Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Perspectieven in de prediking van de Nadere Reformatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Perspectieven in de prediking van de Nadere Reformatie

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder deze titel verscheen een geschrift van de hand van R. Loonstra, uitgegeven door G. Kool te Veenendaal (omvang 101 bladz., prijs ƒ 13,90). Wij wensen de schrijver, ouderling in een van onze gemeenten te Veenendaal, van harte geluk met het verschijnen van dit boekje. Het moet voor hem een voldoening zijn, wanneer er aan de zaak waarom het gaat aandacht wordt besteed. En dit is inderdaad het geval. Hoewel het niet de gewoonte is om in een boekaankondiging te verwijzen naar recensies van anderen, wil ik in dit geval een uitzondering maken, omdat uit een tweetal beoordelingen, die ik onder ogen kreeg blijkt, dat de materie waarom het de schrijver te doen is een zeer aangelegen punt betreft: de prediking van de belofte.
In het Reformatorisch Dagblad trof mij een zeer merkwaardige en scherpe veroordeling van het boek van Loonstra. De schrijver ervan ontzegde min of meer het recht aan een eenvoudig man om een boek te publiceren waarin een dissertatie werd beoordeeld, in de zin van: wat verbeeldt de man zich wel! Dit uitgangspunt is weinig reformatorisch moet ik zeggen. Luther althans zou nimmer op zulk een clericaal standpunt zich gesteld hebben. Is er niet een priesterschap van alle gelovigen? En is niet een ieder, die door de Geest geleid wordt bekwaam om over de leer te oordelen? Een merkwaardig on-reformatorisch standpunt is het dus om te zeggen, dat een eenvoudig man beter zijn mond zou kunnen houden. Nog vreemder wordt het, wanneer in dezelfde recensie het boekje van br. Loonstra wordt afgedaan, alsof het een kerkelijke aanval zou betekenen tegen die kerken van de Gereformeerde Gezindte, die op het voorwaardelijk karakter van de belofte nogal de nadruk leggen. Het komt mij voor dat de recensent zich meer door vermoedens liet leiden dan door een zakelijk taxeren van de gegevens. En dat hij daarom wat zwaar geschut in stelling bracht in de hoop, dat een ieder het boekje bij voorbaat zou afwijzen.
Ook binnen onze eigen kerkelijke pers las ik een aankondiging die mij deed vragen of de schrijver een beetje bang zou zijn voor Loonstra's geschrift, of misschien nog meer, bang zou zijn voor de prediking van de belofte zoals die blijkens de vele citaten in het geschrift bij de predikers van de Nadere Reformatie gebruikelijk was. En ik herinnerde mij een bespreking van het onderwerp: de belofte van het evangelie op een classicale vergadering waarbij déze zaken grondig aan de orde kwamen. Het bleek toen bij die bespreking, ingeleid door de nu hoogbejaarde ds. R. Kok, dat wij bij de prediking van de belofte staan voor het hart van het evangelie.
Daarom zal ongetwijfeld het werk van br. Loonstra gelezen worden. En daarover verheug ik me in het bijzonder. En wel om verschillende redenen.
In de eerste plaats om de zaak zelf. De prediking van de Nadere Reformatie is van een blijvende actualiteit. Zij is bevindelijk. Zij is existentieel. Zij raakt de mensen, of zoekt de mensen te raken, daar waar de uitgangen van het leven zijn: in het hart. Zij geeft blijk van psychologisch inzicht en van een kennis van zaken omtrent datgene, wat een mensenhart beweegt, wanneer het door genade wordt aangeraakt. En de predikers van de Nadere Reformatie hebben met déze kennis van zaken gewapend niet aan de nukken en uitvluchten van het mensenhart toegegeven, maar zij hebben het evangelie zó gebracht, dat het duidelijk moest worden, hoe God vrij was van ons, en hoe de mens in geen enkel opzicht ooit vrij zou kunnen zijn in zijn verwerpen van het evangelie.
De schrijver van Perspectieven heeft dit meegemaakt. Déze prediking - men proeft het op schier iedere bladzijde, is voor hemzelf medicijn geweest, en hij reikt het nu aan anderen. Eigenlijk is het boek niet een studie over de Nadere Reformatie en haar prediking, maar het is een weergave vanuit de Nadere Reformatie. Wie, gelijk deze schrijver er zó doorheen gegaan is, het zó meegemaakt heeft, draagt daarvan de sporen tot in de manier van spreken toe. Maar het is niet opgelegd. Het zijn niet de anderen die spreken, het is Loonstra toch zelf die aan het woord is.
Dit brengt me tot het tweede, waarom ik me over dit boek verheug. Het is niet alleen de zakelijke verwantschap tussen schrijver en onderwerp, het is ook de manier waarop hij te werk gaat. Dit is geen polemiek. Het is ook geen „polarisatie". De Nadere Reformatie wordt niet tot een soort sjibbolet, de inzet van een partijzuchtig streven, waarbij de toeschouwers zich zouden kunnen verheugen over de manier waarop de dissertatie van dr. Brienen wordt beoordeeld of veroordeeld. Indien er al sprake is van 'bedenkingen die de schrijver heeft tegen de methodische opzet van diens studie, dan overweegt bij hem toch de zaak zelf. Wie hier materiaal zou zoeken voor een aanval op dr. Brienen komt bedrogen uit. Daarom zal het sommigen inderdaad teleurstellen. Maar zulk een polemiek is niet ter zake. Zij voert ook niet verder. Zij maakt niet wijs, vooral niet wijs tot zaligheid. Zij kan hoogstens eigen wijsheid bevestigen en eigenwijsheid in de hand werken. Men spreekt dan in werkelijkheid niet meer over een zaak, maar over een standpunt, over eigen gelijk of iets dergelijks. Dit doet br. Loonstra niet. Zijn boek is veel meer naar aanleiding van de dissertatie van dr. Brienen geschreven dan ter bestrijding ervan. Dit is een sierlijke trek, die wij graag in het algemeen bij allerlei scribenten zouden ontmoeten.

In de derde plaats verheugen we ons over dit boekje omdat het wezenlijke van de belofte van het evangelie gesteld wordt in de openbaring en schenking van Jezus Christus vanuit de liefde van God in het evangelie. „Christus wordt zo nabij gebracht in het Evangelie, opdat wij Hem zullen aannemen en in Hem tot onze eeuwige zaligheid geloven. In de hemel behoeven wij niet op te klimmen en in de afgrond behoeven wij niet neer te dalen, want nabij ons is het woord des geloofs, hetwelk ons in de zuivere bediening van het Evangelie gepredikt wordt. Zonder deze schenking van Christus is het gelovig aannemen van Hem een onmogelijke zaak. Het gelovig aannemen van Hem moet een fundament hebben in deze aanbieding, die van Hem in het Woord van het eeuwig evangelie van de Vader zelf gedaan wordt.
Zonder dit kan er geen aannemen van Christus zijn. Als de prediking dit niet in een helder daglicht stelt, heeft men voor het aannemen geen fundament".
Dit zijn woorden uit het hart van de Reformatie. Men leze er de drie reformatorische geschriften van Luther uit het jaar 1520 maar eens op na. In de schenking ligt de grond ook voor de deelachtigmaking.

In de vierde plaats wijs ik op wat de schrijver opmerkt over de betekenis en plaats van de kenmerken van het geloof. Onmisbaar is deze prediking. Maar zij mag nimmer dienen om de gelovigen in hun eigen geloof te laten geloven. Integendeel. Het geloof richt zich in zijn werkzaamheid op de belofte van het evangelie.
In verband met deze kwestie komt dan ook de z.g. klassifikatiemethode ter sprake, waarvan de schrijvers der Nadere Reformatie zich bediend zouden hebben. Loonstra betoogt terecht dat deze vorm van benadering der gemeente ingegeven was door motieven ontleend aan het pastoraat.

De schrijver heeft een aanzienlijk gebruik gemaakt van wat Engelse en Schotse schrijvers hebben geleerd omtrent het geloof en het geloven. Dit is niet een verzuim, zoals een recensent suggereerde, die liever had gezien dat Loonstra zich beperkt had tot de door dr. Brienen besproken schrijvers.

Het boek van de eerste wil immers geen aanval op dr. Brienen zijn. Het wil de zaak dienen. En dat doet 't, ook doordat het, naast vele vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie hier te lande ook de taal laat horen van de Engelsen en Schotten, die immers door Koelman (één van de voornaamste vertegenwoordigers der Nadere Reformatie) vanwege de congenialiteit in grote hoeveelheid zijn vertaald. Wil men het diepste bedoelen der Nadere Reformatie verstaan, dan mag men ook dit materiaal niet laten liggen. De Engelsen en Schotten hebben een zeer grote invloed gehad. Ook een gezegende invloed. Zij worden ook vandaag meer geprezen dan gelezen. Loonstra heeft ze gelezen en wij prijzen ze met hem aan. Zoals wij ook zijn boekje warm en hartelijk aanbevelen terwille van de zaak, die niet alleen dr. Brienen en ouderling Loonstra ter harte gaat, maar die voor een gezonde voortgang van ons eigen kerkelijk leven van de grootste betekenis is.

A. [Apeldoorn], W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1976

De Wekker | 8 Pagina's

Perspectieven in de prediking van de Nadere Reformatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1976

De Wekker | 8 Pagina's