Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Conununicatie-informatie (over het Jaarboek 1976)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Conununicatie-informatie (over het Jaarboek 1976)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Allerwege wordt er geklaagd over een gebrek aan communicatie.
Er is in de vakbeweging - om maar iets te noemen - te weinig contact tussen de voormannen en hen, die men wel pleegt aan te duiden met het wat wonderlijke woord „achterban".
Ook bij de politieke partijen wordt niet de loftrompet gestoken over meeleven en meedenken van de leden met hen, die aan de top staan.
In de kerk spreken we niet (meer?) over voormannen en topmensen.
Evenmin over de achterban.
Toch is er wel een afstand tussen de „gewone" gemeenteleden en het werk, dat door of namens onze kerken wordt verricht.
Afstand in de zin van: men weet er vaak weinig van. Welnu, in dit opzicht kan het pas verschenen jaarboek u een goede dienst bewijzen.

In het jaaroverzicht - dat ook ditmaal van de hand van ds. H. v.d. Schaaf is - wordt onze aandacht gericht op diverse deputaatschappen en verenigingen. Via het werk van „Adma" komt de kroniekschrijver bij de arbeid van het comité van het ontmoetings- en bezinningscentrum voor belangstellenden in de chr. geref. kerken voor het maatschappelijk werk om vervolgens aandacht te vragen voor de diakenconferentie en daarna de schijnwerper te laten vallen op het werk in de „Stuw", zoals u weet ons jeugdhuis in Utrecht.
Op de volgende pagina van dit overzicht wordt ons informatie gegeven over het evangelisatiewerk.
Het is natuurlijk niet mijn bedoeling u een inhoudsopgave van dit boekje (die staat trouwens achterin het boek zelf) en ook niet van het jaaroverzicht van ds. v.d. Schaaf te geven.
Het was alleen maar mijn bedoeling u te laten merken, dat in vrij kort bestek heel wat inlichtingen over het Kerkewerk worden gegeven.

Naar mijn mening is het een goede gedachte van de redaktie om op deze wijze het werk van de vele verenigingen en deputaatschappen eens onder de aandacht van de leden te brengen.
Niet alles wordt vermeld en de keuze is uiteraard subjektief. Zaken, die vorig jaar de aandacht kregen, ontvingen die nu niet of in mindere mate, maar ook het omgekeerde was het geval. Zo wordt eentonigheid vermeden.

Uiteraard wordt in dit overzicht ook informatie gegeven over de kerken, die vorig jaar iets bijzonders beleefden.
Vermeld worden eveneens de namen van de predikanten, die heengingen en die van hen, die aan ons predikantencorps werden toegevoegd.
Van 7 jubilarissen wordt een korte levensbeschrijving gegeven.
Direkt na dit overzicht volgt het „In Memoriam" van de predikanten, die in 1975 ons ontvielen.
In een „neutraal" boek zou men een dergelijke volgorde vermoedelijk vermijden. In een kerkelijk boek zijn overzichten van predikanten (en hun loopbaan) die een jubileum vierden en van hen, die ons voorgingen geen absolute tegenstelling. Toch treft het je, wanneer je het leest.
Enerzijds relativeert het de arbeid van de predikanten (en andere ambtsdragers), aan de andere kant zet het ons werk onder de klem van de ernst van DE toekomst.
Wat zouden we een rijk leven hebben, wanneer jubileren en (volkomen) triumferen voor ons in één lijn lag.
Dat was dus een opmerking terzijde.

Mogelijk herinnert u zich nog, dat - nog niet zo heel lang geleden - ds. B. Witzier vertrokken is naar Brazilië.
Maar weet u ook, naar welke kerk hij gegaan is?
En wanneer u zich nog herinnert, dat het zo iets was als de „Igreja Evangelica Reformada no Brasil", dan zal daar voor de meesten de kennis wel ophouden. Welnu, in dit nieuwe jaarboek vindt u een zeer duidelijk artikel van 7 pagina's over deze zusterkerk. Uiteraard van de hand van ds. Witzier.
Dit artikel moet u beslist lezen. Bedoelde zusterkerk is namelijk een kerk, waarmee wij in correspondentie staan.
Dat betekent - in kerkelijke taal - niet, dat we elkaar schrijven (al zal dat misschien ook wel eens gebeuren) maar dat we over en weer elkanders ambtsdragers en leden erkennen.
Wanneer dat in Nederland gaat gebeuren willen we eerst goed weten, wat voor vlees we in de kuip hebben.
Dan zult u zeker willen weten, hoe deze kerken in Brazilië ontstaan zijn en hoe alles daar reilt en zeilt.
Ds. Witzier - de predikant van de grootste kerk daar - vertelt het u op een duidelijke manier.

Informatie van een heel ander soort vindt u in het artikel van prof. W.H. Velema.
Een artikel over de Gereformeerde Sociale Academie te Ede.
Deze academie is geen zaak van onze kerken alléén. Prof. Velema betuigt zelfs meermalen nadrukkelijk in dit artikel, dat deze academie geen kerkelijke zaak is: „de directeur is geen zetbaas van enige synode". Wie wat formalistisch wil zijn kan natuurlijk vragen: Waarom er dan over geschreven in een bij uitstek kerkelijk boek als ons Jaarboek? Maar het is wel een zaak, die onze leden (en niet alleen die van onze kerken) terdege ter harte moet gaan.
Prof. Velema begint zijn artikel met de volgende zin: „Het is niet nodig de Gereformeerde Sociale Academie te Ede aan de lezer voor te stellen." Het zou wel prettig zijn geweest, wanneer hij dat in een enkele zin toch wel gedaan had. Want ik ben er niet helemaal gerust op, dat elke bezitter van ons jaarboekje - en dat zijn waarschijnlijk geen randkerkelijken - wéét, wat de gereformeerde sociale academie is. Mocht u het ook niet weten, dan kan ik u misschien verklappen, dat een sociale academie een onderwijsinstelling is, waar een hogere beroepsopleiding voor maatschappelijk werkers (en werksters) wordt gegeven.
In ieder geval wordt u bij dezen de lezing van dit artikel ook hartelijk aanbevolen. Het kan de informatie over en hopelijk ook de communicatie met deze gereformeerde academie bevorderen.
Dan staat er natuurlijk de normale informatie in. Over de kerken, hun ledenaantallen, de adressen van scriba's en predikanten. Het bevat een schat van informatie over onze deputaatschappen.
Deze informatie kunt u ook niet missen. Of door deze informatie óók de communicatie bevorderd wordt, durf ik niet te beweren. Hiervan geldt natuurlijk wel heel sterk, wat ds. v.d. Schaaf schrijft aan het eind van zijn rondblik: „Wat het belangrijkste was, kwam niet boven water".
Uit de verandering van namen, adressen en getallen valt niet zoveel af te leiden. Maar u hebt ze wel nodig.
Evenals de gegevens van de diverse deputaatschappen. En misschien kunt u ook nog kijken op de pagina's, waar de gegevens staan over de andere - met ons corresponderende - kerken.

Menigeen zal ook spoedig de pagina's 98-101 opslaan.
Daar staan de statistieken. Er valt wel het één en ander uit te leren, maar ook hier moeten we met het trekken van onze conclusies voorzichtig zijn. Het is b.v. al jaren zo, dat de achteruitgang van het ledenaantal in de P.S. van het Westen de totale vooruitgang sterk negatief beïnvloedt.
De laatste 10 jaar is in deze P.S. het ledenaantal met ongeveer 1300 achteruitgegaan, terwijl over het geheel er een stijging was - in dezelfde periode van bijna 4800 leden.
M.a.w. was de daling in genoemde P.S. een stijging geweest, dan zouden we 2600 leden meer gehad hebben.
Maar wie zal DE oorzaak van deze daling aanwijzen. Sommigen zullen zeggen, dat de leden in de randstadsteden makkelijk de band met de kerk kwijt raken. Misschien is dit ten dele waar. Dan zou je de vraag kunnen stellen: Waren dat misschien leden, die oorspronkelijk niet in het Westen woonden en bij wie de zwakke band aan de kerk pas in „de grote stad" openbaar kwam.
Wie zal het uit de statistieken aflezen?
Bovendien ben ik persoonlijk geneigd de afname van het ledental in het Westen - vooral wat de laatste jaren betreft - mee toe te schrijven aan de opgekomen drang, de „grote stad" te ontvluchten.
Daarom verwonderde het mij ook bij de classis Apeldoorn een - zij het kleine - achteruitgang te constateren.
Maar... hoe het ook zij, er is ook reden genoeg dit cijfer-materiaal eens te bekijken. Al komt u misschien meer tot veronderstellingen dan tot conclusies.

Ik ben niet op foutenjacht gegaan. Per ongeluk ontdekte ik, dat de aanduiding van de paginering in de inhoudsopgave niet helemaal klopt, maar er zullen wel meer onvolkomenheden aan kleven. Wanneer iedere scriba en secretaris het zelf even nakijkt en die fouten aan de redactie doorgeeft, komt dat wel voor elkaar. In ieder geval de redactie alle lof voor dit secure werk.

Ik zit nog wel met twee vragen. Mogelijk zijn ze al eerder gesteld of door de redactie zelf al onder ogen gezien, dan beschouwe men ze maar als niet gesteld.
De eerste vraag is deze: Waarom moeten de meeste advertenties nu net voorin het jaarboek staan? Dat we de advertenties niet kunnen missen begrijp ik.
Maar ik vind het wel lastig, wanneer men - om maar een voorbeeld te noemen - de scriba van Thesinge zoekt en bovenaan bladz. 15 nog Tholen ziet staan, terugblikkend, geconfronteerd wordt met drie advertenties op pag. 14. Dit euvel is ernstiger wanneer men een met wit doorschoten exemplaar gebruikt. Maar mogelijk is het ook een eis van de adverteerders, dat hun propaganda juist daar geplaatst wordt.

En dan dit.. . moet het jaar van ons jaarboek beslist blijven samenvallen met het kalenderjaar? Ik val er niet over, dat de gegevens bij verschijnen al weer 4 maanden oud zijn.
Ik begrijp best, dat niet alle scribae hun brief op nieuwjaarsavond posten. Ik snap ook wel, dat de redacteuren meer te doen hebben dan meteen alle gegevens te verwerken en ik kan er ook nog begrip voor hebben, dat de firma Van Brummen het boek niet in drie dagen gedrukt heeft. (Nu we het toch over deze firma hebben, de verzorging is weer prima!!!)
Maar wat ik niet vatten kan is, waarom ons jaarboek moet verschijnen op een tijdstip, dat de meeste veranderingen worden aangebracht.
Begin mei kwam het boek in huis. Half mei worden de vergaderingen van de 4 Particuliere synoden gehouden. Dus bijna een jaar lang heeft men aan de opgave van de datum van de eerstvolgende P.S. niets.
Maar op bedoelde vergaderingen worden ook nog al eens nieuwe deputaten benoemd. Geeft allemaal weer veranderingen én in de deputatenlijsten van de synodes én in de lijst van de A. deputaatschappen.
In de daarop volgende maand worden de examina in Apeldoorn gehouden. De studenten van het 5e jaar kunnen een kleine twee maanden na het verschijnen van het Jaarboek al candidaat zijn, terwijl er dan van de opgave van de andere „jaren" ook niet veel meer klopt.
Wie er in juni „aangenomen" zijn, kunnen we ook het hele verdere jaar niet meer in het jaarboek terugvinden.

Uiteraard blijft elke verschijningsdatum bezwaren opleveren.
Maar een opgave van het ledenaantal per 1 juli en een verschijning zo omstreeks de najaarsclassis zou veel voordelen hebben en veel veranderingen overbodig maken.
Maar dat zijn maar twee P.S. opmerkingen. Veel waardering voor het werk van redactie en drukker.
Bestelt u direkt een exemplaar bij de boekhandelaar (dat kost geen porto) of anders bij de uitgever, de Fa. D.J. van Brummen te Dordrecht.
De prijs is ƒ 7,25. Voor dat geld hebt u een heel jaar plezier van de gegevens. Wanneer u de veranderingen tenminste enigszins bijhoudt!!!

P.N.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1976

De Wekker | 8 Pagina's

Conununicatie-informatie (over het Jaarboek 1976)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1976

De Wekker | 8 Pagina's