Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Generale Synode in de hoofdstad (X)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Generale Synode in de hoofdstad (X)

31 minuten leestijd Arcering uitzetten

„die roemen bij elkeen . . ."
U weet uiteraard al wel, dat dit een gedeelte van een psalmregel is. Even denken . . . o, ja natuurlijk ps. 145:3
Zij zullen uit de volheid van 't gemoed
Gedachtig aan de milde overvloed
Van Uwe gunst, die roemen bij elkeen.

Dat was het psalmvers, waarmee we de avondvergadering van 24 sept. begonnen. Dat was in feite ook het agenda-punt. Want wat is evangeliseren anders, dan Gods gunst roemen bij elkeen. En dat was aan de orde: Rapport deputaten evangelisatie. Uiteraard ziet een deputatenrapport er niet zo poëtisch uit. En de bespreking van dergelijke rapporten maakt vaak ook een wat zakelijke indruk.
Men gaat nu eenmaal niet alles opnoemen en bejubelen, waar men het eens is, maar men zet vraagtekens en maakt kanttekeningen.
Maar wie wat door dit alles heen vermag te kijken, kent iets van de vreugde, over het feit dat ook in onze kerken dit werk mag worden verricht, dat het groeit en dat het ook steeds meer belangstelling krijgt.
Vanwege de hoeveelheid werk is het deputaatschap in drie secties verdeeld:

1. voorlichting en bezinning; Hieronder valt ook de zorg voor „Licht en Waarheid" en „Ga";
2. kerk en recreatie; Deze sectie heeft tot taak de bezinning op en de stimulering van evangelisatiearbeid op campings;
3. werkterreinen;
dit behoeft wel enige toelichting. Er zijn natuurlijk in ons land vele plaatsen, waar evangelisatiewerk wordt verricht. Men zou dat allemaal werkterreinen kunnen noemen. Maar onder werkterreinen worden in dit rapport verstaan die terreinen, waar het evangelisatiewerk gedeeltelijk gefinancierd wordt door de deputaten en waar deputaten dan ook een zekere verantwoordelijkheid voor dragen.

Die werkterreinen zijn:
a. Amsterdam, waar evangelist H.H. van Well in dienst is en waar een fijn stuk werk begint te groeien.
b. Europoort, waar het industriepastoraat (nog) onder auspiciën van deputaten evangelisatie verricht wordt.
c. Noord Holland, waar geëvangeliseerd wordt in en rondom Schoorl.
d. Twente, waar onze broeder J. Schouten al jaren onafgebroken werkzaam geweest is, zowel intern (om de gemeente op te wekken), als extern in het eigenlijke evangelisatiewerk. Hij „dient" daarbij de vier Twentse kerken.

Over dit alles en over het werk van de beide eerstgenoemde secties rapporteren deputaten in hun uitgebreide rapport.
Een enkele greep eruit (meer kunnen we niet geven, want dan worden de verslagen veel te lang):
„Licht en Waarheid" is gefuseerd met „Echo"; de weerklank van blad en fusie is goed.
„Ga" heeft zich meer en meer ontwikkeld tot een instructieblad; Het gaat wel goed met „Ga".
Wat de „Bezinning" betreft zijn deputaten niet zo tevreden, (over zichzelf dan). Ze zouden er meer aan hebben willen doen, maar het lopende werk vroeg teveel tijd en aandacht. „Gesprekken tussen particulier-synodale deputaten en classisdeputaten konden slechts in enkele gevallen worden gerealiseerd. Informatie vanuit de classes - enkele uitzonderingen zijn er gelukkig ook, - werd weinig of niet verstrekt.
Cursussen ter instructie van part-time en vrijwillige evangelisatiewerkers konden (nog) niet worden georganiseerd, omdat de behoefte aan instructie per regio wisselt én omdat het aantal deskundigen zeer gering is" . . .
„Het deputaatschap betreurt dit (te weinig informatie en bezinning) in hoge mate, temeer, daar het overtuigd is, dat juist hier het zwaartepunt van haar opdracht ligt Het is met het oog op bovenstaande, dat deputaten de synode nogmaals met alle klem vragen hen te machtigen een hogere bijdrage te vragen van de kerken om daardoor te kunnen komen tot het benoemen van een vrijgestelde. Juist het contact met de plaatselijke gemeente, de instructie, het advies en de voorlichting ter plaatse zouden door deze functionaris (meer) tot zijn recht kunnen komen".
Met opzet hebben we over deze zaak - met voorbijgaan van vele andere - enkele zinnen uit het rapport geciteerd. Dit omdat de discussie ter synode voor een niet onbelangrijk deel juist over de taak en de aanstelling van een vrijgestelde liep.
Ook binnen commissie V, die over dit deputaten rapport in eerster instantie na te denken had, is een brede bespreking gewijd aan de zaak van een vrijgestelde voor het evangelisatiewerk.
De meerderheid van de commissie was dan ook zonder meer voor het aantrekken van een dergelijke vrijgestelde, terwijl andere commissieleden nog wel wat bezwaren koesterden. Zij meenden, dat het financieel niet haalbaar zal zijn, dat misschien niet de geschikte kracht zal gevonden worden en ze waren de gedachte toegedaan, dat door uitbreiding van het deputaatschap het werk van informatie en instructie door deputaten zelf kan worden behartigd.
Helaas moest óók deze commissie de opmerking van het deputatenrapport onderstrepen, dat een groot aantal kerken niet geheel of helemaal niet voldoet aan wat aan financiële bijdragen voor dit werk gevraagd wordt.
Daartegenover maakten deputaten met dankbaarheid melding van de aktie, die een dreigend tekort afwendde (resultaat ƒ 6.000,—) en de aktie van de jeugdbond die eveneens ƒ 6.000,— opbracht.
In de bespreking werd, zoals we terloops al even meldden, meteen ingehaakt op het voorstel een vrijgestelde te benoemen. De eerste afgevaardigde, die hierover het woord voerde constateerde met dankbaarheid, dat vele jonge mensen in onze kerken veel willen doen voor en in het evangelisatiewerk.
Voldoende leiding ontbreekt. Daarom wil hij het voorstel, een vrijgestelde te benoemen, krachtig ondersteunen. Hij wil weten of deputaten (hierom) met een voorstel tot verhoging van de minimumbijdrage zullen komen. Ook vraagt hij of deputaten al iemand in hun gedachten hebben, die de functies van bedoelde vrijgestelde zou kunnen vervullen.
Verder wil hij wat meer informatie over het werk van de industrie-predikant en vraagt hij of bezinning aangaande het werk van de industriepredikant misschien ook een taak zou kunnen zijn voor het bezinningsdeputaatschap dat eventueel benoemd zal worden n.a.v. instructie 8.07 van de p.s. van het Zuiden.
Vele broeders onderstrepen het gezegde. De vrijgestelde zal zichzelf verdienen, zo meent één van de afgevaardigden. Een ander: „In de thuisgemeente kan men niet uit de voeten met dit werk. Niet omdat men niet wil, maar omdat men niet KAN! Daarom hebben we iemand nodig die instrueert." „Deze vrijgestelde MOET er komen," aldus de mening van een volgende broeder, niet alleen voor de instructie van de jongeren, maar ook voor de ouderen.
Er worden ook enkele andere geluiden gehoord. Een van de broeders, die ook deel uitmaakt van comm. V, wijst er op, dat in de kerk hier en daar wat minder tevredenheid is over het evangelisatiewerk. Zijns inziens komt het ook daardoor, dat vele kerken niet of niet geheel aan hun financiële verplichtingen voldoen.
Hij heeft gehoord, dat er samenwerking is met de kerken, die niet met ons op dezelfde basis staan, vindt, dat de evangelisatielectuur (Licht en Waarheid) vaak te oppervlakkig is en kan ook niet zoveel waardering hebben voor het Extra nummer van „Ga".
Ook vraagt hij zich af of in het evangelisatiewerk de christelijke stijl wel wordt bewaard.
Een van de afgevaardigden heeft ook bezwaar tegen het aantrekken van een vrijgestelde, maar om heel andere redenen. Hij vraagt zich af, of we dan niet bezig zijn aan ons doel voorbij te schieten. Evangelisatie hangt in de eerste plaats samen met de manier, waarop we gemeente zijn.
Ook een andere broeder vraagt zich in dit verband af, of vanuit de plaatselijke kerken en de regio's al het nodige én mogelijke gedaan is. Moeten we niet meer deze kant op denken?
Dr. T. Brienen, rapporteur van comm. V, gaat allereerst op de gestelde vragen in. Hij onderstreept de noodzaak van het aantrekken van een vrijgestelde.
Deze zal dan echter naar het plaatselijke vlak toe moeten werken, aldus de rapporteur. Wat betreft het industriepastoraat merkt de rapporteur - in antwoord op gestelde vragen - op, dat dit werk eerst en méér evangelisatorisch aspect had.
Het is een ander soort werk aan het worden. Deputaten zelf vragen zich al af of deze tak van arbeid nog wel bij de hun opgedragen taak behoort of dat ze met meer de richting van „Adma" uit moeten kijken
In verband met de opmerkingen over de „niet gehouden collecten" zegt hij: Evangelisatiewerk is het werk van heel de kerk en van al de kerken. Het moet bij het kerk zijn horen. Als er kritiek is, moet men die brengen, waar die hoort.
Br C. Ippel geeft nog een toelichting namens de minderheid van de commissie.
Br. Ippel is ook door de bespreking nog niet overtuigd van de noodzaak van het aantrekken van een vrijgestelde. Al onze predikanten, zo zegt hij, hebben toch een opleiding in deze richting ontvangen.
Kan men niet eerst bij de classicale deputaten gegevens opvragen over het werk in de gemeenten en deze op hun waarde toetsen? Ik heb geen duidelijke indruk van de taak van de vrijgestelde. Wanneer deputaten me duidelijk kunnen maken dat een vrijgestelde nodig is en wat hij precies moet gaan doen, wil ik me laten overtuigen.
De voorzitter van deputaten, ds. B. van Smeden, gaat namens deputaten op de gestelde vragen in. Wij hebben, aldus de voorzitter van dep. wél een vrijgestelde nodig. Zelf kunnen we de taken van informatie en instructie niet aan.
Je kunt dat ook niet van de plaatselijke predikanten verwachten. Deze kunnen ook niet van alle markten thuis zijn.
T.a.v. de kritiek op het werk van deputaten en het evangelisatiewerk in het algemeen zegt ds. Van Smeden het te betreuren, dat de kritiek in de regel zo vaag is. Wij willen bewust het hele evangelie brengen, zo zegt de spreker. Wij staan niet achter het idee, dat de kerk alleen maar present heeft te zijn.
Overigens wil ds. Van Smeden wel, dat er onderscheid gemaakt wordt tussen het evangelisatiewerk, dat met steun en medeweten van deputaten geschiedt en het evangelisatiewerk van de plaatselijke kerken, dat buiten het deputaatschap omgaat. Daarvoor dragen wij, aldus deze evangelisatiedeputaat, geen verantwoordelijkheid. Heeft men daarover op- of aanmerkingen dan moet men bij de plaatselijke kerkeraad zijn. Hij onderstreept, dat het evangelisatiewerk in het Botlekgebied is uitgegroeid tot het industriepastoraat. Wij mogen dankbaar zijn, dat we ook deze arbeid mogen verrichten, aldus ds. Van Smeden, maar we zien ook wel in, dat het een aparte taak wordt.
Trouwens - op alle terreinen is een bepaalde groei, die wij niet tevoren gezien hebben en konden zien. Hierin moeten we ook de leiding van de Here zien.
Op de vraag, welke maatstaven deputaten aanleggen om te steunen zegt hij: Deputaten zien als hun eerste taak, het werk te blijven steunen op de terreinen, waar ze dat altijd hebben gedaan en waar het werk zonder deputatensteun niet verricht zou kunnen worden. Wij gaan er echter van uit, dat de eerste taak ligt bij de plaatselijke kerken en bij de regio's (eventueel classes). Ook de hoogleraar in de evangelistiek wordt om advies gevraagd.
Dr. W.H. Velema zegt: Het spijt me, dat deputaten niet zijn ingegaan op de suggesties, die op de vergadering van de vorige synode zijn gedaan. Dan hadden ze tot een wat nauwkeuriger omschrijving van de taak van de vrijgestelde kunnen komen. Nu zitten we nog met vele vragen als:
Moet hij plaatselijk de kerken gaan instrueren?
Of wordt zijn eerste taak: Bezinning?
Zal deze man straks niet een heel bureau nodig hebben en zullen de kosten dan nog niet veel hoger worden?
Voorlopig zou ik u adviseren wat voorzichtig te zijn met het besluiten zulk een vrijgestelde te doen benoemen. Zijn „profiel" moet voor ons eerst wat duidelijker worden getekend. Er zit meer aan vast dan er op deze bespreking ter synode uitgekomen is.
In de tweede ronde spreken verschillende afgevaardigden hun teleurstelling uit over het feit, dat we nu nog niet verder kunnen komen, wat betreft de vrijgestelde. Betreurd wordt, dat deputaten niet duidelijker in hun rapport hebben aangegeven, hoe zij die figuur van deze vrijgestelde zien.
Eén van de broeders meent, dat deputaten in de komende periode dan maar moeten werken aan een instructie voor deze vrijgestelde en intussen voor fondsvorming moeten zorgen.
Daar inmiddels de tijd van de avondvergadering verstreken is, stelt de praeses voor - te meer daar de financiële kant van de voorstellen ook nog behandeld moet worden - de beslissing over de „vrijgestelde" nog aan te houden.
Deputaten ontvangen bij monde van de praeses de dank van de synode voor hun arbeid.
Ds. J.H. Velema dankt ook voor de belangstelling, die de bespreking van dit rapport mocht ontvangen van de zijde van de kerkleden (ook deze avond waren opmerkelijk veel jongere „toehoorders" aanwezig) en sluit na dankgebed van de 2e scriba deze zitting.
Op de laatste synodedag (vrijdag 27 september) komt deze zaak weer in behandeling en wordt - na een korte bespreking - besloten uit te spreken, dat - gelet op de gehouden bespreking - er nog geen eenstemmigheid bestaat over de functie en taak van de vrijgestelde;
dat er een dringende behoefte bestaat aan begeleiding en instructie van hen, die evangelisatiewerk verrichten;
en besluit de synode deputaten op te dragen:

a. zoveel mogelijk te bevorderen dat gezocht wordt naar mogelijkheden om classicaal en regionaal taken aan te vatten en de werkers te instrueren en begeleiden;
b. zich nader te bezinnen op de positie, het werk en de instructie van een vrijgestelde;
c. in de komende periode aan het onder a genoemde de hoogste prioriteit te geven.

Ambt en eredienst
Zo was de naam van de commissie, die o.m. te rapporteren had over het rapport van deputaten voor berijmde schriftgedeelten en de instructie van de part. syn. van het Noorden, die aldus luidde: De G. Syn. wijzige art. 69 K.O. als volgt: In de eredienst zullen de 150 Psalmen gezongen worden, alsmede die lofzangen en geestelijke liederen die overeenkomen met Schrift en Belijdenis.
Deze instructie wordt allereerst in bespreking gegeven in de morgenvergadering van woensdag 25 sept. Voordat de zaak zelf in behandeling komt wordt eerst de vraag besproken, of deze instructie wel wettig ter tafel is.
Deze bespreking roept heel wat kerkrechtelijke vragen op, die verschillend worden beantwoord. De kernvraag is, of de instructie, zoals die nu op de tafel van de synode ligt, de gewone weg van kerkeraad via classis en part. synode naar de gen. synode is gegaan.
Enkele afgevaardigden uit het Noorden lichten de gang van zaken toe. Na deze toelichting en het uitbrengen van prae-advies door drie hoogleraren besluit de synode:
a. te constateren dat de instructie onwettig ter tafel is;
b. de instructie terug te wijzen naar de part. syn. v.h. Noorden.
Daarna wordt het rapport van deputaten voor berijmde Schriftgedeelten in bespreking gegeven.
De vorige synode had de opdracht aan deputaten inzake de berijmde Schriftgedeelten gecontinueerd.
De kwestie was al uitvoerig besproken op de synode van Hilversum (1968-'69), van welke synode de deputaten tenslotte de opdracht ontvingen (o.a.) wegen te zoeken om verdere uitvoering te geven aan art. 69 K.O., voor zover dit artikel spreekt over de vaststelling van berijmde Schriftgedeelten. De vorige synode continueerde deze opdracht (deputaten waren er in de tussenliggende periode niet aan toegekomen omdat de psalmberijming alle aandacht vroeg) en nu ligt dan het rapport van betreffende deputaten ter tafel.
In dit rapport deelden deputaten mede, dat zij besloten hadden voor de keuze van berijmde Schriftgedeelten te selecteren uit het Liedboek der Kerken, mede met het oog op de opdracht, die de vorige synode gegeven had, n.l. om juist met het oog op de selectie berijmde Schriftgedeelten te participeren in de interkerkelijke stichting voor het kerklied.
Na gehouden onderzoek stellen deputaten de synode de volgende nummers voor uit het Liedboek der Kerken: 8 (naar Deut. 32:1-4) 13b (naar ps. 23), 14 (naar psalm 23) 21 (naar Psalm 146) 25 minus vers 9 (naar Jesaja 9:1-16) 26 (naar Jesaja 9) 27 (naar Jesaja 25:6-8), 43 (naar Maleachi 4:1-3), 65 (naar Markus 4:26-29) 66 (Lofzang van Maria naar Lucas 1:46-55) 67 (Lofzang van Zacharias naar Luk. 1:67-69) 68 (Lofzang van Simeon naar Luc. 2:29-32) 78 (bij Johannes 15:1-8) 89 (naar Rom. 8:26-39) 90 (naar Rom. 8:26-39) 96 (naar Efeziers (naar Openb. 21:5-8).
Deputaten realiseren zich, dat in diverse kerken de begeerte leeft om met name op de christelijke feestdagen dienovereenkomstige liederen te zingen; daaraan beantwoorden bovengenoemde liederen uit het Liedboek voor de Kerken niet.
Daarom wijzen deputaten er op, onder verwijzing naar het rapport aan de vorige synode, dat het begrip „berijmd Schriftgedeelte" blijkens de kerkelijke practijk ruimte openlaat voor liederen, die geen berijming zijn van de concrete passages uit de H. Schrift, maar daar inhoudelijk wel op steunen. Als voorbeeld wordt genoemd: het laatste vers van de Tien geboden, de Morgenzang en de Avondzang.
Deputaten noemen dan als voorbeelden uit het Liedboek voor de Kerken lied 117, 118, 120, 138, 139, 146, 117, 182, 183, 191, 73, 81, 215, 217, 221, 229, 231:1, 2 en 4; 237.
Voorgesteld wordt uit te spreken, dat eerstgenoemde liederen behoren tot de in art. 69 bedoelde berijmde Schriftgedeelten.
Voorts doen deputaten de suggestie bij de aanvaarding van laatstgenoemde liederen met nadruk uit te spreken, dat het gebruik hiervan met wijsheid dient te geschieden.
De Commissie, (II) die hierover had te rapporteren, was van oordeel dat de eerstgenoemde selectie uit het liedboek vrij gegeven moest worden voor het gebruik in de Chr. Geref. Kerken met dien verstande, dat het gebruik daarvan met wijsheid dient te geschieden en dat deze selectie niet betekent een aanvaarding van het gehele Liedboek.
Bij de overwegingen aangaande deze zaak had de commissie zich wel afgevraagd of er binnen het taalgebied en de liederenvoorraad niet meer mogelijkheden waren. Wat de liederen voor de christelijke feestdagen betreft verwees de commissie naar haar rapport over de instructie van de part. syn. van het Noorden, die echter om bovenvermelde redenen materieel niet in behandeling kwam.
De bespreking van deze voorstellen nam vrijwel de gehele woensdagmorgen en ook een gedeelte van de woensdagmiddag in beslag. Wanneer u u tracht in te denken, hoeveel er in drie uur gezegd kan worden, zult u begrijpen, dat we slechts een summiere weergave van het besprokene kunnen geven.
Eén van de commissieleden, die ook bezwaar heeft tegen het vrijgeven van bedoelde berijmde Schriftgedeelten, wijst er op, dat een gedeelte van genoemde liederen in feite berijmingen zijn van psalmen. Wanneer we die er af trekken - aldus deze afgevaardigde - blijven er maar een paar over. Hij vraagt: Moeten we om deze paar liederen het Liedboek in de kerken brengen?
Een andere afgevaardigde merkt op, dat deputaten zich zijns inziens niet aan hun opdracht hebben gehouden. Ze hadden eerst een gefundeerd oordeel moeten geven over de vraag of deze liederen inderdaad berijmde Schriftgedeelten zijn in de zin van art. 69.
Hoewel spreker niet de mening is toegedaan, dat we enkel psalmen in de eredienst mogen zingen, wanneer we in de lijn van de reformatoren willen blijven, - wil hij wel om praktische redenen blijven bij wat we nu hebben. Hij citeert daarbij Calvijn: Dat we alleen dan ter ere van God zingen, wanneer we Hem welgevallig zingen.
Verder wordt gevraagd of deze liederen niet eerst ter kennis van de plaatselijke kerken gebracht moeten worden.
Een volgende spreker wijst op de behoefte, die er in de kerken is, om berijmde Schriftgedeelten te zingen. Wanneer sommigen bevreesd zijn voor de „moeite" die we krijgen, wanneer we deze liederen vrijgeven, moeten ze ook eens denken aan de moeite die de kerken hebben, waar men ze wel wil, maar niet mág zingen.
Vervolgens wordt gevraagd: is dit aantal nu de definitieve selectie of moeten deputaten op een volgende synode weer met een aantal liederen komen en krijgen we dan opnieuw zulk een uitgebreide bespreking? Ook wil hij weten, of het nodig is, dat we in de Interkerkelijke Stichting blijven participeren - zoals de commissie voorstelde - om wegen te wijzen, waardoor we deze selectie kunnen gebruiken zonder daardoor in practische moeilijkheden te komen. (Daarmee wordt gedoeld op de auteursrechten)
Ook zijn er broeders, die de voorgestelde selectie maar erg mager vinden en liever de eerste 115 liederen zagen vrijgegeven (dit zijn de zogenoemde Bijbelliederen, die gecomponeerd zijn naar of bij bepaalde Schriftgedeelten).

Na deze eerste ronde is weer het woord aan de rapporteur, ds. H. Biesma.
Hij constateert, dat er ten aanzien van het principe een grote mate van eenstemmigheid is ter synode.
Het punt van discussie is: „Welke liederen moeten worden vrijgegeven?"
Deputaten zijn na onderzoek tot deze selectie gekomen.
Wanneer we alleen het Woord zingen, mogen we elkaar toch niet kwaad aankijken. We dienen ons ook te wachten voor hypocrisie door voor het votum van alles te zingen en dan niet meer.
Bovendien dient bedacht te worden, dat deze liederen ook op de scholen geleerd worden, waarmee de rapporteur echter niet zeggen wil, dat we in alles achter de scholen moeten aanlopen.
De eenheid van de kerken ligt niet in het hebben en gebruiken van dezelfde liturgie. Wanneer gevraagd wordt of deputaten niet een oordeel over het gehele Liedboek hadden moeten geven, dient te worden opgemerkt, dat dat hun opdracht niet was.
Ook de voorzitter van deputaten prof. dr. B.J. Oosterhoff constateert, dat er in feite geen principiële bezwaren geopperd zijn.
Onze vraag was wel, is hiermee nu aan het verlangen van de kerken voldaan? Er zijn bij de selectie geen liederen voor de Kerst- en Lijdenstijd.
We hadden echter niet de opdracht de hele bundel te toetsen.
We willen niet pretenderen, dat de keuze van deputaten de enig juiste keuze is. U hebt hier een begin.
Prof. Oosterhoff is zich bewust, dat deze liederen niet overal gezongen kunnen worden.
Maar, aldus de voorzitter van deputaten, verscheidenheid behoeft geen bedreiging van de eenheid te zijn.
Wanneer we de kerken duidelijk maken, dat er grote mate van eenstemmigheid is over het principe, kan dat eventuele verontrusting wegnemen.
Het probleem van de auteursrechten kan wel opgelost worden, al zal nog moeten worden nagegaan, hoe dat moet.
Ook de prae-adviseurs worden in de gelegenheid gesteld hun visie te geven.
Allereerst is het woord aan de hoogleraar in de liturgie prof. dr. W.H. Velema. Deze zegt, dat we hier ook te maken hebben met de verhouding tussen plaatselijke kerk en het kerkverband, in verband met het feit, dat datgene, wat in de ene kerk mogelijk is in de andere kerk niet blijkt te kunnen, zelfs al worden we het principieel met elkaar eens.
In het verleden zijn we - aldus de hoogleraar - de toer op gegaan van het „elkaar vrijlaten". Als reactie op het verleden was dit te begrijpen.
Nu moeten we niet doorschieten naar de andere kant. Het evenwicht tussen de plaatselijke gemeente en het kerkverband dienen we wel in het oog te houden.
Wat de materie zelf betreft merkt de hoogleraar op: „Welk criterium heeft men laten gelden bij de keuze? Mij is dat niet duidelijk geworden.
Daar komt nog iets bij: Bij de bijbelliederen zijn verscheidene psalmen.
Betekent dat een alternatieve psalmberijming?
En hoe moet het in de praktijk? Terwille van 19 liederen, die nu overbleven het liedboek aanschaffen?
Mijn voorlopige conclusie is: Het voorstel van de commissie (n.l. de voorgestelde selectie te aanvaarden als berijmde Schriftgedeelten) heeft niet voldoende basis in het rapport."
Ook de prae-adviseur prof. dr. J. van Genderen was wat teleurgesteld over het rapport. De voorstellen hadden z.i. breder gemotiveerd moeten worden.
Ook de commissie had wat meer informatie kunnen geven. Met name ten aanzien van de auteurs. We varen wat in de mist.
Samenvattend zegt prof. van Genderen:

1. de omschrijving van het begrip „berijmde Schriftgedeelten" behoeft correctie.
2. Kunnen we zeggen: Deputaten voldeden aan hun opdracht?
3. „Aanvaarden" heeft dat de betekenis van „vaststellen"???
Wanneer dat zo is, dienen dan niet eerst de kerken er in gekend te worden?
4. Wanneer ik zie, dat voor lied 25:9 een uitzondering wordt gemaakt, rijst bij mij ook de vraag: „Wat waren de criteria?" En waarom zijn andere liederen (b.v. 103 en 110) er niet bijgevoegd?

Prae-adviseur prof. dr. J.P. Versteeg benadert de materie ook vanuit de vraag naar de verhouding kerkverband en plaatselijke kerk. Hij is van mening, dat in het N. Testament sterk de nadruk gelegd wordt op de plaatselijke kerk. Hij wijst daarbij op 1 Cor. 14, waar het bij allerlei vragen duidelijk gaat om het belang van de plaatselijke kerk.
„Is zulk een zaak als deze", zo vraagt prof. Versteeg „ook niet allereerst een zaak van de plaatselijke gemeente? Wanneer we die vraag met „ja" beantwoorden is de opdracht aan deputaten niet goed geweest.
Of zou straks iedere synode elk per instructie ingezonden lied moeten toetsen?" De rapporteur gaat hierna nog weer afzonderlijk op de door de prae-adviseurs gemaakte opmerkingen in.
Ten aanzien van de omschrijving „berijmde Schriftgedeelten" merkt hij op, „dat dat zijn „berijmingen van concrete Schriftgedeelten", dus van bepaalde passages uit de H. Schrift."
In antwoord op de vraag, of deputaten voldaan hebben aan hun opdracht, zegt hij: „In het Liedboek voor de kerken was de meeste keus voorhanden. Begrijpelijk, dat deputaten daaruit hun keus gedaan hebben.
Wanneer we in ons derde voorstel spreken van aanvaarden, dan bedoelen we daarmee, dat deze liederen aanvaard worden als zulke, welke bedoeld zijn in art. 69 K.O."
De voorzitter van deputaten gaat ook nog op de gemaakte opmerkingen in.
Hij erkent, dat er niet veel is overgebleven. „Op de vorige synode" aldus prof. Oosterhoff, „is er gesproken van een psalter, zoals men dat ook kent in Canada en Amerika. Dat zou beter geweest zijn. Maar dat is voor onze kerken alleen geen haalbare zaak.
Wanneer u zo dringend vraagt naar de criteria, dan moet ik u zeggen, dat we geen objectieve criteria kunnen geven. Ook in het deputaatschap dachten we niet allen gelijk. Daarom hebben we geselecteerd en nog eens geselecteerd en tenslotte bleef dit er over.
Als deputaten zeiden we wel: „Wat zijn we aan het doen? Kerkeraden voorschrijven, wat ze moeten en mogen zingen. Maar we zaten met onze opdracht: Het vaststellen van berijmde Schriftgedeelten".
„Aanvaarding betekent m.i.: Begint u er eens mee en laat eens horen, wat de ervaringen zijn".
„Ik hoop niet," zo zei de voorzitter, inhakend op een gemaakte opmerking, „dat we per instructie steeds een nieuw lied op de synode krijgen. Wanneer het zo moeilijk moet, begint u er dan niet aan".
Na deze uitgebreide bespreking gaf de praeses nog weer gelegenheid tot een tweede ronde, waarin weer werd ingegaan op reeds gemaakte opmerkingen en waarin ook enkele voorstellen werden gedaan.
Daar u (hopelijk) uit het voorafgaande wel een indruk hebt gekregen van de bespreking, beperken we ons nu tot de voorstellen:
Eén van de afgevaardigden stelde voor:
a. Voorstel 3 van de commissie (deze selectie te aanvaarden) weg te laten,
b. te besluiten de kerken de mogelijkheid te geven de 115 „bijbelliederen" te „beproeven" en hun te vragen de ervaringen door te geven aan deputaten.
c. deputaten op te dragen de door de kerken gemaakte opmerkingen te verzamelen, te beoordelen en de kerken te adviseren omtrent het definitieve gebruik.

Een andere broeder wil deputaten alleen opdragen, te onderzoeken of de voorgestelde selectie apart gebruikt mag worden én de voorgestelde selectie aan de kerken ter be-oordeling toe te zenden.
Een der volgende sprekers sloot zich daarbij aan, maar wilde het begrip „berijmde Schriftgedeelten" nader omschreven hebben en stelde de volgende omschrijving voor: concrete berijmingen van bepaalde passages uit de H. Schrift.
Een volgende broeder stelt voor uit te spreken, dat deputaten aan hun opdracht hebben voldaan, maar dat nu de kerken gelegenheid moeten hebben deze liederen op hun zuiverheid en bruikbaarheid te toetsen. Deputaten zouden met het hun toegezonden materiaal dit „toetsen" ook zelf dienen te doen en dan aan de volgende synode hierover te rapporteren.
Eén van de andere synodeleden verklaarde, dat hij de enige was, die 6 jaar geleden geheel tegen het totale voorstel van deputaten gestemd had, maar dat hij zich nu aansloot bij het (hierboven) eerstgenoemde voorstel.
Het laatste voorstel kwam hierop neer, dat de kerkeraden, die toezicht dienen te houden op de zuiverheid van de prediking dit ook maar moeten doen t.a.v. de zuiverheid van het gezongen lied.
Na de pauze, waarin de middagmaaltijd werd gebruikt, deed één van de commissieleden nog enkele mededelingen over de auteursrechten (waarnaar in de morgenzitting was gevraagd.).
Daarna werd door één van de synodeleden het voorstel gedaan om gezien de tegenstrijdige voorstellen, die uit de synode waren gekomen, de zaak terug te verwijzen naar de commissie, met het verzoek om samen met de indieners van de voorstellen te trachten tot een eensluidend voorstel te komen en zo de eenheid van de kerken te dienen.
Dit voorstel werd door de synode aanvaard. Daarmee was de verder bespreking verschoven naar het einde van de week.
Op de laatste synodedag werd door de praeses een nieuw voorstel van Comm. II in bespreking gegeven.
Hierin werd de synode voorgesteld (o.a. uit te spreken
a. dat de selectie (zie boven) behoort tot de in art. 69 K.O. bedoelde berijmde Schriftgedeelten;
b. deze berijmde Schriftgedeelten aan de kerken voor te leggen en de kerken te verzoeken de in het Liedboek voorkomende berijmde schriftgedeelten te beproeven en het resultaat daarvan kenbaar te maken aan deputaten.

Verder zou er dan een handleiding van deputaten moeten komen (voor de kerkeraden) om te kunnen toetsen, deputaten zouden de gemaakte opmerkingen dienen te beoordelen en verder zouden zij de opdracht krijgen om na te gaan of er buiten het Liedboek om nog andere berijmde Schriftgedeelten bestaan, die geschikt geacht kunnen worden voor het gebruik in de eredienst.
Dit voorstel, dat we hier verkort hebben weergegeven was duidelijk een poging van de commissie, alle ingediende amendementen te verwerken.
Maar het voorstel zelf was er (uiteraard) niet belijnder door geworden. Dat bleek wel uit de bespreking.
De 115 Bijbelliederen waren niet aanvaard als berijmde Schriftgedeelten, maar ze zouden wel getoetst moeten worden. Op de vraag „Hoe?" werd geantwoord: „Door ze te zingen."
En dit was het nu net, waar anderen, zelfs ten aanzien van de kleine - door deputaten uitgezochte - selectie bezwaar tegen hadden.
Daarom werd zelfs als amendement op dit voorstel voorgesteld:
Wel uit te spreken, dat de bedoelde liederen behoren tot de berijmde Schriftgedeelten, maar om praktische redenen ze niet vrij te geven.
Nog weer anderen zijn van mening, dat er in de kerken helemaal geen behoefte bestaat (één van de overwegingen, waarop de voorstellen van de commissie waren gebaseerd) aan bijbelliederen, maar aan gezangen, die passen bij de christelijke feestdagen.
Wanneer na deze bespreking, die opnieuw geruime tijd duurde, de rapporteur weer het woord krijgt merkt deze op:
„Het was te verwachten, dat de commissievoorstellen moeite zouden geven in de synode. We hadden immers de opdracht de amendements-voorstellen in ons nieuwe voorstel te verwerken.
Welnu, deze amendementen sloten elkaar uit. Vandaar dit compromis."
„Wanneer we in de lijn van de reformatoren willen blijven", aldus rapporteur ds. H. Biesma, „zoals één van de synodeleden heeft gevraagd, dienen we wel te bedenken, dat de reformatoren méér wilden, dan alleen maar het zingen van de psalmen.
Prof. dr. Van Genderen adviseert tenslotte - desgevraagd - niet verder te gaan dan het deputatenvoorstel en de selectie te aanvaarden.
„Beproeven", aldus de prae-adviseur, „kunnen we niet in de eredienst. Dat is niet naar de kerkorde."
„Laten deputaten intussen verder gaan met hun arbeid."
Ook prof. dr. W.H. Velema is van mening, dat we van onze kerken geen experimenteercentra moeten maken. Voorts blijft hij bezwaarlijk vinden, dat bij de selectie een aantal psalmen zijn.
Opnieuw krijgt de rapporteur - de man, die als voorzitter van de roepende kerk al maanden met al de voorbereidingen bezig is geweest en er nu ook al enige weken van intensief synodewerk heeft opzitten - de opdracht, samen met de commissie een ander voorstel te concipiëren.
Na korte tijd komt ds. Biesma namens de commissie met dit voorstel (dat na enkele wijzigingen door de synode wordt aanvaard):
1. uit te spreken dat deputaten aan hun opdracht inzake het verdere uitvoering geven aan art. 69 K.O., voor zover het over berijmde Schriftgedeelten spreekt, hebben voldaan;
2. uit te spreken dat de door deputaten getoetste en voorgestelde selectie uit het Liedboek voor de Kerken behoort tot de in art 69 K.O. bedoelde Schriftgedeelten;
3. de kerken in de gelegenheid te stellen berijmde Schriftgedeelten aan deputaten ter beoordeling voor te leggen;
4. deputaten op te dragen voort te gaan met hun arbeid in dit opzicht.

(enkele - niet speciaal over deze materie handelende - besluiten lieten we kortheidshalve achterwege).
Het gehele besluit werd door de rapporteur aldus getypeerd:
„We spreken uit, dat we ze (de selectie uit het Liedboek) mógen zingen; we spreken af, dat we ze aanstaande zondag niet zullen zingen."
Een lange en vermoeiende bespreking was daarmee afgesloten; het was ook niet de meest verheffende bespreking en daarom wel jammer, dat die juist op de laatste synodedag, betrekkelijk kort voor de sluiting van de synode - tot een afronding moest komen. Er zijn ook heel goede dagen geweest en het zou (o.i.) beter zijn geweest, wanneer één van die mooie dagen de laatste dag geweest zou zijn. Maar niemand kon dat voorzien, toen we 24 sept. aan de behandeling ervan begonnen.
Het was in zoverre een duidelijke bespreking, dat de moeiten van de plaatselijke kerken hierin duidelijk naar voren kwamen.

Formulieren voor de eredienst
Wij blijven nog maar even in de sfeer van de eredienst. Zoals u wellicht weet werd 9 jaar geleden besloten onze liturgische formulieren te herzien.
Dat is in phasen gebeurd.
Eerst zijn de drie „bevestigingsformulieren" herzien (bevestiging van dienaren des Woords; bevestiging van ouderlingen en diakenen en bevestiging van het huwelijk.) Deze drie herzieningen zijn op de synode van Hilversum vastgesteld. De vorige synode stelde de herziene formulieren voor de bediening van de H. Doop en het H. Avondmaal vast.
Resteerden nog de formulieren voor de ban en de wederopneming in de gemeente (inclusief de concepten voor de afkondiging van de kerkelijke tucht).
Ook deze formulieren zijn - evenals de vorige - de lange weg gegaan van deputaten naar de kerkeraden en vandaar - via classes en particuliere synoden - naar de generale synode.
Een behoorlijk aantal wijzigingen - meest van taalkundige aard - waren langs deze weg aan de synode voorgesteld.
Commissie II heeft zich nog eens over deze wijzigingsvoorstellen gebogen en een aantal daarvan overgenomen en voorgesteld aan de synode.
In een tamelijk korte bespreking, waarin - als het gaat om de keuze tussen duidelijk Nederlands en een goede kerkelijke taal - het advies van prof. dr. J. van Genderen ons nog al eens uit de moeilijkheden helpt, wordt ook deze herziening vastgesteld.
Nu de herziening van de liturgische formulieren is voltooid besluit de synode ook deze formulieren te laten uitgeven (of opnieuw in druk uit te geven en verkrijgbaar te stellen).
Binnen afzienbare tijd kunnen we dus een boekje tegemoet zien, waarin alle herziene formulieren zijn opgenomen.

De officiële tekst van de belijdenisgeschriften
Min of meer in de lijn van het voorafgaande lag de bespreking van het rapport van deputaten voor de officiële tekst van de belijdenisgeschriften.
De vorige synode stelde dit deputaatschap in om na te gaan of de tekst van de herziene belijdenisgeschriften geschikt is voor kerkelijk gebruik.
Voor deze of gene behoeft het woord „herziene", dat ook gebruikt is in verband met de liturgische formulieren, wel enige toelichting.
Herziening van de liturgische formulieren betekende ook geen principiële wijziging, maar hier en daar toch nog wel een tamelijk ingrijpende verandering.
Een interkerkelijke commissie heeft alleen de belijdenisgeschriften - zoals men dat zou kunnen noemen - opnieuw vertaald. Lange volzinnen zijn vervangen door kortere en woorden, die vandaag totaal onbegrijpelijk zijn geworden, zijn vervangen.
Deze tekst is door ons deputaatschap bekeken en door deputaten zijn ook weer enkele wijzigingen voorgesteld. Om u een indruk te geven van de kwesties waar het om gaat, nemen we het volgende zinnetje uit het deputatenrapport over:
„Het verdient aanbeveling om (in de Apostolische Geloofsbelijdenis) i.p.v. opgestaan van de doden te lezen: uit de doden."
De belijdenis zelf is dus niet gewijzigd.
Bovendien wordt alles nog grondig gecontroleerd.
Dat blijkt uit de voorstellen van deputaten. Zij willen namelijk in de komende periode in contact met andere kerken na gaan, of de herziene tekst van de belijdenisgeschriften geschikt is voor kerkelijk gebruik:
en . . . met het oog op de vraag naar de geschiktheid voor kerkelijk gebruik willen deputaten van de synode een opdracht ontvangen de tekst met een begeleidend schrijven te zenden aan de kerkeraden, classes en particuliere synode.
De rapporterende commissie stelt daarbij ook nog voor aan de kerkeraden in een begeleidend schrijven duidelijk te maken, dat het hier gaat om een betrouwbare weergave van wat de kerk reeds lang belijdt.
Ook stelt de commissie voor er op aan te dringen dat de bewijsplaatsen uit de Bijbel aan de tekst worden toegevoegd. Dat blijkt echter - gezien de historie - op zoveel praktische moeilijkheden te stuiten, dat dat voorstel vervalt.
Verder worden de voorstellen van deputaten, zoals ze door Commissie II zijn geformuleerd en aangevuld, aangenomen.
Zoals u reeds gelezen hebt in een vorig verslag is de synode die middag eerst nog verder gegaan met de bespreking van enkele instructies. Hoe dat geëindigd is weet u inmiddels ook al.
Rest ons nog van woensdagmiddag 26 september het verslag van de bespreking over het rapport van deputaten voor de evangelieverkondiging onder Israël.
Om dit niet in stukjes aan u voor behoeven te leggen, bewaren we dat tot de volgende keer D.V.

P.N.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1974

De Wekker | 8 Pagina's

De Generale Synode in de hoofdstad (X)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1974

De Wekker | 8 Pagina's