Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Iets over de synode van 1875 (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over de synode van 1875 (II)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons tweede en tevens laatste artikel willen wij uit de veelheid van zaken die de synodale tafel passeerden twee dingen naar voren brengen, nl. een benoeming en een besluit betreffende het houden van synoden.

Een belangrijke benoeming
De synode besloot tot uitbreiding van het aantal leerkrachten aan de Theologische School te Kampen. Zij benoemde tot vijfde hoogleraar ds. Maarten Noordtzij, predikant te Schiedam. Op 19 okt. 1840 te Rotterdam geboren vertrok hij met zijn ouders op elfjarige leeftijd naar Vlissingen, waar hij een opleiding tot scheepsbouwkundige ontving, met een, naar de mens gesproken, schitterende toekomst. Maar de Heere had wat anders met hem voor.
Reeds jong had hij begeerte om de Heere te dienen en las hij bijv. alle werken van Brakel en van De Erskines. Op twaalfjarige leeftijd had hij reeds bijna alle werken van Bunyan gelezen! Een bijbellezing van ds. W.H. Gispen over de geschiedenis van Paulus en Silas in de gevangenis te Filippi werd het middel voor hem om met vrijmoedigheid belijdenis des geloofs af te leggen. Zijn keuze werd nu ook om de Heere in het Evangelie te dienen, zulks tot grote vreugde van zijn godvrezende ouders. Na voorbereidende lessen in Latijn en Grieks werd hij student te Kampen, waar hij in 1867 candidaat werd. Hij trouwde met Frouwiena de Cock, dochter van prof. Hel. de Cock en dus kleindochter van de „vader der Afscheiding". Zijn eerste gemeente was St. Anna Parochie, vanwaar hij in 1869 naar Heerenveen vertrok om in 1873 predikant te Schiedam te worden. In de pastorie zette hij zijn studie voort en wel bijzonder in het Hebreeuws, Assyrisch, Arabisch, Egyptisch, Latijn en Grieks. Het was geen wonder dat men hem gaarne aan de Theologische School verbond! Welnu, de kerken hebben er nooit spijt van gehad. Jarenlang heeft Noordtzij met rijke zegen college gegeven in Exegese Oud- en Nieuw Testament, Canoniek of Isagogiek, zoals men toen zeide, Hermeneutiek, enz. Van zijn hand verschenen verschillende geschriften, o.a. een grote Hebreeuwse Spraakkunst, die zelfs een derde druk beleefde, wel een bewijs hoe hoog deze geschat en hoe veelvuldig zij gebruikt werd ook buiten de betrekkelijk kleine kring van „Kampen".
Hij was een van de eersten in ons land, die het belang van de opgravingen in het Oosten inzagen en deze tot voorwerp van studie maakten. Hij verklaarde in een belangrijke rede over „Egyptologie en Assyriologie in betrekking tot de geloofwaardigheid des O.T.", 1882: „Wij begeeren winst te doen met wat God in Egyptologie en Assyriologie voor zijn Woord ons schonk." Onvermoeid streed hij altijd voor het gezag van Gods Woord. Noordtzij was een man van grote betekenis die ook op andere terreinen met zegen werkzaam was. Op 9 febr. 1915 overleed hij. Toen hij 70 jaar was geworden schetste prof. dr. H. Bouwman zijn betekenis in de Almanak van het Studentencorps F.Q.I. voor het jaar 1911, blz. 175-256. Helaas is tot nu toe geen uitgebreide biografie over hem verschenen. En . . . waarom werd hem bijv. door de Vrije Universiteit in Amsterdam niet een ere-doctoraat verleend?

Om de twee jaren generale synode
De synode nam het besluit om voortaan om de twee jaar als generale synode bijeen te komen, Hand. v.d. syn., art. 134. Het voorstel daartoe kwam maar niet zo maar uit de vergadering op doch was als een instructie van de prov. synode van Utrecht wettig ter tafel gekomen. De meerderheid was voor verandering en daarom werd bij wijze van proefneming besloten de tijd tussen de ene synode en de andere met een jaar te verkorten. Daarmee was men in feite teruggekeerd tot wat de beroemde synode van Emden, 1571, had besloten, art. 9. De Dordtse synode van 1578 besloot dat de generale synode om de drie jaar zou vergaderen, cap. II, art. 30. Zo is het verder altijd in de Kerkorde blijven staan, al werd aan dit besluit niet steeds de hand gehouden.
In vroeger eeuwen eigenlijk slechts éénmaal, nl. in 1581. Daarna duurde het tot 1586 voor er weer een nationale synode bijeen kwam en toen duurde het tot 1618! Daarna mocht de generale synode tijdens de Republiek zelfs helemaal niet meer bijeenkomen. De kerken der Afscheiding keerden echter tot de oude gewoonte terug, zoals voorgeschreven in artikel 50 van de Kerkorde. Wij kunnen nu heel dit vraagstuk en alles wat er bijv. in de veertiger jaren van deze eeuw in de Gereformeerde Kerken over de uitdrukking: ordinaarlijk, in art. 50 K.O., niet behandelen.
Wij merken alleen op dat de kerken het volste recht hebben om te bepalen hoe vaak zij in generale synode samen zullen komen. Welnu, als proef besloot men in 1875 dit om de twee jaren te doen. In 1877 staakten de stemmen over een voorstel van Drente om weer tot de oude regel terug te keren. Hand. v.d. syn., art. 125, waarom besloten werd de zaak uit te stellen tot de synode van 1879, die toen besloot om weer om de drie jaren synode te houden. Hand. v.d. syn., art. 161. Wij bespreken thans het vóór en tegen van een twee-jaarlijkse synode niet. Wel willen we herinneren aan het feit dat de kerken begonnen zijn met een tijd van twee jaar tussen de synoden, Emden 1571. Dat de kerken later een ander besluit namen is m.i. alleen of althans voornamelijk te wijten aan de toenmalige Overheid, die het houden van nationale of generale synoden altijd zo veel mogelijk tegenwerkte. Mannen als Voetius, Pol. Eccl. T. IV, 234, Koelman, Het ambt en de pligten der ouderlingen en diakenen (uitg. Oskam), blz. 234 en anderen waren zelfs voor een jaarlijkse generale synode, zoals dit ook gebruikelijk was en is bij de meeste gereformeerde kerken in het buitenland.
Mijns inziens hebben onze kerken zich nog wel eens ter dege op deze zaak te bezinnen, mede (niet enkel!), maar mede met het oog op het gevaar hoe langer hoe meer een deputaten- kerk te worden. Het is m.i. de moeite waard dat de kerken de voor- en nadelen van een kortere tijd tussen twee generale synoden eens ernstig onderzoeken. Vroeger hebben de kosten nog al eens een rol gespeeld, maar de geestelijke belangen moeten tenslotte de doorslag geven, niet de financiële.

A.[Apeldoorn], H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1975

De Wekker | 8 Pagina's

Iets over de synode van 1875 (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1975

De Wekker | 8 Pagina's