Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het is binnenkort gedaan met de bijbel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het is binnenkort gedaan met de bijbel

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een uitspraak van Voltaire
Bovenstaande schokkende uitspraak is van Voltaire, een bekend frans filosoof uit de 18e eeuw. Hij was aanhanger van de zgn. „Verlichting", in het duits ook „Aufklärung" genoemd, een beweging die vooral door twee dingen werd gekenmerkt, nl. 1. een zich losmaken van het gezag van bijbel en kerk en 2. een onbegrensd vertrouwen in de menselijke rede.
Het een hangt met het ander samen.

De rede, het zuiver menselijk denken, werd verheven tot maatstaf van alle dingen. Men had in de menselijke rede een zodanig groot vertrouwen dat men meende, dat wanneer de mens en de mensheid zich daardoor zouden laten leiden zij gaandeweg een steeds hogere trap van beschaving en gelukkiger vorm van samenleving zouden bereiken. De rede bepaalt ook wat waar is en niet waar. Wat voor het menselijk denken aanvaardbaar is, is waar. Wat voor de menselijke rede niet bestaan kan, is niet waar.
Dat betekent niet dat er geen plaats zou zijn voor enige vorm van godsdienst. Maar deze moet „redelijk" zijn. Het zal duidelijk zijn dat daarmee iets anders wordt bedoeld dan Brakel tot uitdrukking bracht in de titel van zijn boek „Redelijke Godsdienst". Blijkens het voorwoord in zijn boek wil hij juist de waarheid en de ware godzaligheid verdedigen tegen „menschen van een verdorven verstandt, die de reden stellen tot een regel van Leere ende Leven". Hij ontleent de titel van zijn boek aan Rom. 12:1, waar de Statenvertaling de aanduiding van Paulus om onze lichamen te stellen tot een levende, heilige en Gode welbehaaglijke offerande" weergeeft met de woorden „welke is uw redelijke godsdienst". Er is op deze vertaling wel een en ander aan te merken. De kanttekening op de S.V. zegt, dat het hier gaat niet om het uiterlijk offeren van onredelijke dieren, maar om het geestelijk offeren van redelijke mensen. In elk geval gaat het hier om het ware, geestelijke offer, waardoor wij ons leven offeren in de dienst aan God. Het gaat hier in het woord van Paulus meer om het leven dan om leer. De N.V. spreekt van „redelijke eredienst". Andere vertalingen hebben „geestelijke eredienst". Deze vertaling komt het dichtst bij wat Paulus bedoelt. Maar zonder een exegese te geven van Paulus' woorden gaat Brakel uit van het begrip „redelijke godsdienst", en verstaat daar dan naar zijn eigen woorden niet onder een redelijk verstaan van de Schrift in de zin, dat de rede de toetssteen is, waarnaar bepaald wordt of hetgeen God in zijn Woord openbaart waarheid is of niet. De rede moet buigen onder de Schrift, aldus Brakel. Zij is geen meester, maar knecht. Wel meent Brakel dat de rede en het verstand „absoluut noodzakelijk" zijn om de Schrift te verstaan om daardoor tot het geloof te komen. De rede is „een middel" waardoor men kent wat God in zijn Woord zegt.

Afgezien van het feit dat Brakel hier wat anders zegt dan Paulus bedoelt, is het de vraag of men aan de rede die plaats in het geloofsleven kan schenken, die Brakel haar geeft. Natuurlijk gaat het geloofsleven niet buiten de rede om, maar het gaat evenmin om buiten het hart (zo zegt de Schrift het) en de wil en het gevoel en het handelen. Maar ik laat dit verder rusten. Van een „redelijke godsdienst" in de zin, waarin de „Verlichting" haar verstond, als zou de de godsdienst in overeenstemming moeten zijn met het redelijk denken, wil Brakel terecht niet weten. In de „Verlichting" was wel plaats voor God, maar dan als de „Hoogste Redelijkheid", Die met de menselijke rede niet in strijd kan zijn. Voor het geloof bleef weinig of niets over. Godsdienst werd een deugdzaam leven. Wonder boven wonder bleef er nog wel zo iets als een geloof in onsterfelijkheid bestaan. Dat werd niet geheel in strijd met de rede geacht. Voor openbaring bleef er ook nog ruimte over, maar niet voor de openbaring van God in de bijbel. Openbaring werd gezien als „verlichting van de rede". Openbaring en rede vielen practisch samen. Het is duidelijk dat er op deze wijze van de bijbel niet veel overblijft. Slechts is dat wordt in de bijbel aanvaard, wat met de rede in overeenstemming wordt geacht. En dat wat overblijft kan de rede ook zelf kennen en zelfs in zuiverder vorm dan in de bijbel. De rede heeft de bijbel uiteindelijk niet nodig. De menselijke rede gaat zelfs ver boven de bijbel uit. Deze optimistische beschouwing van de rede bracht Voltaire tot zijn bovengenoemde uitspraak. Het is straks met de bijbel gedaan. De menselijke rede doet de mens ver boven de bijbel uitgroeien. We kunnen om tot kennis van de waarheid te komen de bijbel achter ons laten. Dat noemde Voltaire en de „Verlichting" van zijn dagen vrijheid. Vrijheid is de zelfstandige ontplooiing van de redelijke mens naar de mogelijkheden en de maatstaven van zijn menselijke rede, los van de bijbel, los van de kerk, los van de traditie, los van welke binding ook.

Gods humor
Als we nu 200 jaar na Voltaire rondom ons zien, blijkt er van zijn woorden niets te zijn uitgekomen. Ja, het omgekeerde is het geval. De bijbel is er nog altijd en zo'n lofzang op de rede aan te heffen als Voltaire en zijn geestverwanten in hun dagen deden, doet thans niemand meer.

De bijbel is er nog altijd. We zouden van „goddelijke humor" kunnen spreken als we bedenken, dat de bijbel er vandaag niet alleen nog is, maar dat er in wereld nog nooit zoveel vraag naar bijbels is geweest en dat er nog nooit zoveel bijbels zijn verkocht als in onze tijd. De bijbelgenootschappen in de wereld kunnen het werk haast niet af. En nog duidelijker spreekt die „goddelijke humor" als we bedenken dat in hetzelfde huis waarin Voltaire de woorden schreef, dat het met de bijbel is gedaan, later een bureau van een groot bijbelgenootschap was gevestigd.
Het doet ons even denken aan Ps. 2:4: „die in de Hemel zetelt, lacht." Het gaat in Ps. 2 over het verzet en de vijandschap van de volkeren tegen de Here en zijn Gezalfde. Men wil breken met Hem en zijn Woord. En die in de hemel zetelt lacht. God lacht om al het gedoe der mensen. Hij lacht om hun dwaasheden. En Hij maakt de mensen belachelijk.

Er is ook in onze tijd nog allerlei verzet tegen God en zijn Woord. In de communistische landen behoort de bijbel tot de verboden lectuur. Men begrijpt wel dat geloof in de God van de bijbel en in de predikers van de communistische vrijheidsstaat niet kunnen samengaan. De „hoogste redelijkheid" is in de communistische landen te zien dat de hoogste wijsheid is aan de leraars van het communistisch systeem en dat de toekomst is aan de communistische staat. Die dat niet wil inzien en in de bijbel de openbaring van de hoogste wijsheid ontmoet, wordt uitgekreten voor dom, achterlijk en conservatief en heeft de communistische opvoeding nodig, desnoods een poosje in een concentratiekamp of een psychiatrische inrichting.

Men heeft ook in Rusland een tijdlang gezegd, dat het met de bijbel gedaan is. Maar zelfs de communistische leiders durven dat thans zo hard niet meer te zeggen, want er is juist in de communistische landen een grote vraag naar bijbels. De leiders weten dat en ze doen tevergeefs pogingen dat te verhinderen. En God lacht. En die zijn Woord liefhebben lachen mee. Er is voor hen, die er oog voor hebben, „een goddelijke humor" in de wereld en ook hiervan geldt: die het laatst lacht, lacht het best.

En men geeft vandaag van de menselijke rede niet zo hoog meer op als in de dagen van Voltaire. Er is van die nieuwe wereld, die men zich geleid door de rede voorstelde niets terecht gekomen. De rede van de mens schijnt niet zo redelijk te zijn. De mensen blijken door heel andere motieven gedreven te worden dan door verstand en redelijkheid. Dat hebben twee verschrikkelijke wereldoorlogen wel geleerd en velen vragen zich af waarom mensen in Ierland en op zoveel andere plaatsen in de wereld het verstand niet gebruiken. Maar het verstand is niet alles. Men vergat in die dagen der „Verlichting" dat ook ons verstand gevoed wordt door haat en vijandschap en egoïsme jegens God en mensen. Dat kan ieder in de wereld zien en we geloven niet zo sterk meer in macht van de rede en het menselijk denken.
Bovendien leren we steeds meer verstaan, dat er allerlei dingen in het heelal bestaan, die we met ons denken niet vatten kunnen. Het irrationele, dat wat boven ons menselijk verstand uitgaat, bevreemdt de mens van vandaag niet zo meer. Er is zelfs een opkomende vraag naar wat boven het redelijke uitgaat. Denk aan occultisme en allerlei paranormale verschijnselen.
Er klopt niets van al de wijsheid der „Verlichting". Maar er klopt niets van welke menselijke wijsheid ook. Steeds weer wordt de menselijke wijsheid in de geschiedenis door God tot dwaasheid gemaakt. En die in de hemel zetelt, lacht.

Het wonder van de bijbel
Dat is een machtig wonder, dat die bijbel, die altijd weer verdrongen is, die verbrand is, die verfoeid is, waar de mens zich in zijn eigenwaan steeds verre boven heeft verheven, blijft en zijn macht op mensen blijft uitoefenen. Mensen vergaan. Voltaire en zijn wijsheid zijn er al lang niet meer. Maar de bijbel is er nog en hij blijft. Hij is Gods Woord. En dat Woord blijft mensen trekken, boeien, het brengt tot geloof, vernieuwt, troost, geeft hoop en uitzicht. Die bijbel doet mensen bij Gods boodschap leven en sterven. Want het gaat in die bijbel om de boodschap van God, een boodschap van genade, vergeving, bevrijding en toekomst.
Dat is de kracht van Gods Geest in dat Woord. Die Geest opent ons hart door het Woord voor het Woord. Dat is wat Calvijn heeft genoemd „het getuigenis van de Heilige Geest".
Daarvan zegt art. 5 van onze Ned. Gel. Belijdenis, dat wij de waarachtigheid van Gods boodschap in de bijbel niet geloven, omdat de kerk het zegt of haar als zodanig aanneemt. We geloven wel door middel van de kerk. De kerk is de verkondigster, de predikster van het Woord. Zondag 7 van de Heid. Katechismus zegt, dat de Heilige Geest het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het evangelie. Terecht wordt daar van verkondiging gesproken. We geloven als vrucht van de verkondiging. En die verkondiging geschiedt door de kerk. Calvijn zegt ergens, dat God door het woord van mensen zijn Woord in onze oren doet klinken en inwendig ons beweegt tot het geloof door zijn Geest. We geloven niet op gezag van de kerk. Maar de Here gebruikt wel zijn kerk. Door de verkondiging van het evangelie in de kerk werkt de Geest het geloof. En die Geest geeft door het Woord getuigenis in onze harten dat dat Woord de waarheid is. En door dat voortdurend getuigenis van de Geest komt de mens van dat Woord nooit meer los.

Daarin ligt het geheim, het wonder van de bijbel en daarom krijgen Voltaire en al zijn geestverwanten nooit gelijk: de bijbel is het Woord van een drieënig God. In dat Woord werkt de Vader, in de Zoon, door de Heilige Geest. En daarom: alle vlees is gras. Maar het Woord van God blijft eeuwig bestaan.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1977

De Wekker | 8 Pagina's

Het is binnenkort gedaan met de bijbel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1977

De Wekker | 8 Pagina's