Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De bruid van de Koning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De bruid van de Koning

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 45: 11-18.

Werd in de eerste 10 verzen van het „lied der liefde", dat psalm 45 is, de heerlijkheid van de koning bezongen ter gelegenheid van diens huwelijk met een buitenlandse prinses, in het tweede deel valt de nadruk veel meer op de bruid. En achter de bruidegom- koning zien we de gestalte van de Christus. Zijn heerlijkheid, Zijn grootheid te bezingen, is immers het doel van deze psalm. En ook alles, wat nu van de bruid wordt gezegd, moet dat doel dienen. Immers, wat is de bruid, wat is de kerk, wat is de bruidskerk van Christus, losgedacht van haar Bruidegom? Wat is de rank, losgedacht van de wijnstok? Wat is het lichaam losgedacht van het hoofd? Nee, laten we nooit denken, dat een wedergeboren mens een op zichzelf staande grootheid is! De Heilige Geest, als de Geest van Christus geeft aan de zondaar geen bepaalde hoedanigheden, waardoor deze wedergeboren wordt, los van Christus, buiten Hem om! Integendeel: de Geest van Christus brengt de zondaar in relatie tot Christus, verbindt hem aan Christus door de band des geloofs, doet hem leven uit Christus door datzelfde geloof! De Geest wil immers niets anders dan Christus verheerlijken in Zijn bruid! Hij maakt haar deelachtig Christus en al Zijn weldaden. Hij versiert haar uit de schatten van haar Bruidegom!
De bruid van de Koning! Och, wat zullen we van haar zeggen? De bruid zelf wil toch niet anders dan dat al het licht valt op de Bruidegom! Hij heeft haar liefgehad met een eeuwige liefde? Reeds in de eeuwige vrederaad verklaarde Hij Zich bereid om Zijn uitverkoren bruid te gaan verlossen uit de diepten van de eeuwige dood, waarin ze zichzelf moedwillig zou storten. En om haar als bruid te werven, kwam Hij ten hemel af. Hij was 't, die door Zijn sterven aan haar het leven gaf! Door Zijn Woord en Geest vernieuwt Hij haar hart, breekt de vijandschap, stort Zijn liefde in haar hart uit, zodat ze nu ook onderwerpelijk Zijn bruid wordt. Ze komt in een levende geloofs- en liefdesbetrekking te staan tot haar heerlijke Bruidegom! O zeker, het kan soms lang duren, voor het met haar komt tot de bewuste geloofskennis en omhelzing van de Bruidegom. Wat kan Hij Zich in de weg van ontdekking verborgen houden. Maar Hij doet het met geen ander doel dan de honger en de dorst, de begeerte naar Hem te wekken en aan te wakkeren. En in die weg stuwt de Heilige Geest, als de Vriend van de Bruidegom, de levendgemaakte zondaar heen naar Hem, Die haar als Zijn bruid verkoor. O, wat kunnen er dan snaren in de ziel van de Bruid gaan trillen, als de Bruidegom haar wordt voorgesteld en aangeprezen in het gewaad van de Schrift. Dan fluistert het vanbinnen wel eens: „al wat aan Hem, is gans begeerlijk!" En het wordt steeds meer haar diepste begeren, om Hem te mogen behagen, om voor haar Bruidegom te mogen leven. Die haar kocht tegen de dure prijs van Zijn bloed!
Wat is dan ook de opwekking van vers 11 gepast: „Hoor, o dochter, en zie, en neig uw oor, en vergeet uw volk en uws vaders huls. Dewijl Hij (de Bruidegom!) uw Heere is, zo buig u voor Hem neder!"
Hier wordt de bruid opgewekt om haar oude leven, haar zonde-leven vaarwel te zeggen. Ze is immers nu van meester veranderd, van eigenaar verwisseld! Van nu voortaan behoort haar leven toe aan haar Bruidegom! Nu moet ze dan ook de wereld verzaken, haar oude natuur doden om in een nieuw, godzalig leven te wandelen. Nu moet toch ook elke polsslag van haar leven kloppen voor Hem, Die al haar liefde waardig is, „wijl Hij haar rechterhand wou vatten"! Nu dient ze dan toch ook te strijden ten bloede toe tegen alles, wat haar Bruidegom onteert. Nu moet ze toch ook alle dingen schade en drek achten om de uitnemendheid van de kennis van Hem, Die haar liefhad van eeuwigheid en Die nooit ophoudt haar te beminnen. En daarom, o bruid, zoek biddend te sterven aan alle zelfgenoegzaamheid, aan alle eigen wijsheid en grootheid, om, buigende in het dal van ootmoed, te ervaren, dat de Heere wil wonen bij dien, die van een verbrijzelde en nederige geest is.
Dan heeft de Koning lust in uw schoonheid (vs. 12), want in dat ootmoedige hart ziet Hij de vruchten van Zijn eigen werk! En de dochters van Tyrus, de rijken onder het volk, zullen uw aangezicht met geschenk smeken. De heerlijkheid van de Bruidegom weerspiegelt zich in de bruid. Allen, die hen zien zullen, zegt de profeet, zullen hen kennen, dat zij zijn een zaad, dat de Heere gezegend heeft.
O ja, vaak klaagt de bruid met Paulus: „als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij!" Ze schreit haar tranen om haar afmakingen, die telkens weer de gemeenschap met de Bruidegom verstoren. Wat kan dan de Bruidegom oneindig veraf schijnen. Vaak is ook de liefde ingezonken, en dan lijkt ze helemaal niet op de koninklijke bruid!
Maar ze kent toch ook tijden, waarin de liefde levendig is. En dan getuigt ze met Asaf: „Wien heb ik nevens U in de hemel; nevens U lust mij ook niets op de aarde!" Of met David: „Want Uw goedertierenheid is beter dan het leven!" Soms mag ze de liefdesuitlatingen van haar Bruidegom zo gevoelig ervaren, dat ze in tere wederliefde met de bruid uit het hooglied stamelt: „ik ben krank van liefde . . . !"
En zo gaat het met vallen en opstaan, met klagen en verlangen naar de dag van de bruiloft, naar de dag van de volle vereniging met de gezegende Bruidegom. Dan is het wachten voorbij. Dan is ook het lijden en strijden voorbij. De bruid heeft wat geklaagd en geschreid. Ze heeft gezucht onder het lijden van deze tegenwoordige tijd, onder de macht der zonde, waarvan ze de bitterheid proefde, onder de aanvechtingen van satan. Wat was de Bruidegom vaak verborgen voor het geloofsoog, omdat dat gesloten was.
Maar aan al dat strijden en klagen, aan al die donkerheid en afwisseling komt een einde! O, hoort nu de bruid: „Dat is de stem mijns Liefsten. Ziet Hem: Hij komt, springende op de bergen, huppelende op de heuvelen!" En de koninklijke Bruidegom antwoordt: „Sta op. Mijn vriendin. Mijn schone, en kom! Want zie: de winter is voorbij, de plasregen is over, hij is overgegaan, en de bloemen worden gezien in het land; de zangtijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in het land!" Ja, de winter is nu voorgoed voorbij. Het is nu zomer en de zon gaat nooit meer onder! En let nu op de bruid: des Konings dochter is geheel verheerlijkt inwendig; haar kleding is van gouden borduursel. In gestikte klederen zal zij tot de Koning worden geleid. De bruiloft des Lams is gekomen en Zijn vrouw heeft zichzelf bereid! En zij zingt: „Ik ben zeer vrolijk in de Heere; mijn ziel verheugt zich in mijn God. Want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils; de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan! Er is niets van mij bij; het is alles van Hem! En daarom: laat ons blijde zijn en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven. Niet ons! Maar Hem! Hem alleen! Hem eeuwig!"
Het feest is nu begonnen en het duurt eeuwig voort! De bruid geniet nu eeuwig en ongestoord de volle gemeenschap met haar hemelse Bruidegom. Nooit zal ze zich meer uit Zijn gemeenschap uitzondigen. Nooit Hem meer bedroeven! Eeuwig huppelen van zielevreugd. Want ze heeft haar wens verkregen. Haar blijdschap zal nu, onbepaald; door het licht, dat van Zijn aanzicht straalt, ten hoogsten toppunt stijgen!

Komt lezer, werden de snaren van onze ziel al afgestemd op dit „lied der liefde"? Kus toch de Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden!
Zalig de bruid! Want het wordt voor haar altijd beter! Door alle strijd en nederlagen heen wordt het voor de bruid beter! En het allerbeste komt: de bruiloft des Lams!
Als mijn lichaam zinkt in d' aard,
- 't Is mijn vast geloofsvertrouwen -
Blijft mij een gebouw bewaard,
En 't geloven wordt aanschouwen!
'k Zal aan 't stof der aard ontvliên.
En dan eeuwig Jezus zien!

Vlietstra

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1976

De Wekker | 8 Pagina's

De bruid van de Koning

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1976

De Wekker | 8 Pagina's