Te vinden . . . en . . . nabij

Er ligt in dit woord een geweldige evangelieboodschap! Allereerst al om de inhoud ervan. Maar dan ook, als we bedenken, door wie en tot wie het gezegd wordt. Want we hebben hier niet te maken met een woord van de profeet, dat hij gesproken heeft - weliswaar uit naam van zijn Zender - maar heel dit hoofdstuk is regelrecht door de HERE Zélf gesproken. Er had ook kunnen staan: zoekt Mij . . . roept Mij aan . . . Dat de HERE Zélf hier direkt spreekt, maakt het des te betrouwbaarder. En tot wie wordt het gezegd? Tot mensen, die positief staan ten opzichte van het evangelie? Tot de zoekers, de worstelaars, de bidders, de trouwe meelevende leden van de kerk? Nee! Er wordt in vers 2 van hen gezegd, dat ze hun geld afwegen voor wat geen brood is, en hun vermogen voor wat niet verzadigen kan. Ze zijn wel hongerig en dorstig, maar niet naar God. Ze zoeken het in het horizontale vlak, in de dingen van dit aardse leven.
Is daarmee misschien ook uw beeld getekend? Mogelijk is u een trouwe kerkganger, met belangstelling voor allerlei zaken op het kerkelijk erf . . . Maar gaat u niet teveel op in het aardse? Hebben de tijdelijke dingen u niet veel te vast in hun greep? Moet u uzelf in uw beste ogenblikken er niet van beschuldigen, dat u het zo gemakkelijk zonder God kunt stellen en Hem maar al te dikwijls buiten uw leven sluit?
En tóch: van deze God moeten wij het hebben! Het moet hier, in dit leven, tussen Hem en ons in orde komen, anders kunnen wij straks voor zijn aangezicht niet bestaan, maar moeten we eeuwig verloren gaan.
We hebben er dus alle belang bij, om Hém te vinden als onze God! Welnu, hier richt Hij Zich tot mensen als wij, en Hij zegt: zoekt den HERE, roept Hem aan, want Hij laat Zich vinden. Hij is nabij. Er is dóen aan, het kàn en het mág!
Misschien denkt u nog wel eens met een glimlach terug aan vroeger, toen u nog een klein kind was en ouderen met u verstoppertje speelden. Zij konden zich gemakkelijk zó goed verbergen, dat u hen nooit kon vinden. Maar door een geluid of door een beweging lieten ze zich vinden. En u dacht, dat u dat gepresteerd had!
Zó doet God nu ook: Hij zet u aan het zoeken, maar Hij weet wel, dat u Hem nooit zou kunnen vinden, en daarom komt Hij opeens te voorschijn en zegt: Hier ben Ik. De HERE laat zich vinden! Hij is ook vlakbij! Zó vlakbij, dat Hij te beroepen is. Daartoe is Hij in Jezus Christus naar onze vervloekte wereld gekomen, om door ons aangeroepen te kunnen worden.
Denk aan Bartimeus, die in de vloekstad Jericho woonde. Wij zouden zeggen: die blinde bedelaar heeft in die vloekstad geen schijn van kans! Maar Jezus kwam naar Jericho en ging door de straat, waar Bartimeus zat te bedelen. Dat was de kans van zijn leven, en hij ging roepen, schreeuwen, krijsen misschien wel, om hulp: Jezus was nabij! En Hij heeft hem geholpen, naar lichaam en ziel.
Daarom: zoek den HERE, terwijl Hij zich laat vinden, en u zùlt Hem vinden! Roep Hem aan, nu Hij nabij is, door uw straat, langs uw huis komt, en u zùlt geholpen worden. Blijf niet werkeloos, laks en ongeïnteresseerd zitten, maar zoek en roep: het gaat om uw eeuwig heil! Nu kan het nog - straks niet meer!

Sliedrecht, C. den Hertog

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen