Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Soli Deo Gloria

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Soli Deo Gloria

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een fanfare-corps
In „Trouw" las ik een verhaal van Mink van Rijsdijk over een fanfare-corps ergens in een rustig dorp. Het corps had zich getooid met de mooie naam „Soli Deo Gloria", „God alleen de eer" en dat stond ook op de muziektent, waarin het corps op mooie zomeravonden zijn gewijde muziek liet horen.
Lange tijd was het goed gegaan in het corps. Van oudsher behoorden de blazers tot de Hervormde Kerk, maar na de oorlog traden ook gereformeerde blazers toe om open gevallen hervormde plaatsen op te vullen. En dat ging ook eerst in de beste harmonie, totdat er twisten uitbraken tussen de broeders van verschillende kerken. Eigenlijk waren het helemaal geen kerkelijke twisten. Het ging niet om verschillen in de leer. Nog minder was de ere Gods in het geding. Maar de twisten waren er. Het begon over een centenkwestie, maar het duurde niet lang of er was een felle strijd tussen de gereformeerde en hervormde broeders. Ze lagen elkaar toch blijkbaar niet. En spoedig ging Soli Deo Gloria plat. In meer dan één opzicht. Onder een mooie leuze had het menselijke, het al te menselijke de boventoon gekregen. En de eer van God werd niet gediend. Iemand merkte zelfs op, dat de duivel er zijn spel in had.

Geen negers
In hetzelfde nummer van „Trouw" stond te lezen dat de kerkeraad van een baptistenkerk in Amerika - in Plains in Georgia, dezelfde kerk waartoe ook de nieuw gekozen president van Amerika, Jimmy Carter behoort - de dienst op zondag niet liet doorgaan om te voorkomen dat vier zwarten tot de dienst zouden worden toegelaten. In de kerk geldt namelijk de bepaling dat „alle nikkers"(!) de toegang tot de dienst moet worden ontzegd. De vier negers hadden toelating tot de dienst van zondag gevraagd en om een konflikt over het verbod in de gemeente te omzeilen liet de kerkeraad de dienst maar niet doorgaan, zij het tot grote spijt van de predikant.
Hier was niet de eer van God in het geding, maar de handhaving van eigen menselijke bepaling. God moest maar een weekje wachten. De volgende zondag zou weer ter eer van Hem een dienst worden gehouden en zouden ad gloriam Dei de geestelijke liederen gezongen worden, maar dan wel zonder zwarten. Of men dan nog spreken kan van de eer van God?
Zelf vergadert God zich een schare die niemand tellen kan uit alle volken en uit alle talen (Openb. 7), uit blanken en uit zwarten om Hem eeuwig te verheerlijken, maar hier op aarde kan het blijkbaar niet. Hier houdt ieder zijn eigen diensten, tot eer van God. Soli Deo Gloria. Maar kan dit werkelijk zijn tot eer van God? Onder het aanheffen van een prachtige belijdenis handhaaft men eigen inzichten en bepalingen. Gods eer gaat niet op mindering van wat mensen denken en willen.

Eens zei God door de profeet Amos tot Israël: Ik kan uw samenkomsten niet luchten (Am. 5:21). Dat is dus mogelijk. Wij houden onze samenkomsten tot eer van God en God moet er niets van hebben. Hij walgt ervan. God wil recht en gerechtigheid (vs. 24). Daarin wordt Hij verheerlijkt. Door schone schijn laat God zich niet bedriegen.

Dichter bij huis
Als we nu maar niet denken dat het verhaal over dat fanfare-corps slechts een twist onder muzikanten betreft of dat wat in Amerika gebeurt ver bij ons vandaan is. Misschien verbazen we ons er wel over dat zulke dingen daar gebeuren kunnen. We kunnen wel dichter bij huis blijven, bij ons zelf. Hoe gemakkelijk kan men de mond vol hebben over de eer aan God, terwijl men in werkelijkheid alleen maar bezig is eigen inzichten, eigen bepalingen, eigen meningen en zelfs eigen kerken na te streven, zelfs met verstoting van anderen, met een hardheid vaak, waarin geen liefde te ontdekken valt. Op deze wijze heeft de leuze „God alleen de eer" al heel wat slachtoffers gemaakt. Paulus vervolgde vóór zijn bekering de christenen en hij meende God daarmee een dienst te bewijzen. Ter ere van Hem wierp hij christenen in de gevangenis en had vreugde in hun dood. Hij noemde zich een „ijveraar voor God" (Hand. 22:3), een „hartstochtelijk ijveraar voor de voorvaderlijke overleveringen" (Gal. 1:14). Welk een verblinding! Een mens kan strijden voor de eer van God en voor overgeleverde leringen en tradities en er blind voor zijn dat hij in wezen vecht voor zichzelf, voor eigen zaak, eigen theorieën (en zelfs theologieën) en bepalingen.
Geschiedt in het kerkelijk leven werkelijk alles tot eer van God? Soms staan meningen en zelfs groepen tegenover elkaar. Gaat het daarbij altijd om de eer van God of gaat het wezenlijk vaak om andere dingen? Worden soms niet al te gemakkelijk eigen inzichten en wat men zelf wil en goedvindt met de eer van God verward? Speelt ons eigen ik vaak niet een grote rol? Zouden we dat niet veel meer, in onze persoonlijke, maar ook in onze kerkelijke praktijken moeten bedenken? Ligt dat kwaad zo ver weg? Ergens in Amerika of ergens in een onbetekenende groep van muzikanten? Ligt dat kwaad niet heel dicht bij huis, bij onszelf? We zeggen of we denken of we suggereren dat we het doen ter eer van God, maar in werkelijkheid doen we het heel ergens anders om. Moeten we ons op dit punt niet voortdurend onderzoeken?

Onze Katechismus spreekt ook ergens over werken, die geschieden tot de eer van God. Dat is in Zondag 33, vraag en antwoord 91. Daar wordt gevraagd wat goede werken zijn. En dan luidt het antwoord: dat zijn werken, die geschieden uit een waar geloof, naar de wet van God, alleen Hem ter eer en niet op ons goeddunken en op mensen-inzettingen gegrond zijn. Voor dat laatste opent dus ook onze Katechismus het oog. Alles wat uiteindelijk draait om onszelf, om ons eigen ik, onze eigen doelstellingen en bepalingen is niet tot eer van God. In de katechismus zal bij deze formulering de Roomse Kerk met haar inzettingen en bepalingen wel op de achtergrond gestaan hebben. Maar laten we het kwaad niet alleen bij anderen zoeken. Geen mens en geen kerk is het menselijke vreemd.

Goede werken zijn werken, die gedaan worden uit het geloof en naar de wet, de wil van God. En geloof is dat we onszelf en onze inzichten loslaten om het aan de Here over te geven. En we zullen dus altijd naar zijn wil moeten vragen. Here, wat wilt u dat ik doen zal. Wat wilt u dat wíj zullen doen? Het gaat daarbij altijd weer om het licht en de leiding van de Heilige Geest, want anders gaan we het zelf weer doen.

En wat zijn dan werken tot eer van God? Deze vraag is met het vorige beantwoord. Dan staat niet meer wat wij willen centraal, maar wat God wil. En wat wil God? Daar hoort zeker ook toe, dat wij onszelf verloochenen, niet eigen wil doorzetten of nastreven. Paulus noemt in zijn brief aan de Filippenzen de eensgezindheid: één in liefdebetoon, één van ziel, één in streven, zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoed achte de een de ander uitnemender dan zichzelf. En dan vat hij het alles in dit ene samen: Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, om er dan op te wijzen hoe Christus zichzelf verloochende tot in de dood aan het kruis (Fil. 2:2vv.).
Wat zijn we daar telkens ver vandaan. Wat zou het er ook in het kerkelijk leven anders uitzien, wanneer dat meer betracht werd.

Of om terug te keren tot het woord van God door Amos: Laat het recht als water golven en gerechtigheid als een immer vloeiende beek (Am. 5:24). In plaats van wat mensen onder de schone leuze van het Soli Deo Gloria vaak werkelijk doen stelt God het oefenen van recht en van gerechtigheid. Dat is de eerste vereiste. Zonder dat hebben alle leuzen en werken geen waarde. Recht en gerechtigheid moeten voortrollen als water, als een altijd stromende beek. Ze moeten zo hun vrije loop hebben en mogen door niets worden gestuit. In tegenstelling met de bestaande toestand, waarin ze vaak voor allerlei overwegingen op zij worden gezet. Recht en gerechtigheid is vragen naar de wil van God en het belang van de medemens. Vaak worden die door andere overwegingen, zelfs onder vrome schijn, op zij gezet.

Soli Deo Gloria.
Daar gaat het wél om.
Maar het houdt in bezinning en bekering.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 1976

De Wekker | 8 Pagina's

Soli Deo Gloria

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 1976

De Wekker | 8 Pagina's