Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vrouw zonder hoed in de kerk ? (Eigene van het vrouw-zijn 1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vrouw zonder hoed in de kerk ? (Eigene van het vrouw-zijn 1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat bedoelt Paulus?
Heeft Paulus het in 1 Kor. 11:5 over de vrouw zonder hoed in de kerk? Sommigen zijn deze mening toegedaan en het schijnt te zijn voorgekomen dat vrouwen zonder hoed uit kerken werden geweerd of althans niet bijzonder welkom waren met een beroep op genoemde tekst. En misschien komt het nog wel voor. Ik heb wel eens gehoord dat er kerken waren, waar in het portaal een mededeling was aangebracht waarin te lezen stond dat vrouwen zonder hoed niet werden toegelaten. Zelf heb ik het nooit gezien. Wel weet ik dat in sommige gemeenten aan het avondmaal vrouwen een hoed moeten dragen. Eveneens weet ik uit ervaring dat er vele gemeenten zijn waar de hoed voor de vrouw bij de viering van het avondmaal helemaal geen probleem is. Handelen deze gemeenten in strijd met wat Paulus schrijft in 1 Kor. 11:5?
De bewuste tekst luidt daar, dat iedere vrouw die „met ongedekten hoofde" (Statenvertaling), „blootshoofds" (vertaling Nederlands Bijbelgenootschap), bidt of profeteert, haar hoofd schande aandoet en gelijk staat met iemand die kaalgeschoren is.

Hoe ik op dit onderwerp kom? Door het boekje van prof. Versteeg over het gebed, waarop ik de vorige maal attendeerde. Ik schreef toen al dat er in zijn boekje vele zaken aan de orde komen. En hij schrijft ook over deze tekst (blz. 79 vv.) en merkt dan op, dat het daarin helemaal niet gaat om de vraag, of vrouwen in de samenkomsten van de gemeente al of niet een hoed moeten dragen. Hoeden voor vrouwen bestonden in de tijd van Paulus zelfs helemaal niet. Het gaat om heel iets anders. Het is interessant de uitleg van Versteeg te volgen en hij zal het mij niet kwalijk nemen wanneer ik u die hier doorgeef. Natuurlijk niet om de rest van zijn boekje door u ongelezen te laten, maar dan weet u dit vast en het kan een stimulans zijn om het boekje te kopen en ook van de rest kennis te nemen. In elk geval is 1 Kor. 11:5 te gebruiken als een argument tegen de vrouw zonder hoed in de kerk een onjuiste schrifttoepassing. En daar moeten we altijd voorzichtig mee zijn. Of beter gezegd: zo iets mag helemaal niet voorkomen.
Waar gaat het dan wel om?

De palla
Versteeg maakt duidelijk waar het bij „met ongedekten hoofde" of „blootshoofds" om gaat.
Het was in de dagen van het Nieuwe Testament niet meer een verplichting voor een vrouw om een sluier te dragen. Wel werd in die dagen in heel Griekenland - en Korinthe ligt in Griekenland - door iedere vrouw een kleed gedragen, waarbij een omslagdoek hoorde, een soort stola die over het hoofd geslagen kon worden als een sluier en die een „palla" genoemd werd. In tijden voorafgaand aan die van het Nieuwe Testament was het een verplichting geweest om deze palla om te slaan, wanneer men als vrouw in het openbaar verscheen. Ook al was de verplichting tot het dragen van de palla in de nieuw-testamentische tijd verdwenen, de palla bleef haar gevoelswaarde behouden. De palla behoorde typisch bij een vrouw. Een man zou er niet aan denken om die palla te dragen.

Door die specifieke funktie die de palla in de nieuwtestamentische tijd had kan Paulus zeggen, dat een vrouw zonder palla gelijkstaat met een vrouw die kaalgeschoren is (1 Kor. 11:5). Dat wordt door hem in het volgende vers nogmaals onderstreept: „Want indien een vrouw zich het hoofd niet dekt, moet zij zich ook maar het haar laten afknippen". Een vrouw die van de palla niet wilde weten en deze - daar ging het in Korinthe om - opzettelijk teruggeslagen liet, verloochende daarin iets van haar vrouw-zijn. Dat is - zo zegt Paulus - even onbegrijpelijk als een vrouw die haar vrouw-zijn verloochent door zich te laten kaalscheren.
Geen vrouw die haar vrouw-zijn respecteert laat zich immers kaalscheren. Paulus wil er alle nadruk op leggen, dat ook in de samenkomsten van de gemeente een vrouw niets moet doen wat in strijd is met het karakter van haar vrouw-zijn. Kennelijk waren er in de gemeente van Korinthe vrouwen die bij het bidden en profeteren de palla demonstratief terugsloegen. De mannen baden en profeteerden immers ook zonder een palla. Zij meenden, dat het feit, dat zij evenals de mannen mochten bidden en profeteren impliceerde, dat zij dat dan ook op dezelfde wijze als de mannen mochten doen. Met een aanhaling van F.J. Pop merkt Versteeg op, dat het in wezen niet gaat om een hoofdbedekking van de vrouwelijke gemeenteleden, maar om haar „vrouw-zijn en vrouw-blijven".

Wat het ons te zeggen heeft
Men kan dus op grond van 1 Kor. 11:5 niet zeggen dat God van de vrouwen vraagt dat ze met een hoed op in de kerk komen of het avondmaal gebruiken.
Iets anders is of men een hoed gekleed vindt. Maar dat heeft met de eis der Schrift niets te maken. Dat is een kwestie van smaak en die is aan een bepaalde tijd of zelfs plaats gebonden. In Canada en Zuid- Afrika - zo was het althans toen ik daar enige jaren geleden was en ik weet niet of het nog zo is - zal geen vrouw zonder hoed in de kerk komen. Dat is een kwestie van „'s lands wijs, 's lands eer". Men moet daar geen principiële kwestie van maken. We hebben al principes genoeg en ook in het verleden gehad, die later blijken helemaal niet zo principieel te zijn. En wat nog veel belangrijker is: men mag in naam van de Schrift en daarmee van God Zelf mensen geen geboden en lasten opleggen die de Schrift zelf niét in de naam van God ons oplegt. Dan komen we dicht in de buurt van de farizeeërs, die dat ook deden en daar heeft Christus en trouwens ook Paulus zich fel tegen verzet. Wanneer men het in bepaalde streken van ons land gekleed vindt, dat vrouwen met een hoed op in de kerk komen of dat men dat als vrouw zelf gekleed vindt, akkoord. Maar men kan er geen wet van maken of er zelfs vrouwen om uit de kerk of van het avondmaal weren, in andere streken van ons land heeft de hoed helemaal niet die gevoelswaarde meer en vaak dragen vrouwen tegenwoordig helemaal geen hoeden en ze zien niet in waarom het in de kerk dan wel moet. Trouwens nergens heeft de hoed dezelfde gevoelswaarde als de palla in de tijd van Paulus. Niemand zal zeggen dat wanneer een vrouw zonder hoed in de kerk komt ze dan even goed zich kan laten kaal scheren.

Er zijn zelfs christen-vrouwen - vooral in het buitenland, maar ook wel in ons land bij sommige sekten - die het woord van Paulus zó konsekwent toepassen, dat ze zelfs thuis er niet aan denken met ongedekt hoofd te bidden. Ze zetten als ze bidden een mutsje op. Maar dat is meer dan Paulus op het oog heeft wanneer hij zegt dat een vrouw niet zonder palla bidden moet. Hij heeft het over een openbaar bidden of profeteren van de vrouw. Niet over het bidden thuis. Profeteren doet men trouwens altijd in aanwezigheid van anderen. Paulus maakt geen bezwaar tegen het bidden of profeteren van vrouwen in het openbaar. Hij kan de samenkomst van de gemeente op het oog hebben. Maar wanneer vrouwen dat doen moeten ze dat niet zonder palla doen. Het gaat echter niet aan, zoals duidelijk mag zijn, die palla met de huidige hoed van de vrouw op één lijn te zetten. De hoed is in onze tijd heel wat anders dan de palla in de tijd van Paulus. En die was ook erg tijdgebonden. De palla speelt nu geen enkele rol meer. En een hoed is ook betrekkelijk. Men kan daarom 1 Kor. 11:5 niet gebruiken om van vrouwen te eisen dat ze in de kerk een hoed moeten dragen of wanneer ze in aanwezigheid van anderen voorgaan in gebed hun hoofd met een hoed of muts bedekken. Iets anders is natuurlijk dat vrouwen - maar dat geldt niet minder van mannen - stijlvol en eerbaar gekleed het huis van God betreden. Maar wat heeft Paulus' woord in 1 Kor. 11:5 ons in onze tijd dan wel te zeggen? Of heeft dat woord ons niets te zeggen?
Versteeg wijst er op, dat het er in het bewuste woord van Paulus om gaat, dat het gebed niet wordt misbruikt om het eigene van het vrouw-zijn te miskennen. De vrouwen, die in Korinthe als ze in het openbaar baden de palla teruggeslagen lieten, verloochenden daarmee hun vrouw-zijn en demonstreerden zo voor gelijkheid met de man.

Maar het gebed is er niet om aan eigen ideeën uiting te geven.
Dat geldt natuurlijk van mannen evenzeer als van vrouwen. Nooit mogen we een gebed misbruiken. Als Paulus vrouwen in Korinthe waarschuwt heeft hij een soort „dolle Mina's" op het oog die het gebed misbruiken om aan hun emancipatie-ideeën lucht te geven. Maar wat betekent het „het eigene van het vrouw-zijn" te miskennen?

Daarover wil ik in verband met wat Versteeg zegt over 1 Kor. 11:3 in een volgend artikel nog eens even met u doordenken.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1976

De Wekker | 8 Pagina's

De vrouw zonder hoed in de kerk ? (Eigene van het vrouw-zijn 1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1976

De Wekker | 8 Pagina's