbij de opmerking makend, dat het rapport van deputaten meer gewaagt van bezinning dan van door deputaten verrichte werkzaamheden.
De commissie betreurt, dat, wat het maatschappelijk werk betreft de deconfessionalisering van het G.S.A. niet is tegengehouden.

Vanuit de synode worden aan de rapporteur en de deputaten vele vragen gesteld
We noemen er enkele:
De schaalvergroting, zo zegt één van de afgevaardigden, gaat door.
De G.S.A. heeft dat zelf in de hand gewerkt. Heeft daardoor de G.S.A. ook niet de „deconfessionalisering" bevorderd?
Waarom richten deputaten (vragensteller denkt met name aan de sectie kerk en bedrijfsleven) zich zo eenzijdig op de vakbeweging? Is er ook contact met de chr. werkgeversorganisaties?
In dit verband wil een van de broeders weten of er ook aandacht geschonken wordt aan de kleine werkgevers, die het in deze tijd vaak zo moeilijk hebben.
Wordt er, zo vraagt hij verder, ook in onze diaconale arbeid aandacht geschonken aan mensen, die hun bedrijf moesten sluiten? Daarbij denkt hij dan niet allereerst aan materiële, maar vooral aan immateriële hulp.
Een volgende afgevaardigde haakt in op de kritische opmerking in het commissierapport, dat er weinig gesproken wordt over (concrete) werkzaamheden van deputaten. „Adma" IS toch een bezinningsdeputaatschap. Hij wil graag weten hoe deputaten zelf hun taak zien.
Ook wil de vergadering opheldering over het commissievoorstel, dat de G.S.A. haar eigen taak IN ONDERSCHEID VAN het kerkelijk diaconaat moet volbrengen.

In antwoord op de laatste vraag merkt de rapporteur ds. J. Brons, op, dat deze opmerking van de commissie gezien moet worden als steun voor deputaten.
De ontwikkelingen in de G.S.A. vervullen ons, aldus de rapporteur - met zorg. We willen niet, dat men de kant van de veralgemenisering opgaat.
Ook deputaat ds. K. Boersma wijst er op, dat we vooral hier te maken krijgen met de resultaten van de nieuwere theologie. Wanneer we ons bezinnen op de plaats van de G.S.A. zijn we ook op onze hoede voor genoemde theologie.
De G.S.A. nieuwe stijl - zo zegt ds. Boersma -, is geen welzijnsorgaan.
Wel moeten we het verschil in het oog houden tussen de G.S.A. en de provinciale en grootstedelijke verbanden.
Bij de laatste is er sprake van vermenging van maatschappelijk werk en diaconaat.
In de tweede ronde wordt nog wat meer op de principiële kanten van de zaak ingegaan. „De achtergrond van alles is" - aldus één van de broeders afgevaardigden - „de bezinning op de positie én de functie van de gemeente in de huidige samenleving. Hoe moeten we staan als christen tegenover de structuren van de samenleving. Daarover hebben we weinig eigen bezinning, nu we (min of meer) afgehaakt hebben van de G.S.A.
We dienen wel in te zien, dat men rondom ons hoe langer hoe meer de weg op gaat naar de deprivatisering van de dienst en het heil! (met deprivatisering wordt ongeveer bedoeld, dat deze zaken losgemaakt worden van de enkeling, van de „privé persoon" P.N.R.)
Het gevolg is, dat de samenleving moet inspireren tot de taak.
Men zegt, diaconaat is overal (mogelijk) waar mensen zijn. Dan heeft men ten diepste al Christus en zijn kerk verlaten.
Dat is het hedendaagse model: Men gaat van de samenleving naar de gemeente.
WIJ BEGINNEN BIJ CHRISTUS! Daar moet ook de bezinning beginnen.
Ook het prae-advies van de hoogleraar in de ethiek, dr. W.H. Velema attendeert op deze zaken.
Het diaconaat wordt omgebouwd tot een functie van het maatschappelijk leven, aldus de prae-adviseur. Daarin zit het grote gevaar.
Daarom sta ik ook wat huiverig tegenover het geref. welzijnsberaad. Wat is de achtergrond daarvan? Vermoedelijk deze: „Als alles deconfessionaliseert, hoe kunnen we dan nog iets van het christelijke c.q. gereformeerde redden?"
Hoe moeten wij daar tegenover staan? Het is voor mij de grote vraag, of we aan dat brede beraad mee moeten doen. Is dat de taak van de kerk of van allerlei organisaties?
Wanneer we meedoen aan het geref. welzijnsberaad, verzwakken we ons pogen om de G.S.A. in de goede richting te sturen.
En dat willen we toch, gezien ook datgene, wat door de commissie t.a.v. de G.S.A. wordt voorgesteld.

Tot zover enkele flitsen uit de bespreking. De enigszins terzake kundige lezer zal hieruit kunnen merken, hoezeer ook deze zaken - die de gevechten op de frontlijn van kerk en wereld raken - de aandacht van de synode gehad hebben.
We meenden goed te doen de lezer dit duidelijk te maken, opdat u niet de indruk zou krijgen, dat de breedste vergadering der kerken zich alleen maar met interne zaken en moeilijkheden heeft bezig gehouden.
Anderzijds kunnen we ons ook indenken, dat de lezer, die minder in deze zaken thuis is, niet helemaal dóór heeft, waar het die donderdagavond over ging.
Wanneer u bedenkt, dat we het meeste, wat die avond gezegd is, zelfs niet aangeroerd hebben - dat ook meerdere afgevaardigden moeite hadden zich in de materie in te werken, dan zult u begrijpen dat een serie artikelen nodig zou zijn om iedere lezer enigszins een beeld te geven van de materie, die die avond is behandeld.
Bovendien is een synode geen conferentie. Er wordt verder niet over de problemen doorgesproken. De deputaten noteren de gemaakte opmerkingen, krijgen nader toegespitste opdrachten van de synode en gaan daar weer mee aan het werk.
Misschien zou het goed zijn - de praeses van de synode heeft bij meerdere rapporten van allerlei deputaatschappen op deze mogelijkheid geattendeerd - dat deputaten (niet alleen „Adma"-deputaten) door middel van eenvoudige artikelenseries in „de Wekker" wat meer inzicht gaven in hun werk.

Aan het eind van de avond behandelde de synode ook nog het rapport van deputaten voor kerkbouwaangelegenheden.
U weet, dat deze deputaten helpen, (in adviserende zin alsook met geldelijke steun) wanneer kerken moeilijkheden hebben in verband met nieuwbouw of verbouw.
Het is te begrijpen, dat deze deputaten - zoals wel eens gedacht is - geen kapitalen kunnen uitkeren (de bouw van een nieuwe kerk kost al gauw een ƒ 500.000,— à ƒ 1.000.000,—), want dan zouden ze maar een enkele kerk kunnen helpen, maar dat men helpt door het garanderen en in sommige gevallen financieren van rente op leningen.
Ook deze deputaten klagen over het feit, dat maar een deel van de kerken de gevraagde minimumbijdrage overmaakt, wat de lasten voor de trouwe kerken vergroot.
Wanneer alle kerken hun verplichtingen zouden nakomen, zou ƒ 0,90 per jaar per lid voldoende zijn. Nu is ƒ 1,20 nodig.
Er is veel waardering voor het werk van deputaten, maar weinig vragen, zodat de bespreking niet veel tijd vraagt. Dankbaarheid voor dit werk wordt door de praeses uitgesproken.

Dit is het laatste rapport, dat op deze overvolle donderdag behandeld is.
De praeses dankt allen, die hun bijdrage hebben geleverd aan het vele werk, dat kon worden verricht, spreekt ook zijn waardering uit voor de belangstelling uit de kerk, waarbij met name de jeugd uit Utrecht wordt genoemd, die sterk vertegenwoordigd is en sluit na dankgebed van prof. dr. B.J. Oosterhoff deze zitting.

P.N.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1974

De Wekker | 8 Pagina's

De Generale Synode in de hoofdstad (VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1974

De Wekker | 8 Pagina's