Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over het werk van Berkhof (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het werk van Berkhof (I)

Dogmatiek en Weerwoord

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het werk
De persoon van Berkhof behoeft aan de lezers van een kerkelijk orgaan niet te worden voorgesteld. Men zal direct denken aan prof. dr. H. Berkhof te Leiden.
Wie in deze tijd iets wil vertellen over het werk van Berkhof, mag aannemen dat men begrijpt, dat hij het grote werk bedoelt dat in 1973 onder de titel „Christelijk geloof" bij Callenbach het licht zag ¹) en waarover sindsdien veel te doen is geweest.
Het is een dogmatisch werk en als zodanig roept het wel enige weerstand op, maar de naam van de schrijver, de wijze waarop de stof erin wordt voorgedragen, de helderheid en overzichtelijkheid die meteen opvallen en misschien ook de niet te hoge prijs die de uitgever ervoor heeft vastgesteld, maken dat er bijzonder veel vraag naar is. Er bleek in korte tijd een tweede druk nodig te zijn.
De verschijning van een belangrijk boek noemt men wel eens een gebeurtenis. Dat woord zou in dit geval niet misplaatst zijn. Een volkomen verrassing was het niet. De auteur heeft er van 1969 tot 1973 aan gewerkt. Er ging het een en ander aan vooraf: colleges, voordrachten, artikelen en boeken.
Een aantal jaren geleden begon zich af te tekenen, in welke richting het theologisch denken van Berkhof zich ontwikkelde. Te herinneren is b.v. aan wat hij in 1961 schreef over de verhouding van schepping en voleinding, aan verschillende artikelen uit de jaren 1967 en 1968 (rond het Tweede Vaticaans Concilie en de Assemblee van Uppsala) en aan de studie over de openbaring als gebeuren uit 1970. Daar kwamen nog enkele publicaties over de christologie bij.
Enkele bladzijden, bij wijze van inleiding geschreven in een boek van de zeer progressieve rooms-katholieke theoloog dr. H.A.M. Fiolet (Vreemde verleiding, 1968), waren veelzeggend. Het heette dat de bijbelse visie op de schepping in verrassende harmonie was met het moderne evolutie-denken. Jezus Christus zou volgens Col. 1:15- 20 te zien zijn als het nieuwe mens-zijn, waarop de wereld van haar aanvang af van Godswege was aangelegd. Berkhof kon het boek van Fiolet niet alleen helder, modern en moedig, maar ook bijbels noemen.
Dat gaf reden tot zorg. Wat verstond hij dan onder „bijbels"?

Een inleiding tot de geloofsleer
Zo luidt de ondertitel van het boek. De meest gangbare naam voor een wetenschappelijk werk over de inhoud van het christelijk geloof is dogmatiek. Dr. H. Berkhof wil die naam niet volstrekt vermijden, maar hij heeft er wel wat tegen, omdat dogmatiek afgeleid is van dogma. Dogma is de aanduiding van de klassieke leeruitspraken van de kerk, vooral die uit de vierde tot zesde eeuw.
De naam dogmatiek zou suggereren dat dit vak zich alleen of in hoofdzaak met deze leeruitspraken bezighoudt. Ik zie dat er niet in - wel is er m.i. verband met de erkenning van het gezag van het kerkelijk dogma. Is dat voor Berkhof het probleem?
Hij kiest voor de naam geloofsleer. Zoals dogmatiek een objectivistische bijsmaak heeft, heeft geloofsleer een subjectivistische, maar het risico van misverstand is daarbij naar de mening van Berkhof niet zo groot. Heel mooi zegt hij, dat alle rechte denken over God opkomt uit de ontmoeting met God en gericht is op de ontmoeting met God.
Christelijke geloofsleer wordt omschreven als systematische doordenking van de inhoud der relatie die God in Christus met ons heeft gelegd.
Men zou kunnen vragen, waarom de titel niet luidt: Het christelijk geloof. Het antwoord is: Die pretentie kan niemand waarmaken. Er moeten vele ontwerpen van christelijk geloof na en naast elkaar bestaan die alle naar dezelfde zaak wijzen, maar in hun veelheid en verschil elkaar relativeren en completeren.
Dit staat in de verantwoording, waarin Berkhof al meteen een treffende typering geeft van zijn eigen werk: „Dit boek bedoelt om naar buiten het Evangelie zo verstaanbaar mogelijk te vertolken, ontdaan van de vastgeroeste misverstanden die het zicht erop nog steeds bij tallozen verduisteren. En tegelijk bedoelt dit boek om naar de kerk toe het Evangelie zo te vertolken, dat het duidelijk wordt hoe het zijn eigen weg gaat tussen ons star en stoer traditionalisme en ons stuurloos modernisme".
Hij noemt de belangrijkste literatuur van J.J. van Oosterzee tot E. Flesseman-van Leer. Van haar „Geloven vandaag" (1972) zegt hij: „De schrijfster heeft de moed, de moeilijke problemen van hedendaags geloven niet uit de weg te gaan. Mijn boek behoort tot een ander genre, maar is in de wijze van vertolking (met het verbond als centraal begrip) zeer verwant".
Is het ontwerpen van een geloofsleer niet een problematische zaak? Berkhof weet dat de tijd er niet naar is. Er heerst grote onzekerheid in kerk en theologie. Wie durft nu nog oude zekerheden herhalen? Wie durft nu al nieuwe zekerheden stellen? Hij verklaart dan: „De klassieke dogmatiek gaf diepgaande antwoorden op vragen die niemand meer stelt. Een moderne geloofsleer zou eindelijk een christelijk antwoord moeten zoeken op vragen die nu iedereen stelt". Dat laatste is moeilijk genoeg, maar het is te waarderen dat een theoloog als Berkhof er niet voor terugschrikt.
Intussen is zijn oordeel over de klassieke dogmatiek onbillijk. Ik denk b.v. aan Bavinck! De uitspraak, dat niemand de oude vragen meer stelt, is een miskenning van dat deel van de gemeente waarvoor die vragen niet verouderd zijn.

Een weerwoord
Al spoedig na de verschijning van „Christelijk geloof" werd erop gereageerd in bladen, in theologische tijdschriften en in lezingen. Dat was ook wel te voorzien. De inhoud van het boek roept tegenspraak op.
Nu kan prof. Berkhof kritiek verdragen. Hij houdt van een pittig gesprek en was altijd bereid naar de ander te luisteren.
De bundel reacties die hem op zijn zestigste verjaardag (11 juni 1974) werd aangeboden, zal hem daarom welkom zijn geweest.
Dit „Weerwoord" ²) is een gevarieerd geheel - wat te verwachten was bij een verzameling van 25 artikelen.
Er zijn bijdragen bij waarin gezegd wordt, dat Berkhof in zijn poging om de dogmatiek te moderniseren nog niet ver genoeg gegaan is; er zijn ook kritische tot zeer kritische reacties. Tot de scherpste behoren die van dr. C. Graafland (Berkhofs theologie in het licht van de gereformeerde traditie) en die van dr. W.H. Velema (Rechtvaardiging en heiliging).
Wie zich in de dogmatiek van dr. H. Berkhof wil verdiepen, moet de nodige kritische zin hebben. Daarom is het van belang kennis te nemen van ernstige bedenkingen die er op grond van de Heilige Schrift tegen in te brengen zijn.

Van Genderen

¹) Dr. H. Berkhof, Christelijk geloof, uitg. G.F. Callenbach B.V., Nijkerk, 1973, 586 blz.
²) Weerwoord, uitg. G.F. Callenbach B.V., Nijkerk, 1974, 255 blz.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1974

De Wekker | 8 Pagina's

Over het werk van Berkhof (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1974

De Wekker | 8 Pagina's