Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schooldag 1976

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schooldag 1976

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dankbaarheid
Op de eerste zaterdag in september werd dit jaar de schooldag gehouden. De Schooldag heeft een eigen plaats gekregen en tot dusver behouden in ons kerkelijke leven. Een grote plaats waar we dankbaar voor zijn.
Het karakter van die plaats is moeilijk helemaal in woorden uit te drukken. Het is al vaak geprobeerd.
We weten wat er mee 'bedoeld wordt wanneer wordt gezegd dat de Schooldag onze kerkelijke familiedag is.
Maar het is iets anders om het te zeggen en neer te tikken dan daadwerkelijk te beleven.
Samen te zijn in de Loolaankerk; samen te luisteren en vooral samen te bidden en te zingen.
Iets te doorvoelen van hetgeen we aan het slot van de morgenvergadering zongen: „Waar liefde woont gebiedt de Heer' den zegen; daar woont Hij Zelf; daar wordt Zijn heil verkregen en het leven tot in eeuwigheid."
Zijn inwoning, Zijn heil en Zijn leven - het zijn drie centrale begrippen, die het hart van het Evangelie en het geheim van de kerk bevatten.
Op onze Schooldag mochten we daar iets van genieten.
Dat bemoedigt èn versterkt.
En wat deed het ook dit jaar weer goed zovelen te zien.
Wie het bijhoudt, weet dat er grote vergaderingen zijn geweest op 21 en 28 augustus en a.s. zaterdag 11 september. Het zou niet verwonderlijk zijn als het alles een beetje teveel werd.
Maar neen, ook dit jaar was het weer een volle kerk en waren er honderden gekomen uit alle delen van het land en alle lagen van de kerk om deze dag mee te vieren.
Het is een vreugde dit van jaar tot jaar mee te maken.
Daarom zien we met blijdschap en dankbaarheid op de Schooldag 1976 terug.

Opening
Om half 11 opende prof. dr. J. van Genderen, rektor van de cursus 1975-1976 (dus spoedig aftredend), deze Schooldag.
Na een hartelijk welkom zongen we Ps. 93:1 en 4.
Na het gebed luisterden we naar 2 Timotheüs 4:1-8.
Wat is een jaar snel voorbij. Nog levendig herinneren we ons de Schooldag van vorig jaar en het thema dat toen werd behandeld: de Wederkomst van Christus. Nu staat het thema Het Woord op het programma. En moge vandaag een samenbindende kracht van het Woord uitgaan.
Vorig jaar werd de middagvergadering geopend door de assessor, ds. P. op den Velde. Een paar maanden later openbaarde zich een ernstige ziekte en op 12 mei van dit jaar overleed hij. Hij heeft veel betekend voor onze Hogeschool. Hij had niet alleen liefde en zorg voor de Hogeschool, maar hij was ook begiftigd met het charisma van de wijsheid. Hij was het voorbeeld van een predikant, die bleef studeren en daardoor nieuwe en oude dingen uit de schat van het Woord wist tevoorschijn te brengen.
Een trouwe bezoeker van onze Schooldagen was ds. C. v.d. Zaal. Hij begeleidde zijn vrouw, de presidente van het Vrouwencomité. Hij was begiftigd met een vooruitziende blik en wist wat er te bereiken was voor onze Bibliotheek. Na een arbeidzaam leven nam de Here hem op 7 mei j.l. weg. Blijde dagen waren er in deze cursus ook.
Curator Verhage was 25 jaar predikant en prof. van 't Spijker vierde eveneens zijn zilveren ambtsjubileum. Prof. Kremer werd 80 en prof. Hovius 75 jaar.
Het aantal studenten schommelde om de 65. We mogen verwachten dat het aantal vacatures geleidelijk zal afnemen.
Ons Schoolgebouw is in de Kerstvakantie iets veranderd: twee collegezalen zijn bij elkaar getrokken, zodat één grote zaal ontstond.
We zullen ons in het komende jaar op allerlei vragen hebben te bezinnen: verkorting van de studieduur?; hoe moet de doktoraalstudie worden opgezet? Bezorgdheid m.b.t. veranderingen delen we en we zijn daar op bedacht. Maar we moeten er ook voor waken niet achterop te raken.
Het is dit jaar een eeuw geleden dat de wet op het Hoger Onderwijs werd ingevoerd. Die wet is bekend geworden doordat de Staat hoogleraren in de theologie aanstelt en de kerk ook kerkelijke hoogleraren kan benoemen voor de kerkelijke vakken. De staat geeft dus algemeen wetenschappelijk onderwijs, niet confessioneel bepaald. De „duplex ordo" werd ingevoerd. De theologische faculteit werd een faculteit voor godsdienstwetenschappen. Maar dat is iets anders dan theologie. Bij de eerste staat de religieuze mens in het middelpunt; bij de tweede de kennis Gods. In feite is er nog niets veranderd, al zijn de scherpe puntjes er wat afgeslepen.
Maar in de vorige eeuw werd in de kerk der Afscheiding een Theologische School opgericht, waar theologisch onderwijs werd gegeven, dat confessioneel bepaald was - door de kerk gedragen, onder toezicht van de kerk, terwijl de kerk er profijt van trekt.
Op 8 maart 1975 werd erkend dat ook onze Theologische Hogeschool voldoet aan de eis van wetenschappelijk onderwijs.
Onze Hogeschool heeft een eigen plaats temidden van de Chr. Geref. Kerken. In een tijd van onbelijndheid en verwarring dienen we het vaandel van de gereformeerde theologie hoog te houden. Onze oriëntatie is weergegeven in de titel van de feestbundel bij het 75 jarig bestaan: Om Woord en Kerk.
Nadat we Psalm 146:3, 4 en 8 gezongen hadden sprak ds. A.W. Drechsler van Haarlem-N over:

Verkondig het Woord
Wat is het werk van een predikant? We lazen zo even 2 Timotheüs 4. Paulus zegt tot Timotheüs: „Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op Zijn verschijning als op Zijn koningschap: verkondig het Woord . . . ! " Op de kansel, op de catechisaties, bij het ziekbed heeft de predikant het Woord te verkondigen. Het zal hem een vreugde zijn. Soms zal hij het als beklemmend ervaren.
Letterlijk zegt Paulus: jij moet heraut zijn! De heraut kondigt aan, dat de Koning er aan komt. Christus Zelf wil zich een weg banen in de wereld, naar de harten van de mensen, door de prediking.

Dit is soms het beklemmende voor een predikant. Dat dus in de verkondiging duidelijk moet klinken de stem van de Koning. We moeten het Woord verkondigen. De heraut moet de proclamatie van zijn Souverein doen klinken. We mogen in de prediking geen eigen stokpaardjes berijden. En dat, terwijl de predikant een man is „onrein van lippen". Altijd weer is de verzoeking om op de kansel in woorden uit te glijden en zelf vóór het Woord van de Koning te gaan staan.

Christus wil in de prediking naar ons toekomen als de Koning, die gebondenen bevrijdt. Hij heeft voor de zonden van Zijn volk betaald met Zijn kostbaar bloed. Met dat bloed van Christus is de gemeente al in aanraking gebracht bij de doop. Dat bloed moet verkondigd worden. Christus wil in de prediking tot ons spreken van schuld en schuldverzoening. Want Hij is dood geweest en Hij leeft. Hij heeft de machten overwonnen. Hij roept ons koninklijk op tot bekering en geloof. Hij wil ons door de prediking en door Zijn Geest brengen tot capitulatie, tot overgave. Hij wil heel ons leven veranderen en vernieuwen. Hij wil ons leren leven naar de geboden van Zijn rijk. Hij spreekt ons in de prediking aan als de Koning, die levenden en doden zal oordelen. Hij komt! Leef niet in onbekeerlijkheid voort! Waakt, want gij weet de dag noch de ure! Zo wil Hij gepredikt worden. En het gebed van de predikant en van de gemeente mag wel zijn, dat de bazuin van de heraut zuiver mag klinken.

Er is de verzoeking voor de predikant om te gaan preken zoals de mensen het willen horen. Hymenaeüs en Filetus ergeren zich er aan, dat Timotheüs in zijn prediking spreekt over de opstanding van de doden, straks als Jezus komt. Die opstanding heeft bij de gelovigen al plaatsgevonden. Als een mens tot geloof komt, dan staat hij op uit de geestelijke dood. Dat is de enige opstanding, die ooit plaats zal vinden. Een lichamelijke opstanding is ook onbelangrijk. Als de ziel maar eeuwig leeft!

Paulus heeft vroeger al eens aan de Corinthiërs geschreven: „. . .Indien er geen doden worden opgewekt, dan is Christus ook niet opgewekt. De konsekwentie van de dwaalleer is, dat de levende Here niet meer naar ons toekomt in de prediking. De levende Here, die alleen alles doet. Hoogstens houden wij een Jezus over, die nog spreekt nadat Hij gestorven is.

Dan verschuift in de prediking het accent naar de mens. De dwaalleraars vinden, dat Timotheüs er in de prediking meer over moet spreken, hoe dat gaat als een mens opstaat uit de geestelijke dood. Het gevaar is, dat een kunstmatig geestelijk leven wordt gekweekt.
En het Hoofd van het lichaam, uit wie het lichaam alles moet ontvangen, wordt niet verkondigd.

De tweede brief aan Timotheüs is actueel. Hoe vaak zoeken ook wij in ons hart niet naar de vruchten van het nieuwe leven, zonder die vruchten te verwachten uit de handen van de opgestane Here? Zo vaak is onze blik naar binnen gericht, in onszelf, op onze eigen armoede. En onze blik is dan niet gericht buiten onszelf, op Christus Jezus, in wie alles ligt.
Hij komt in de prediking naar ons toe. Hij wil ons meenemen door diepten van schuldbesef en verootmoediging, langs hoogten van geloofsblijdschap en verrukking. Er is geweldig veel te beleven, als ik Hem verwacht, zondags in de kerk.

Wie zijn oor te luisteren legt in kerkelijk Nederland vangt soms een prediking op, die oproept om het leven menselijker te maken. Wij moeten werken aan een fijne samenleving. In zo'n prediking worden vaak goede dingen gezegd. Maar heel gauw blijkt, dat Christus in deze prediking niet de Levende is, die alles doet. Het draait om ons. Wij zijn al opgestaan om samen te werken aan een nieuwe wereld. Christus mag meedoen. Het is een prediking, die uitloopt op vreugdeloosheid en frustratie.

Paulus zegt: Timotheüs, ik bezweer je, verkondig het Woord! Alleen Christus bevrijdt. Hij is onze enige troost in leven en sterven. Hij alleen is de wijnstok, uit wie wij veel vrucht mogen dragen in kerk en samenleving.
Paulus waarschuwt in deze brief voor de tijd, waarin de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen. Als een predikant dit verzet tegen de gezonde leer tegenkomt, laat hij dan rustig verder werken. Hij behoeft niet in de greep te komen van een geest van lafhartigheid. Paulus bemoedigt in deze briefde dienaren van Christus. Je bent heraut van de Koning, die leeft. Die Koning troost, bemoedigt en sterkt.
Het moge ons vandaag duidelijk worden, dat Christus ons bindt aan de ambtelijke verkondiging van Zijn Woord. Kerk en ambt worden wel eens laag gewaardeerd. Maar laten we er zondags van doordrongen zijn, dat de heraut spreekt namens de Koning.

En laten we ons neerzetten onder de gezonde leer. Hoe vaak wordt het niet gezegd: Het maakt niet uit tot welke kerk je behoort. Overal heeft God Zijn kinderen. Dit laatste zal waar wezen! Maar Christus wil die schapen, die zo vaak verstrooid zijn, vergaderen onder de gezonde woorden. De kerkvraag is, zeker vandaag, niet onbelangrijk.

Natuurlijk, ook onze kerken - zoals de kerk van alle tijden - zijn gewikkeld in de strijd om de gezonde prediking te bewaren. Samen hebben de predikant en de gemeente te bidden: Here, bewaar ons bij het Woord, dat U aan ons hebt toevertrouwd.

Vrouwencomité
Na de toespraak van ds. Drechsler zongen we Ps. 89:3 en 7. Studenten collecteerden onder het voorspel.
De Chr. Geref. Zangvereniging „Laudate Deum" te Nunspeet bracht koorzang ten gehore.
Gezongen werd Ps. 108 van Jan Bonefaas en „Kroont Hem met gouden kroon" naar de bewerking van G.M. Vail.
Mevr. v.d. Zaal-Veerman beklom hierna de preekstoel om te spreken namens het Comité Vrouwenactie Bibliotheek Theol. Hogeschool.
Het is voor de 20e keer dat op een Schooldag gelden worden afgedragen. Het begin was klein. Een gesprek tussen prof. Kremer en ds. v.d. Zaal gaf de stoot tot deze aktie. Mevr. v.d. Zaal gaf een sappig verhaal over de gang van zaken. Het eerste jaar werd ƒ 6.000,— afgedragen; het tweede al ƒ 30.000,—; elk jaar werd meer afgedragen niet alleen voor de bibliotheek, maar ook voor de vijfde hoogleraar. Een administratieve hulp werd noodzakelijk.
Mevr. v.d. Zaal deelde mee dat zij haar arbeid neelegt nu zij 20 jaar dit werk heeft gedaan. Ze is dankbaar voor de verrichte arbeid. De zegen is groter dan we ons hadden kunnen voorstellen. Er is nu een bestuur gekozen, waarvan mevr. den Hertog presidente is. De plaats van ds. v.d. Zaal als adviseur wordt nu ingenomen door de heer A. de Geus, die jaarlijks reeds de boeken controleerde.
Prof. van Genderen mocht hierna de opbrengst van dit jaar in ontvangst nemen: voor de bibliotheek ƒ 26.250,—; voor de vijfde hoogleraar ƒ 37.500 en voor diversen ƒ 6.815,43. Totaal meer dan ƒ 70.000,—.
Dit laatste bedrag klinkt vreemd, maar mevr. v.d. Zaal onthulde dat met dit bedrag in 20 jaar ƒ 700.000,— is afgedragen. Te begrijpen dat prof. van Genderen met grote dankbaarheid dit alles in ontvangst nam.
Er is veel aktiviteit ontplooid en er zat een prima organisatie achter. We hebben veel te danken aan u, mevr. v. d. Zaal en aan uw man, We zullen het niet vergeten. We hopen dat u nog lang moogt zien dat de aktie goed loopt.
Met een woord uit het Curatorenverslag aan de Gen. Synode van 1959 zeggen we: Een woord van hulde!
Heerlijk klonk Psalm 133:1 en 3.
Ds. Drechsler dankte. We gingen eten.

Middagvergadering
Om 2 uur werd de middagvergadering geopend door de assessor van het Curatorium, ds. Chr. Verhage te Den Haag-C.
Hij las Daniël 7:12 en 13 en Matth. 28:16- 20.
Een korte meditatie over het laatste gedeelte werd gegeven, waarna werd gebeden en gezongen Ps. 111:1, 2 en 5.
Prof. dr. B.J. Oosterhoff sprak hierna over

Exegese en verkondiging
Bij de exegese gaat het om de uitlegging van de Heilige Schrift.
Het eerste probleem dat zich daarbij voordoet is, dat de Bijbel niet in het Nederlands tot ons is gekomen, maar in het Hebreeuws en in het Grieks. Het gaat er dus om dat de studenten zich die talen eigen maken; dat gebeurt voornamelijk in het propaedeutisch jaar. Bijzonder prettig is het daarom dat het mogelijk gemaakt is dat drs. Kruis van 's-Hertogenbosch mijn assistent werd, die ook de studenten onderwijst in het Hebreeuws - indirekt een gevolg van de Vrouwenaktie. Maar is dat eigenmaken van die talen nu noodzakelijk voor de studenten? We hebben toch vele vertalingen, zodat we de Bijbel in onze eigen taal kunnen lezen en vandaar uit de Bijbel uitleggen?
Er bestaat een oud gezegde „wie de taal van een land wil leren kennen, moet het land van die taal binnengaan", dat we met een variatie zouden kunnen gebruiken voor het Oudtestamentisch Hebreeuws: „wie de taal van de Bijbel wil leren kennen, moet het land van die taal binnengaan." Maar wie dan ook door die poort van de taal binnengaat - voor hem en voor haar worden wijde vergezichten geopend.
Betekent dat dan dat we allemaal Hebreeuws moeten gaan studeren? In ieder geval uw toekomstige predikanten wel, om u het Woord Gods des te beter uit te kunnen leggen.
Verder komt er voor de exegese ook nog dit kijken: je moet je verdiepen in de wereld en in de tijd, waarin het Oude Testament ontstaan is. Dat is de oude kultuurwereld van Egypte, van Babylonië, van Assyrië en van Oud-Israël.
Als er gesproken wordt over Baäls en Astartes, over het offeren op de hoogten dan moeten we weten wat voor godsdiensten dat zijn. Daarom moeten we van heel die oud-oosterse wereld kennis nemen.
Waarom verdiepen we ons in het Oude Testament?
Er zijn mensen die dat doen uit archeologisch oogpunt; anderen uit historisch oogpunt. Wij doen dat met het oog op de verkondiging. Om uit het O.T. het Woord Gods te verstaan. Heel de Bijbel is het Woord van God. Ook in het O.T. komt het Woord van God tot ons. Ook het O.T. moeten we neerleggen in de gemeente. Ook van het O.T. geldt: Alzo spreekt de Here!
Maar juist dan komen er talloze vragen. Hoè moet dat dan? We mogen dat niet tijdloos doen! Dat moet levend en aktueel gebeuren. Maar de boeken van het O.T. vertonen kenmerken van oude tijden. Hoe dat te verkondigen in deze tijd en onze samenleving? Hoe zit dat met dit historische geschriften? Mogen we de droogte van de afgelopen zomer gelijkstellen met de droogte in de tijd van Achab en Elia? En dan de profetische geschriften - ontmoeten we daar niet vaak symbolische taal? U ziet het: vele, vele vragen.
Dat is het terrein van de hermeneutiek - de kunst van het uitleggen.
Als de mensen me vragen: nu weet je het toch wel zo langzamerhand? - dan kan ik alleen maar antwoorden, dat ik nu pas een beetje zie waar de vragen precies liggen. Want het theologisch bezig-zijn gaat altijd door. Elke tijd heeft zijn eigen problemen: Wat wil het Woord van God ons nu zeggen? Dat maakt het bezig zijn in de theologie tot een boeiende bezigheid. Een bezig zijn dat roept om het gebed om de leiding van de Geest. Naar Jezus' woord moeten we uit de Schrift nieuwe en oude dingen opdiepen. Daarom moeten we blijven onderzoeken; nieuwe tijden roepen nieuwe vragen en problemen op.
Het theologisch bedrijf is ook gevaarlijk. Petrus waarschuwt daarvoor in zijn tweede brief: het Woord laat geen eigenmachtige uitlegging toe. Wij mogen niet boven het Woord gaan staan; wij mogen het Woord niet aan schema's onderwerpen.
Exegese is een verantwoordelijke zaak. Het moet altijd gebeuren met de bede: Here, spreekt U maar, wij zuilen horen. Dan kunnen er geweldige perspektieven opengaan. Dat is het goddelijke van het Woord van God. Vergeet onze Theologische Hogeschool niet. Bidt om de leiding van de Heilige Geest, juist bij de exegese, die we beoefenen met het oog op de verkondiging.

Na deze causerie zongen we Ps. 33:1 en 2.
De Nunspeetse zangvereniging onder leiding van de Harderwijker Marinus Petersen zong op verdienstelijke wijze „Neem Heer, mijn beide handen" van Han van den Driest en Ambrosianer Lobgesang (E. Ruh- Jan Evertse).
Het orgel werd bespeeld door P.J. Leusink. Ds. I. de Bruyne van Apeldoorn-Z sprak hierna over

Daders des Woords
Eenmaal sprak God tot mij een woord . .. dat is de verwondering van de dichter van psalm 62. Wij die van kinds af aan het Woord kennen en vele preken beluisterd hebben, hebben wij Gods stem in ons eigen leven gehoord? Zó persoonlijk gelovig het Woord van God gehoord, dat we verstaan God spreekt tot mij. God bedoelt mij in dat Woord, dat mij veroordeelt en behoudt? Daarom vrees ik en hoop ik, ween ik en juich ik. Ik heb het zelf uit Zijn mond gehoord: Hij heeft mij liefgehad met een eeuwige liefde!
Het Woord is het levende Woord, levend en krachtig is het een kracht Gods voor een ieder die gelooft. Het Woord van God doet je wat. Het verbreekt of verhardt. Het doodt en maakt levend. Als een zwaard in de hand van de Geest doorwondt het, maar het heelt ook, het wederbaart, vernieuwt met die innerlijke geestelijke vernieuwing, waardoor wij andere nieuwe mensen worden, die de dingen niet alleen wat anders zeggen, maar die anders zijn en daarom de dingen anders doen.
Die levensvernieuwende kracht van het Woord is nodig. Immers eens zal God bij monde van de Rechtvaardige Rechter als Hij op de troon van Zijn heerlijkheid zit nogmaals een woord spreken tot ons. Dat zal het laatste woord zijn, want dat is aan God. Daar kunnen we niet aan voorbij. Voor die troon zullen we allen eens staan om geoordeeld te worden. Daar loopt ons aller weg op uit. Rijk en arm, geleerd en onbestudeerd, vroom en schijnvroom, we zullen daar staan. Dominees, professoren, studenten, kosters en ouderlingen, diakenen en gemeenteleden, oud of jong, progressief of conservatief, hier soms tegenover elkaar, daar zullen we naast elkaar staan om geoordeeld te worden. En dat zal zijn: Kom - òf - Gaat weg van Mij . . .
En de grond voor dat onherroepelijk oordeel is niet wat heb je allemaal in je leven gezegd, maar: wat heb je gedaan? Ben je een dader van Woord geworden?
Daders van het Woord, die onopzettelijk als vanzelfsprekend Hem dienden toen ze één van Zijn minste broeders gevoed hebben of gekleed, ziek zijnde of in de gevangenis bezocht.
Is het nodig in een wereld van veel godsdienstig activisme elkaar daar nadrukkelijk op te wijzen? Moet de kerk niet staan en staat ze heden niet midden in de wereldwijde vraagstukken met grote sociale bewogenheid? Ben je wel een goed christen als je vandaag de dag niet demonstreert en protesteert, want er moet toch vrede en recht in de wereld komen?
Temidden van veel activisme zou je geneigd zijn het woord van Jacobus om te keren en te zeggen; wees niet alléén daders, maar ook hoorders van het Woord. Mensen die leren luisteren naar wat God te zeggen heeft. Mensen die niet hun prestatie onderschuiven onder of in de plaats stellen van Gods gratie, maar die leren verstaan wat het is uit genade te leven. Als het Woord van God levenvernieuwende waarheid in je leven wordt dan is de les die ons schuldig aan de voeten van een heilig God doet buigen, dat we leren wie wij zijn voor God, schuldig en onbekwaam tot enig goed, geneigd tot alle kwaad.
Maar waar Zijn beloften onze hoop, genade ons wachtwoord en Christus ons leven wordt, daar wordt het niet onze prestatie om God te dienen, daar wordt het een genade God te mogen liefhebben en Hem te gehoorzamen. God schrijft door Zijn Geest Zijn wet in onze harten en Zijn levensvernieuwende genade maakt ons gewillig, zodat we niet anders begeren dan Zijn wil te doen en Zijn geboden te bewaren.
God maakt zich een gewillig volk!
Daders van het Woord omdat de liefde van Christus hun hart vervult en de wet van God hun vermaak is.
Dat leven kent zijn strijd. Het kost zelfverloochening. Want die liefde denkt geen kwaad, oordeelt niet licht over een ander, zoekt Christus te dienen in het behoud van die ander en de eenheid van Zijn lichaam. Getuigen te zijn in woord en daad van Hem die ons leven is kost offers. Daders van het Woord zullen delen in het lijden dat nu reeds aan de broederschap in de wereld vervuld wordt. Maar zalig zijn ze, want de overwinning is zeker.

Onder het voorspel van Ps. 119:17, 83 en 84 werd gecollecteerd. De zang werd ook dit jaar weer begeleid door de heer G. Ploeg.

Sluiting
De president-curator sprak hierna het slotwoord.
Personen en instanties werden bedankt.
Het laatste dankwoord was voor de commissie van voorbereiding, bestaande uit rektor, praetor en de heer Odijk. Laatstgenoemde broeder vierde vandaag een jubileum. Hij heeft voor de 25e keer een Schooldag voorbereid. Hij doet het meeste werk voor deze dag in de commissie. Terecht werd deze stille werker dank gebracht voor alle arbeid en hem een enveloppe met inhoud overhandigd.
Tenslotte las ds. K.J. Velema Jeremia 1:11-13.
We gaan naar huis; het winterseizoen staat voor de deur; het werk wacht weer. Heeft het zin?
Er is een ziedende pot, maar de Heer waakt over Zijn Woord.
We leven onder Zijn belofte. Dat is troost De toekomst is aan Christus en in Hem aan ons.

Na dank- en smeekgebed zongen we staande Ps. 135:2 en 12.
De Schooldag 1976 was weer ten einde.
Toen we buiten kwamen regende het.
Het kerkplein was spoedig leeg, al werden nog vele handen geschud.
Dankbaar voor deze sterkende dag gingen we weer naar huis; dankbaar ook voor Gods bemoeienis met onze kerken, zondige kerken; kerken met moeilijkheden - toch kerken, of liever, of juist daarom kerken, die we hartelijk liefhebben.
De Here moge zegenen in de komende periode School en Kerken, alle arbeid. Het heeft toch zin!

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 september 1976

De Wekker | 8 Pagina's

Schooldag 1976

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 september 1976

De Wekker | 8 Pagina's