Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dewijl dan nu de doop in de plaats der besnijdenis gekomen is . . . (11)

Bekijk het origineel

Dewijl dan nu de doop in de plaats der besnijdenis gekomen is . . . (11)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is de moeite waard om te wijzen op de blijvende actualiteit van wat de Reformatie bedoelde toen zij bewust koos voor het handhaven van de kinderdoop.
Tal van argumenten toonden dit aan in het Hervormde Rapport over het vraagstuk van den Kinderdoop, dat diende op een vergadering van de Hervormde synode uit het jaar 1947. De Franse Gereformeerde Kerken hadden een verzoek tot de Hervormde Synode gericht om advies over het vraagstuk van de kinderdoop. Zij deden dit omdat de visie van Karl Barth hen voor vele moeilijkheden plaatste. Een commissie van twee, dr. Th.L. Haitjema en dr. G. Oorthuys bracht een advies ter tafel waarin de visie van Barth radicaal werd afgewezen (Handelingen van de vergaderingen van de generale synode der Nederlandsche Hervormde Kerk ten jare 1947, blz. 80-90). „Karl Barth's bestrijding van den kinderdoop is daarom zoo gevaarlijk voor de Kerken van het Gereformeerde Protestantisme, omdat hij de individualistische accentueering van de verantwoordelijke beslissing des geloofs paart aan de echt-Calvinistische theocentrische verheffing der souvereiniteit van den God der openbaring, welke alle subjectivisme en piëtisme en „vrije Kerk"-idee de pas schijnt te zullen afsnijden. Immers juist in den kinderdoop wordt ons de Schriftuurlijke grondwaarheid van de vrije, vóórkomende genade Gods (gratia praeveniens) op bijzonder duidelijke wijze aanschouwelijk gemaakt, gelijk deze bijv. wordt uitgedrukt in 1 Joh. 4:10.

Niettemin heeft deze beklemtooning van de vrije, allen en alles vóórkomende genade Gods Barth's religieuze denken er niet voor kunnen bewaren tot de verwerping van den kinderdoop te geraken. En met deze verwerping gaan weer ineens allerlei invalspoorten voor dwalingen open, die subjectivisme, piëtisme en spiritualistische verdediging van de „vrije Kerk" in het gevlij komen.
En niet alleen dit, maar ook de zekerheid des geloofs dreigt in onze Gemeenten in gevaar te komen, als er een crisis gaat ontstaan of doorwerken in de overtuigingen van predikanten, die het doopsacrament telkens moeten bedienen, zoodat zij de bezieling gaan missen bij de geregelde vervulling van dit heerlijke stuk van hun amtelijke taak: den doop te bedienen aan de kleine kinderen der geloovigen".

Vandaag levert Barth voor menigeen de argumenten voor de verwerping van de kinderdoop. Ook doopsgezinden en baptisten beroepen zich stelselmatig op hem. Daarom is het goed de argumenten te noemen die in dit Hervormde doopsrapport uit 1947 worden gebruikt. Het sacrament is een middel in de hand van de Heilige Geest om de geloofskennis te verhelderen en dieper zekerheidsgrond te geven. Vanuit deze visie op de aard van een sacrament wordt nu geponeerd, „dat het uitgangspunt van de Gereformeerde sacramentsopvatting, recht verstaan, veeleer den kinderdoop vordert als de normale praktijk der doopsbediening in de orde eener Kerk, die weet wat het zeggen wil, uit Gods genadeverbond te leven".

Grote nadruk komt nu te liggen op de gemeente als een verbondsgemeente. Men mag dus nooit de dopeling „op zichzelf" beschouwen. Daarin zien de opstellers van het rapport één van de gronddwalingen van Karl Barth: „Dit „op zichzelf" beschouwen van het kind als de eigenlijke en eenige ontvanger van het doopsacrament nu is o.i. de gronddwaling bij de huidige bezwaarden over dezen vorm van doopsbediening.

Het teeken van den Doop wordt wel alleen aan het kind voltrokken, doch dit geschiede zóó, dat het kind daarbij is opgenomen in de verbondsmatige eenheid van de ouders, de doopgetuige(n), ja van de gansche gemeente, het eene groote gezin des Heeren. De ouders, getuigen en de gemeente ontvangen dezelfde bevestiging en bezegeling der genade, zij het ook niet op dezelfde wijze: het kind voorshands nog alleen passief en onbewust, de ouders, de getuige(n) en de gemeente geloovend, belijdend en verantwoordelijkheid voor den doopeling op zich nemend."

Wij onderstrepen hier het woord „verbondsmatig" dat verduidelijking behoeft, doch ten aanzien waarvan dadelijk wel reeds kan worden geconstateerd, dat het vooral niet vereenzelvigd, mag worden met biologische bloedverwante eenheid, al is deze laatste niet weg te denken uit het sacrament van de kinderdoop omdat de Heere nu eenmaal „in de lijn der geslachten" Zijn verbondszegen begeerde te doen doorgaan, „'t Verbond met Abraham zijn vriend, bevestigt Hij van kind tot kind" (Psalm 105). Achter het kind dat gedoopt wordt staat heel de gemeente. Juist als lid van de gemeente behoort het gedoopt te wezen. Die gemeente is maar niet passief bij de doop betrokken, zij is er zeer actief bij aanwezig. Het kind wordt in het Lichaam van Christus ingelijfd, geïncorporeerd. Hoe zou dit alleen maar een kwestie kunnen zijn van het lezen van een formulier, waarbij de gemeente slechts toeluistert. In de doop krijgt de gemeente het kind op schoot en zij neemt het ook in haar kring op.

In een van de oude reformatorische formulieren wordt dit tot uitdrukking gebracht in het feit, dat de gemeente wordt toegesproken. In een aansporing tot de kerk (adhortatio ad ecclesiam) heet het: Omdat deze kinderen heden tot de gemeenschap van Christus zijn gedoopt, zo bid ik u door Jezus Christus dat gij hen als leden van onze Here en als onze medelidmaten erkent en beschouwt en dat een ieder, voorzover hij daartoe door Christus de mogelijkheid heeft daartoe zal helpen, dat deze kinderen voor de Here worden opgevoed en dat zij tot lof van Christus door een ieder worden geholpen tot alle goed voor lichaam en ziel". Het is te betreuren dat deze „verbondsmatige gedachte" onder ons zo weinig leeft. Daardoor wordt voet gegeven aan de begeerte van zo velen naar een echte gemeenschapsbeleving.

Daarom is het een innerlijke tegenstrijdigheid, wanneer wij als voorstanders van de kinderdoop een stevig pleit voeren voor de handhaving daarvan en tevens in de praktijk handelen alsof de doop der jonge kinderen alleen een familie-aangelegenheid was.

De blijvende actualiteit van de kinderdoop, zoals de reformatoren die verstaan hebben ligt in deze gedachte van de gemeente als lichaam van Christus. In dat Lichaam worden de kinderen ingedoopt. Het betekent een stuk vervreemding van werkelijk reformatorisch denken en belijden, wanneer men tussen de inlijving in Christus en de inlijving in de gemeente een dusdanige afstand schept, dat het één nauwelijks met het andere schijnt te maken te hebben. Hier treedt aan het licht de verschraling van de visie op de kerk als lichaam van Christus, als gemeenschap der heiligen, als werkplaats van de Heilige Geest.

Ook dit laatste is van blijvende actualiteit. Maar wie verstaat het nog? Indien de kinderdoop de bediening is van een sacrament, dan zeggen we daarmee, dat zij een middel van de genade is. Het is dopers om de middelen die God gebruikt te veronachtzamen. De dopersen deden dit met betrekking tot de bediening van het Woord.

Zij deden hetzelfde met de sacramenten. Wat wij doen onderstrepen zij. Wat God doet blijft voor hen verborgen. Maar zou iets, wat God heeft gegeven ledig zijn? Zou, zo beschouwd, de bediening van de doop ook niet een bediening der verzoening zijn? En zou de Geest niet effectief willen maken, wat Hij belooft? Wij hebben al te veel de doop losgemaakt van wat Gód doet in de toepassing van het door Christus verworven heil. In dit punt van de toepassing van het heil gaan de wegen uiteen tussen Reformatie en Rome enerzijds en Reformatie en Doperdom anderzijds. De roomse kerk had de werking van de Heilige Geest zo vanzelfsprekend verbonden aan de bediening van de doop, dat men terecht bezwaar kon aantekenen. Maar de dopersen hebben de werking van de Heilige Geest zo bij voorbaat losgemaakt van de sacramenten en dus ook van de doop, dat het wel moest leiden tot een devaluatie van wat God doet.

En daarachter ging schuil die onloochenbare trek van het werkheiligheidsstreven, van de optimistische kijk op de mens met zijn vrije wilsbeslissing, van de mens, die door zijn gehoorzaamheid het heil binnen eigen bereik brengt. In dit schema past het perfectionisme. Misschien is dit wel het meest wezenlijke punt van blijvende actualiteit: mijn doop zegt me, dat God mij zocht voor dat ik Hem zocht. Prioriteit van de genade voor honderd procent. Dat is 't verbond. Dat predikt de doop. Dat geeft zekerheid!

A.[Apeldoorn], W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1976

De Wekker | 8 Pagina's

Dewijl dan nu de doop in de plaats der besnijdenis gekomen is . . . (11)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1976

De Wekker | 8 Pagina's