Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Petrus' Paaspalm

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Petrus' Paaspalm

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus". 1 Petrus 1:3.

Veel wordt er dezer dagen weer over het feit van Pasen gesproken, gepreekt, gelezen of nagedacht. Petrus gaat echter over Pasen zingen. Hij heft een loflied aan op het feit van Pasen.
Petrus, de apostel der hoop genoemd, heeft immers wel op bijzondere wijze de kracht en de betekenis van Pasen leren verstaan in zijn leven.
Hij was het immers die zijn heerlijke Meester verloochend had. Bovendien had hij zichzelf daarbij vervloekt. Eerder had hij de Heere beleden: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God". Nu had diezelfde Petrus in die vreselijke vloekwoorden te kennen gegeven: „als ik Hem ken, moge God mij verdoemen". Het was dus door eigen schuld een hopeloze zaak voor hem geworden. Het was naar recht geweest en het was ten volle verdiend geweest als Petrus voor eeuwig verloren was gegaan. Hij had er zelf om gevraagd.
Maar nu was het de Heere Zelf, Die Zich in diezelfde nacht reeds omkeerde naar Petrus. „De Heere Zich omkerende, zag Petrus aan", zo lezen we dan. De ogen van de Heere ontdekten hem aan zijn vreselijke zonde. Die ogen deden hem breken voor God. „Naar buiten gaande weende hij bitterlijk".
En nu is het op de paasmorgen weer de Heere Zelf, Die tot vrouwen laat zeggen: „Doch gaat heen, zegt Zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea".
Dit is de Paasboodschap voor de Emmaüsgangers: „De Heere is waarlijk opgestaan en is van Simon gezien". Christus, Die opstond en verrees uit het graf, wilde in gunst zien op deze PETRUS. Daarom wil Petrus z'n lezers wijzen op Pasen. Daarom kan hij die paaspsalm aanheffen. Daarom zingt Petrus: „Geloofd . . ."
Direct in de eerste woorden laat hij al uitkomen dat de Heere het zo waard is om geprezen te worden. „Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus". Letterlijk staat er eigenlijk: „er moet goed van God worden gesproken". Petrus begint met God de Vader! Met nadruk wijst hij op de Vaderlijke ontferming van God. Hem heeft de mens in Adam de rug toegekeerd. Hem de vijandschap verklaard. Tegenover Hem staat de mens met een vreselijke schuld. Moet er dan niet goed van Hem gesproken worden als deze God Zich ook openbaart als de Vader van de Heere Jezus Christus? Hij is niet een god, neen. Petrus spreekt van „dè God en Vader van de Heere Jezus Christus". Dat is de God, Die Zijn liefde openbaarde in de zending van Zijn eniggeboren Zoon in deze wereld. De Vader zond Zijn Zoon opdat een iegelijk die in Hem geloofde, niet zou verderven, maar het eeuwige leven zou hebben. Is het dan geen wonder dat deze God voor zulke diep gezonken zondaren Zijn eigen Zoon - het liefste dat Hij had - overhad? Daarom zingt Petrus: „Geloofd . . ."

Vervolgens wijst Petrus ook op Gods barmhartigheid. „Die naar zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren". Dat is dus geen mensenwerk. Neen, alle mensenwerk is hier dan ook uitgesloten, geen enkele verdienste of waardigheid in de mens. Alleen vrije genade! Naar Zijn grote, eigenlijk Zijn vele, Zijn onpeilbare barmhartigheid, heeft Hij ons wedergeboren. Hier wordt dus Gods barmhartigheid getekend in het werk der wedergeboorte, waardoor ze van dood levend waren geworden. Boven iedere wieg, boven ons aller leven moeten we schrijven „in zonden ontvangen en geboren" en „dood door de zonden en de misdaden". Het gevolg daarvan is dat we in het Rijk Gods niet kunnen komen en dat we zonder hoop en uitzicht leven. Petrus schreef nu dat z'n lezers, de vreemdelingen in de verstrooiing, wedergeboren waren. Zij waren in zonden ontvangen en geboren, maar nu waren ze door het levende en eeuwig blijvende Woord van God wedergeboren uit onvergankelijk zaad. (vs. 23) Dat mensen in de weg van wedergeboorte het Koninkrijk Gods kunnen zien, is mogelijk gemaakt door de drieënige God. Hij heeft dat menselijk onmogelijke doorbroken. Daarom zingt Petrus: „Geloofd . . ."

Het is opvallend dat Petrus zichzelf hier ook bij betrekt. Hij heeft ons wedergeboren.

Petrus was geen heiden, hij had niet voor de afgoden gebogen, hij was geboren uit het volk van het verbond. Maar ook voor verbondskinderen, ook voor nette kerkmensen, is de enige weg om in het Rijk Gods te komen, de wedergeboorte. Wee degene, die van elders probeert in te klimmen! Nog wil de Heere in Zijn Woord ons in de ogen zien. Hoe lang kijkt Hij u, die dit leest, reeds aan? Nog wil Hij door Wet en Evangelie ontdekken, zondaren doen breken en uitdrijven naar Hem. Het is nog steeds het levende en eeuwig blijvende Woord van God, waardoor dode zondaren wedergeboren worden uit onvergankelijk zaad. Petrus mocht dit door genade ook kennen in z'n leven. Daarom zingt Petrus: „Geloofd . . ."

Wedergeboorte en Pasen worden door Petrus in deze paaspsalm nauw aan elkaar verbonden. „Hij heeft ons wedergeboren door de opstanding van Christus uit de doden". Jezus Christus, de Borg en Zaligmaker wilde de dood ingaan. Hij, Die geen zonde gekend noch gedaan heeft, werd tot zonde gemaakt. Hij moest ook de dood ingaan. Maar de dood kon Hem niet vasthouden. Luther moet eens gezegd hebben: „Als Christus niet was opgestaan, dan hadden we geen troost, noch hoop en was alles wat Christus gedaan en geleden heeft vergeefs". Maar nu is het Pasen geweest: „De Heere is waarlijk opgestaan."
De opstanding van Christus uit de doden is zo belangrijk, dat alles er door bepaald wordt. Christus' opstanding is de grondslag voor het leven der gelovigen. Was Hij niet opgestaan, dan was er voor hen geen leven. Daarom zingt Petrus: „Geloofd . . ."

Na Pasen stuwt de wereld naar de toekomst, naar Zijn toekomst. Door de opstanding van Christus kon Petrus in de nacht van zijn verzondigd bestaan deze psalm aanheffen. Kunt u met Petrus instemmen? Als de Heere het ontdekkende licht van Zijn Woord laat schijnen in ons leven, dan gaan we naast Petrus staan, ja, dan moeten we nog groter zondaar worden dan Petrus. Hoe vaak hebben wij de Heere niet verloochend, maar dan na Pasen! Ook van onze kant is het een verloren zaak door eigen schuld. Maar Pasen leert ons dat HIJ OVERWINNAAR is. Nu kan Hij, zo zegt de Catechismus, „de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood verworven had ons deelachtig maken". Nu is er toch uitzicht, in een uitzichtloze wereld! Nu is er hoop voor hopeloze mensen. Daarom zingt Petrus: „Geloofd .. ."

Denk er echter om: Pasen is geen vrijblijvende zaak! Eens zullen allen Hem, de Vorst van Pasen moeten erkennen. Vreselijk als het dan een afgedwongen erkennen zal zijn, omdat we Hem hier nooit in waarheid hebben willen erkennen. Dan is het voor eeuwig te laat. Pasen 1976 doet daarom een appèl op een ieder: „Erken Hem als de Overwinnaar, buig uw knieën voor deze Koning. Wie nu capituleert, wie nu de wapenen van verzet inlevert, door schuldbesef getroffen en verslagen, Hem need'rig valt te voet, zal van Hem Zijn wegen leren. Petrus zegt immers: „Hij heeft ons wedergeboren tot een levende hoop". Ons menselijk hopen is altijd vervuld met onzekerheid. Als wij hopen dan houden wij ons vaak aan een strohalm vast. Maar Petrus spreekt hier van een levende hoop. De christelijke hoop is juist een vast vertrouwen, omdat het afziet van zichzelf en opziet tot de Heere en Zijn belofte. Daarom is dat een levende hoop, een zekerheid, die gefundeerd is in de opstanding van Christus. Ons spreekwoord zegt: „Hoop doet leven". Petrus gaat het omkeren: „Leven, wedergeboren leven, doet hopen". Die hoop zal nooit beschamen. Daarom zingt Petrus: „Geloofd . . . ". En u? Mag u met Petrus deze paaspsalm instemmen? Dan zal de opgestane Christus ook gestalte in u krijgen. Dan moogt u leven met een blij vooruitzicht. Dan zal het straks eeuwig worden: „Geloofd . . ."

Damwoude, A. van de Weerd

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 april 1976

De Wekker | 8 Pagina's

Petrus' Paaspalm

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 april 1976

De Wekker | 8 Pagina's