Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De namen van de getuigen staan erbij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De namen van de getuigen staan erbij

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij is verschenen aan Cefas, daarna aan de twaalven. Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie het merendeel thans nog in leven is, doch sommigen zijn ontslapen. Vervolgens is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene. 1 Korinthe 15:5-8.

Het kan een wat dorre opsomming lijken die Paulus aan het begin van 1 Korinthe 15 vermeldt. Toch heeft dat een diepe zin.
De opstanding van Jezus Christus is een voor mensen bijna ongelofelijk gebeuren. Hoe kan een mens dat geloven. Paulus brengt het bericht van de opstanding als de inhoud van het getuigenis der apostelen. Hij zelf heeft het evangelie van Jezus' opstanding verkondigd, zoals hij dat ook zelf ontvangen heeft. Met dit laatste woord doelt hij op het ontvangen van de overlevering, gelijk dat bij de Joden bekend was. Zo werd het bericht gezaghebbend oververteld. Zo kon men ervan op aan.
Na deze wat algemene inleiding aan het begin van dit machtige hoofdstuk over de opstanding fundeert Paulus de boodschap in de Schriften: Begraven en opgewekt naar de Schriften. Het staat onomstotelijk vast. Zo was er in het Oude Testament over geschreven. Zo wordt het nu ook verkondigd.
Dat zou op zichzelf reeds genoeg zijn. Paulus gaat niettemin verder. Hij vermeldt de verschijningen. Hij noemt degenen aan wie Jezus verschenen is met name. Van de 500 zijn er velen nog in leven. Dat is meer dan een opmerking terzijde. Het heeft geen biografische waarde voor wat betreft de nog in leven zijnden. Het heeft waarde als overlevering van het heilsgebeuren. Paulus zegt: men kan er navraag naar doen. De mensen die Hem Zelf ontmoet hebben zijn voor een groot deel nog in leven. Zij kunnen van de ontmoeting met de opgestane Christus getuigen. Het betreft zelfs een hele serie ontmoetingen, die in haar veelkleurigheid zowel de werkelijkheid van de opstanding als de zorg van de Opgestane Herder voor zijn kudde laat zien.

In onze tijd wordt er merkwaardig gesproken en geschreven over de opstanding. Ik geef een citaat uit het boekje van Dr. Wiersinga. Verzoening met het lijden?: „De levende Heer hoort bij de „komende wereld". We beseffen in de hedendaagse bezinning over de opstanding - zowel die van Jezus als die van „de doden" - dat we bezig zijn met „laatste" dingen. D.w.z. werkelijkheden die nog niet aan de orde zijn en waar wij nog niet aan toe zijn. Zij liggen „voorbij" dit bestaan. En daarom moeten we elkaar maar niet te hard willen noch over bevestigingen van mogelijkheid en, wijze van „opstaan" (blz. 60).
Op twee dingen wil ik wijzen. We moeten elkaar maar niet hard vallen over het feit, of we al of niet in de opstanding geloven, en ook niet over die manier waarop wij ons de opstanding voorstellen. Dat zegt nogal wat.
Vervolgens wijs ik op de grond voor deze stelling. Jezus hoort als de opgestane bij de komende wereld. Dat is een andere wereld dan waarin wij nu leven. Daarom doet het er niet zo direct toe, hoe we over de opstanding denken. Die komende wereld is voor ons een groot geheimenis. We leven er nog niet in. Hij ligt voorbij ons bestaan. Men kan niet ontkennen dat de onzekerheid omtrent de opstanding in dit citaat inderdaad een bepaald fundament heeft. Namelijk de onzekerheid over de komende wereld. Hoe die zal zijn, weten we nu nog niet. Daarom moeten we over die komende wereld en alles wat daarmee verbonden is, maar niet te veel zeggen. We kunnen er in elk geval geen bindende uitspraken over doen. Derhalve moeten we elkaar er ook vrij in laten hoe we over de opstanding denken.

Wie vanuit deze gedachtengang nu eens even teruggaat naar wat Paulus in 1 Korinthe 15 schrijft, moet wel zeggen: dit zijn twee totaal verschillende werelden van denken. Wat Wiersinga schrijft is een ingewikkeld betoog vol met onderstellingen, waarvan Paulus niet weet. Voor Paulus is het punt niet dat Jezus behoort bij de komende wereld, waarvan wij nog niets weten.
Paulus zegt heel eenvoudig: Jezus is hier geweest en Hij is verschenen. Hij heeft zich laten zien en Hij is te zien geweest. Prof. Versteeg heeft in verband met deze tekst in zijn proefschrift er op gewezen dat Paulus een woord gebruikt waarin Hij naar analogie van het Oude Testament de presentie van de levende God tot uitdrukking brengt. Hij schrijft dan: „De opstanding van Christus is een werkelijkheid in onze wereld, die tegelijk geen werkelijkheid van onze wereld is" (Christus en de Geest, blz. 40). Vanuit het woordgebruik kan men dus niet zeggen dat de opstanding van Christus voorbij onze wereld ligt. Wie dat stelt, doet tekort aan wat Paulus heel duidelijk zegt. Nu zien we ook welke betekenis het noemen van de namen heeft. De genoemden zijn getuigen van de opstanding. Zij hebben Jezus zelf ontmoet. Men kan bij hen navraag doen. Het gaat niet maar om een visionaire verschijning. Het komt niet aan op een bepaalde duiding van wat de discipelen beleefden: de een of andere ongrijpbare, mystieke verschijning, of welke vreemde ervaring ook. Alsof dat alles toereikend zou zijn om de werkelijkheid van Christus' opstanding op Pasen tot uitdrukking te brengen.
Men kan bij mensen zelf navraag doen. Zij kunnen ervan vertellen dat ze Jezus ontmoet hebben.

Aan de werkelijkheid van de opstanding hangt het heil. Met de werkelijkheid van de opstanding staat of valt het behoud. Men leze welke konklusies Paulus wel niet verbindt aan de gedachte dat er geen doden opgewekt worden. Dan kan ook Christus niet opgewekt zijn. Dan is het geloof ijdel. Dan is de macht van de zonde niet gebroken. Dan is er geen waarachtige verlossing van schuld noch van dood.
Het is geen wonder dat na de twijfel die gezaaid is omtrent de noodzakelijkheid van het kruis, nu ook de opstanding van allerlei vraagtekens wordt voorzien. Het meest treffend is nog wel de stelling dat ieder er het zijne bij denken mag. Dat lijkt minder hard dan de brute ontkenning van de opstanding. Het is misschien nog erger. Immers, wie nog in de opstanding gelooft mag daar vrede mee hebben, noodzakelijk voor het heil is het niet.
De loochening van de heilsnoodzakelijkheid van de dood hangt nauw samen met de twijfel omtrent de opstanding. Het omgekeerde mag ook gezegd worden.
In beide wordt losgelaten dat God in Christus bezig is geweest met de schuld van de zonde.
Voor Paulus is het geweldige dat Jezus opgestaan is. Men behoeft er niet aan te twijfelen. Mensen hebben Hem ontmoet. Ze kunnen ervan vertellen. Men kan het bij hen navragen.
Zonder de opstanding zou de dood, de zonde en de schuld nog heerschappij hebben. Dat is nu niet meer ongelimiteerd het geval. We ervaren helaas de macht van de zonde en de verschrikking van de dood nog wel. Maar er is in déze, ónze werkelijkheid een andere werkelijkheid. Dat is de opgestane Christus. Met Hem wil de Heilige Geest ons kontakt geven. In Hem doet de Geest ons geloven. Op Hem mogen we ons vertrouwen stellen. Dat is een werkelijkheid hier en nu. Zeker, er zit een „overschot" in, dat nog voor de toekomst bewaard wordt. We hebben de volle zegen van Christus' opstanding hier nog niet. Toch is Hij door zijn Geest hier en nu als de Opgestane, als de Overwinnaar te kennen.
Als Wiersinga zich de volle konsekwenties van zijn stelling bewust is, moet hij zich toch voor de vraag gesteld weten: Als Jezus tot een andere wereld, voorbij onze wereld behoort, - waar is Hij dan nu te ontmoeten? Is er dan wel enig kontakt met Hem mogelijk? Is dat niet evenzeer uitgesloten, als zekerheid omtrent de opstanding en de wijze waarop Hij opgestaan is, uitgesloten is.
Maar nu, Christus is opgestaan. Daarmee veegt Paulus alle bezwaren van de tafel. Het is waar, dat de dood is overwonnen en dat Jezus leeft. Ga het maar vragen, zegt Paulus aan de mensen die als getuigen genoemd worden.

Ook die getuigen zijn gestorven. Na zoveel eeuwen kunnen we het hen niet meer vragen. Dat is niet nodig. Deze tekst is het betrouwbaar bericht over Jezus' opstanding. Wie op deze boodschap tot Jezus de Opgestane gaat, zal niet worden afgewezen. Het is onze dwaasheid, het is ons geestelijk onverstand, het is ons ongeloof, dat we doen en denken, alsof Jezus niet opgestaan is. Voor het kontakt met Hem is geestelijk onderricht nodig. Onderwijs van de Heilige Geest over de noodzakelijkheid van zijn sterven én van zijn opstaan.
Jezus leeft. Daarom heeft de dood niet het laatste woord. Daarom is de schuld niet allesbeheersend. Er is een gat geslagen in het rijk van de dood. De vernieuwing is er door de opstanding. Ieder die Jezus in het geloof ontmoet, deelt ook in het nieuwe leven dat Hij geeft. Er is geen doorkomen aan, zeggen de mensen soms.
Dat is heel in het bijzonder op Pasen waar, voorzover het van ons zou afhangen. Het is niet waar voorzover het van Jezus afhangt. Hij is erdoor heen gekomen: door de dood, door het oordeel en door het gericht. Hij heeft het leven aan het licht gebracht. Dat leven eindigt nimmermeer. Wie het aan de andere kant van de dood wil beleven, zal het hier moeten kennen. Staat in het laatste kwart van deze eeuw onze naam erbij als van e en mens die Jezus, de Opgestane heeft ontmoet? Dat is Pasen vieren.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1976

De Wekker | 8 Pagina's

De namen van de getuigen staan erbij

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1976

De Wekker | 8 Pagina's