Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gebed van de kerk (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed van de kerk (V)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als de kerk - zoals we tot hiertoe zagen uit „het gebed voor alle nood der christenheid" - in haar gebed weet van schuld en verootmoediging, maar ook van genade en het gelovig rusten en roemen in de verzoening door het enig offer van Jezus Christus, dan wordt ze bewaard voor hoogmoedige zelfverheffing. God wederstaat nog altijd de hoogmoedige.
De farizeeërhouding, die zich in eigen vrome dunk verheft boven de tollenaar: ik dank u dat ik niet ben als die tollenaar daar, want ik . . . , is de Here een gruwel.
Wie zich niet verwonderen kan over de genade Gods hem bewezen, kent God niet noch zichzelf.
Maar wie weet hoe groot de Here is in barmhartigheid en vergeving, die zal niet nalaten veel van zijn God te verwachten.
Wie de troost kent van Gods liefde in Jezus Christus, zal ook de bittere armoe onderkennen in het leven van allen die zonder enige troost in leven en in sterven hun levensstrijd strijden en hun levenslasten moeten dragen!
Wetend dat het samenstemmen in het geloof het gebed krachtig maakt bij God, is een onmisbaar deel van het gebed van de kerk ook de Voorbede.

De voorbede
In „het gebed voor alle nood der christenheid te bidden op de rustdag na de eerste predikatie" nemen de voorbeden een ruime plaats in.
En als Gods kerk en kinderen de „kurken nog zijn waar de wereld op drijft" dan is hun gelovig gebed in en voor die wereld daarbij van grote waarde. Ik meen me niet te vergissen als ik beweer dat dit gebed weinig in krachtig geloof uit de kerk opklimt tot God.
Als we zien hoe weinig evangelisatiedrang de gemeente vanuit Gods huis stuwt om de naaste te winnen voor Christus, hoe moeilijk het is om in het georganiseerd evangelisatiewerk medewerkers te krijgen, dan moet je toch wel concluderen dat de bewogenheid met de medemens en zijn eeuwig heil niet zo sterk leeft. Als de kerk zelf gaat lijden aan een geestelijke inflatie dan wordt de waarde van het goud van het Koninkrijk Gods niet meer zo hoog aangeslagen. En als onze eigen geestelijke instelling en daardoor onze levensopenbaring veelzins wereldgelijkvormig wordt - wat hebben we dan nog voor boodschap aan die wereld?
Als de kerk meer ziet op haar kleine kracht en haar klein getal in de massa van al groter wordende onkerkelijkheid en totale afval van het geloof in God dan op de almacht van haar Koning, dan wordt de neiging al sterker om zich binnen de eigen kring op te sluiten en de wereld dan maar aan zijn lot over te laten. Wat moet je nu bidden voor de wereld?
Moeten we bidden voor die wereld, voor dat grote geheel van de mensheid dat zich Gode vijandig al dan niet stelselmatig en georganiseerd, bewust keert tegen God en Zijn Gezalfde?
Bidden voor hen die zijn, of als het er op aankomt blijken te zijn, de vijanden van Christus' Kerk, de wolven die de schapen van Christus bedreigen?
Bidden voor „de blinde heiden" die ver weg op de zendingsvelden leeft, ja dat doen we nog wel - al is het de vraag of dat werkelijk in onze persoonlijke gebeden nog leeft! - op onze zendingsbijeenkomsten en op Pinksteren. Dan vragen we of dat werk dat wij in opdracht van de Here mogen doen daar verweg ook gezegend mag worden en het licht van het evangelie verlossend en reddend op mag gaan in de harten en zo invloedrijk mag worden in het volksleven.
Maar de moderne heiden, de onwetende en/of afvallige dan waar tussen wij dagelijks leven?
Moet de kerk bidden voor de wereld?
Of kunnen we ons terugtrekken en ons beroepen op het woord van de Here Christus in Zijn Hogepriesterlijke bede (Joh. 17): Vader Ik bid niet voor de wereld . . .

De wereld
Zonder nu in de brede op de verschillende betekenissen die aan het woord „wereld" gehecht kunnen worden in te gaan, zullen we toch eerst dan moeten vaststellen wat we onder „de wereld" verstaan.
Allereerst is er dan de wereld in de zin van de geschapenheid. Onze aarde, de door God geschapen aarde, die Hij tot aanzijn en tot leven riep.
Van Hem is die wereld in zijn eenheid en in al zijn verscheidenheid, in zijn schoonheid van vorm en klank en kleur en de zo onderscheiden levensfasen en -vormen. De aarde, de Wereld van de mens, hem ter woning gegeven, waarin alles zeer goed was, maar nu zuchtend onder de vloek, geschonden door de zonde. Toch is die aarde des Heren, de wereld en die er in wonen.
Dan is er de wereld als geestelijke totaliteit. Dat is dat zeer ingewikkelde samenstel van alle geestelijke machten en krachten, die stuwen en dringen, die botsen en strijden. Satan viert daarin en daardoor zijn listen uit, doet zijn geweldige tegenzet tegen het werk Gods (al is het al voor hem in de Overwinnaar Jezus Christus een verloren zaak). Hij bundelt die krachten door zijn greep op vorsten en volken om ze samen te doen spannen onder de anti-christ tot één massale en finale stormloop tegen God en Zijn gezalfde.
Om niet meer te noemen, dan is er die wereld als het geheel van de mensheid, het totaal van de wereldbevolking. Dat is die wereld verloren in schuld, die zonder God en dies zonder hoop leeft in Gods wereld, die God zoekt met het evangelie van Zijn genade, waardoor de Ruiter op het witte paard van de vrede nog rijdt.
Als Christus zijn Hogepriesterlijk gebed bidt, draagt Hij als de ware Hogepriester Gods Zijn volk op Zijn hart. Hij bidt voor hen die de Vader Hem gegeven heeft, die getrokken zijn en gegrepen zullen worden uit dat ganse geheel van alle volken en talen, waaruit door alle eeuwen heen de grote schare die eens voor de troon zal staan gered, verlost en gezaligd zal worden.
En als Paulus dan, medearbeider in dat toebrengend, vergaderend en Zijn Rijk bouwend werk, uit mag gaan in die Gode vijandige wereld, dan instrueert hij Timotheus en schrijft:
„Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten, opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid. Dat is goed en aangenaam voor God de Heiland, die wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen." (1 Tim. 2:1-3)
De kerk die dit verstaan heeft kan het niet laten te bidden voor die allen nabij en ver die nog in de duisternis dwalen:
„En overmits het U behaagt, dat wij bidden voor alle mensen, zo bidden wij u dat Gij uw zegen wilt geven over de leer van uw heilig Evangelie, opdat het overal verkondigd en aangenomen worde, opdat de ganse wereld vervuld worde met uw zaligmakende kennis, opdat de onwetenden bekeerd, de zwakken gesterkt worden en een iegelijk uw heilige Naam niet alleen met woorden, maar ook met de daad groot make en heilige".
Zo heeft Jezus het ons geleerd: Uw Naam worde geheiligd, Uw Rijk kome!

de B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1975

De Wekker | 8 Pagina's

Het gebed van de kerk (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1975

De Wekker | 8 Pagina's