Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samen spreken . . .? Maar hoe? (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samen spreken . . .? Maar hoe? (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Steeds weer wordt er van allerlei kanten op aangedrongen, dat we met elkaar moeten spreken om de eenheid te bevorderen en - waar nodig - te herstellen.
Eenheid IN de gemeente, eenheid tussen de kerken van hetzelfde kerkverband en tussen de kerken van de gereformeerde gezindte.
Men kan niet zeggen, dat kerkelijke eenheid en gemeenschap zaken zijn, die geen belangstelling ontvangen.
Voortdurend worden we opgewekt elkaar te zoeken en vast te houden.
In allerlei artikelen en geschriften wordt aangetoond hoe verschrikkelijk de verdeeldheid en de onenigheid is en worden we aangespoord ons te bekeren. Ook kerkelijke en andere vergaderingen wekken ons hiertoe op. Als voorbeeld noem ik de laatstgehouden synode.
De synode van Amsterdam heeft de kerken opgewekt om - met name op classicaal niveau - met elkaar te spreken over de dingen, die ons gescheiden houden.
Het verlengstuk van deze oproep moge dan om allerlei redenen niet uit de bus gekomen zijn, de oproep ligt er. En het is niet de bedoeling, dat we deze voor kennisgeving aannemen.

Men kan ook niet zeggen, dat er niets wordt gedaan of - misschien beter geformuleerd, dat er geen pogingen worden ondernomen om de verdeeldheid (zowel interkerkelijk als in de kerk) op te heffen of tenminste er iets aan te doen.
Ik denk - om maar wat te noemen - aan de vergaderingen van het C.O.G.G., aan allerlei publikaties over deze onderwerpen en aan de gesprekken die - op allerlei niveau - ook in en door eigen kerken worden gehouden.

Toch schijnen velen - en niet geheel ten onrechte - het gevoel te hebben, dat dit alles maar weinig zoden aan de dijk zet.
We zijn het er hartelijk over eens (om maar even in de beeldspraak te blijven) dat vele dijken dreigen te bezwijken, dat meerdere eilanden door een stevige dam met elkaar verbonden en tegen het opdringende water beveiligd moeten worden, maar er komt niet veel tot stand.
Vele - dringend nodige - dammen komen niet boven water, terwijl van andere - nog bestaande - dijken soms nog maar net de kruin boven het water uitkomt, terwijl het dijklichaam aan de binnenkant hoe langer hoe meer afkalft door het overslaande water.
De mensen van de lage landen weten, hoe gevaarlijk juist dit laatste verschijnsel is. Een dijk kan dan namelijk de indruk maken nog vrij sterk te zijn en bestand lijken tegen zware stormen en hoge waterstanden, terwijl in werkelijkheid een betrekkelijk kleine storm een calamiteit kan veroorzaken.
We kunnen dus niet zeggen, dat er geen gevaren zijn.
We kunnen ook niet zeggen, dat de gevaren onderkend worden en we mogen ook niet beweren, dat er niets aan gedaan wordt.
Waarom heeft dat alles dan zo weinig resultaat? ?

Zeker, hier en daar is er wel een zekere mate van geestelijke (?) saamhorigheid. Men kan ook zo nu en dan wel juichtonen vernemen over de eenheid, die ondervonden wordt op bepaalde bijeenkomsten.
Er is ook hier en daar sprake van een „zich nauw aan elkaar verbonden weten" en van een gezamenlijk optrekken tegen de (?) gemeenschappelijke vijand.
Maar wanneer men de paden, waarop die samenhorigheid en verbondenheid gevonden wordt, wat nauwkeuriger bestudeert, blijken deze paden - gezien tegen de achtergrond van de kerkelijke kaart - soms wel erg grillig te lopen.
Om het nog maar iets duidelijker te zeggen: Er is enerzijds sprake van verbondenheid en saamhorigheid met mensen en „groepen" (excuus voor deze algemene aanduiding), waar men - kerkelijk en confessioneel gezien - mijlenver van af staat en anderzijds is er dikwijls een grote afstand tussen mensen, die tot dezelfde kerk behoren en tussen kerken, die confessioneel zeer dicht bij elkaar staan.
Nu moet men niet de indruk krijgen, dat ik bovengenoemde saamhorigheid en verbondenheid alleen maar negatief waardeer.
Ik ga nu niet verder op deze kant van de zaak in, maar wil voor alle duidelijkheid wel zeggen, dat elke herkenning van christenen, waar ook en hoe ook, met vreugde moet worden begroet.
Anderzijds is het ook zo, dat de vreugde over de genoemde saamhorigheid en verbondenheid soms wel een zich verheugen „met beving" is.
Maar, waar het mij nu om gaat, is, dat we met de kerkelijke eenheid zo weinig opschieten.
En dan denk ik met name aan de eenheid in eigen kerken (en daarnaast ook aan de eenheid met kerken, die vlak naast ons staan). Men zegge niet: „Al die kerkelijke grenzen zijn maar menselijke grenzen. Wanneer we elkaar maar vinden in Christus dan maken we ons niet zo druk om kerkverband, belijdenis en kerkorde".
Van harte stem ik u toe, dat veel kerkelijke grenzen niet te verantwoorden zijn voor de Koning van de Kerk.
Maar zij, die wat meewarig doen over al die kerkelijke grenzen (gevormd door allerlei menselijke (!?) belijdenissen en bepalingen) denken vaak aan - en dat wordt hier en daar ook wel bedektelijk uitgesproken - aan een soort herverkaveling. Ieder zou dan maar daar heen moeten gaan, waar hij of zij zich het beste thuis voelt.
Maar, wie in die richting denkt of spreekt speelt - naar mijn vaste overtuiging - met vuur.
Allereerst, omdat het beslist niet gereformeerd is, zó te denken (en te handelen). Maar óók omdat wij - wanneer we zouden trachten een dergelijke „herverkaveling" tot stand te brengen - dan pas zouden merken hoe wezenlijk en sterk de kerkelijke én geestelijke verbondenheid nog is.
Wie een oude lap gaat scheuren (excuus voor de vergelijking voor de kerk) merkt dan dikwijls pas hoe sterk het flanel nog was.
Maar dan is het te laat!!!
De scheur zit er in en wordt doorgetrokken. We zullen daarom moeten trachten bezig te blijven met de kerkelijke eenheid. Oók al wordt men er moe van en kan men velen na allerlei vergaderingen horen verzuchten, dat men blij is weer naar het „grondvlak" (meestal bedoelt men daar dan de plaatselijke gemeente mee) te kunnen terugkeren. „Want daar klopt toch het hart van de kerk". Dat laatste zal ik niet ontkennen, hoewel een cardiogram van die plaatselijke kerk er ook wel eens wat onregelmatiger uit zou kunnen zien dan men op het eerste gezicht zou vermoeden.

Maar, hoe dat ook zij, er is een zekere vermoeidheid te constateren bij hen, die bezig zijn te werken aan en voor het behoud en het herstel van de kerkelijke eenheid.
En vermoeidheid is gevaarlijker dan u denkt!
Oververmoeide mensen lopen meer gevaar een infectieziekte te krijgen dan goed uitgeruste.
En wanneer een flinke griep je overvalt ben je helemaal uitgeschakeld.
Wie dit beeld even doortrekt, begrijpt hoe gevaarlijk een dergelijke vermoeidheid voor de kerk is.
Daarom . . . maar niet zeggen: „het is een voorjaarsverschijnsel", maar er serieus aandacht aan besteden.
Een volgende maal wil ik trachten te zeggen, hoe dat moet gebeuren.

P.N.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1975

De Wekker | 8 Pagina's

Samen spreken . . .? Maar hoe? (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1975

De Wekker | 8 Pagina's