Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Maranatha Kalender 1977
Bij J. H. Kok B.V. te Kampen verscheen de Maranatha Kalender voor 1977 in boekvorm, prijs ƒ 8,95. De voorstukjes zijn verzorgd door de predikanten ds. Jac. van Dijk, Ned. Herv. Predikant te Arnhem en door ds. J. Overduin, Geref. Predikant te Veenendaal. Voor elke dag wordt een Schriftwoord kort behandeld en twee Schriftgedeelten ter lezing opgegeven. De achterzijden van de blaadjes bieden allerlei. Graag attenderen we belangstellenden op de verschijning van deze kalender. Waarschijnlijk nog wel verkrijgbaar, al is 1977 reeds begonnen.

O.


Hervormingsnummer De Schakel. Adm. adres Kranenburgweg 27, Den Haag. Prijs ƒ 21,- p. kwartaal; per jaar ƒ 78,-.
Dit blad wil een reformatorisch weekblad zijn, dat mikt op de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Op dit gebied verschijnt reeds veel en men vraagt zich af of fusie van bladen economisch niet voordeliger zou zijn en geestelijk niet meer winst zou kunnen opleveren.
Aan dit 52 pagina's tellende hervormingsnummer is veel aandacht en zorg besteed, al graven de artikelen niet diep. De uitgave is kleurig; veel foto's, ook veel advertenties. Het blad is meer een gezellig keuvelend dan een goed opiniërend blad. De poster over het leven van Luther is interessant en mooi.

J.H.V.


H. Galenkamp: „Dood of Leven? Abortus provocatus".- Publikatie 31 van de Groen van Prinstererstichting. De Vuurbaak, Groningen, 1976. 96 blz., prijs ƒ 12,- .
Dit is een publikatie uit (vrijgemaakt) gereformeerde kring. Het gaat zeer uitvoerig in op het onderwerp vanuit medisch, ethisch, juridisch en politiek gezichtspunt. Er staat veel detailinformatie in, bijvoorbeeld ook over de onderscheiden methoden die worden toegepast om abortus provocatus te bewerken.
Verder de letterlijke tekst van de verschillende wetsontwerpen die werden ingediend. Over deze zaken wordt een duidelijk oordeel uitgesproken.
We hebben slechts enkele kleine opmerkingen. Het komt ons voor dat bij de verklaring van Exodus 21:12 niet het argument gebruikt mag worden dat de straf voor een veroorzaakte abortus minder is dan voor het doden van een geboren leven, vanwege het feit dat dit leven misschien wel nooit het levenslicht zou hebben gezien (blz. 38). Het woord instelling op blz. 77 zal wel innesteling moeten zijn.
Het boekje heeft iets van een encyclopedie over het onderwerp. Het laat zich niet zo vlot lezen, maar is onmisbaar voor ieder die met dit onderwerp te maken heeft. De indeling in 18 hoofdstukken is duidelijk en overzichtelijk. Een studie om dankbaar voor te zijn.

W.H. Velema


Prof. dr. A.W. Begemann: „Aanvangen der Griekse wijsbegeerte." Uitgeverij De Vuurbaak, Groningen, 1975, 166 blz. ƒ 27,50.
De schrijver van dit leerboek over de Griekse filosofie - van oorsprong classicus - was van 1963 tot 1971, het jaar van zijn overlijden, professor aan de Vrije Universiteit. Hij was zelf een leerling van de hoogleraren Pos en Vollenhoven.
Het is aan het boek nog wel merkbaar, dat het een bundeling van dictaten is, die voor een deel door de auteur voor de druk gereedgemaakt zijn, terwijl dr. P.A. Meijer er de laatste hand aan gelegd heeft. Van prof. Begemann zegt hij: „Heel zijn werkzaamheid wordt gedragen door de wil tot christelijk filosoferen". Dat blijkt ook in dit werk. Begemann was een beslist voorstander van de Wijsbegeerte der Wetsidee. Hij ging daarbij zeer methodisch te werk.
Op de prolegomena volgt een algemene inleiding en dan een overzicht van de Griekse wijsbegeerte in hoofdlijnen. De titel van het boek is wel juist, want het zijn inderdaad nog maar de aanvangen van de Griekse wijsbegeerte (tot Pythagoras en Xenophanes, plm. 500 voor Chr.), al worden de lijnen soms doorgetrokken. We kunnen onderschrijven wat Begemann ervan zegt: Die aanvangen zijn als aanvangen niet meer weg te denken. De ontwikkeling van heel het westerse denken, in welke vorm of richting ook, is voor deze aanvangen beheersend bepaald.
Een eigenlijke definitie van de wijsbegeerte is het niet, maar wel een criterium: Wijsbegeerte is elke denkarbeid die zich richt op de totaliteit der werkelijkheid, om daarin samenhang, orde, eenheid en zin te ontdekken.
Begemann beklemtoont heel sterk, dat het voorbehouden was aan de Grieken en dat het tot hun taak in de wereldgeschiedenis behoorde om wijsbegeerte en wetenschap tot aanzijn en ontwikkeling te brengen. Een bijzonder interessant onderdeel van deze studie is het gedeelte over de Griekse geestesstructuur. De verzorging van het boek is uitstekend. Het kan allen die in het onderwerp belangstellen, hartelijk worden aanbevolen.

Van Genderen


Dr. G.Th. Rothuizen: „Ethiek en gebed. Een Crisis." 136 blz., ƒ 15,90. Kok, Kampen, 1976.
Opnieuw een studie van de bekende Kamper hoogleraar Rothuizen. Het motto is ontleend aan Bonhoeffer: „Ons christen-zijn zal vandaag slechts tweeërlei inhouden: bidden en gerechtigheid betrachten onder de mensen".
De auteur beschrijft met kennis van veel literatuur de crisis tussen de beide componenten van het thema. De ethiek schijnt het gebed tegenwoordig uit te schakelen dan wel overbodig te maken. De bidder dreigt aan de ethiek niet toe te komen. De verbinding die Rothuizen wil leggen bestaat in het én - én, zowel het een als het ander. Daarin gaat hij op het voetspoor van zijn voorganger, Brillenburg Wurth. Trouwens vanuit de bijbel gezien zou er nooit een tegenstelling tussen beide kunnen zijn.
Toch zit er iets merkwaardigs in het betoog van dit boek. Een betoog is het eigenlijk niet. De auteur neemt zijn lezers mee op de vele wegen van literatuur die hij zelf gegaan is. De ene schrijver na de andere wordt ingeleid een aangehaald. Dat maakt het boek nogal vermoeiend. Men lette bijvoorbeeld op het feit dat er betrekkelijk weinig nieuwe alinea's per bladzijde voorkomen; soms zelfs helemaal geen nieuwe alinea's (blz. 66, 79, 106).
Opvallender is nog dat de schrijver gedichten en verzen overal vandaan in zijn werk weet te vervlechten. Hij legt ze voor een belangrijk deel uit als gebeden, ook al klinken ze als een vloek of een lastering van God (blz. 29-31 en 76). Ik heb me afgevraagd: hoe is het mogelijk dat Rothuizen dit alles als een geheel kan zien? We zullen voor het antwoord moeten bedenken dat de ethiek bij Rothuizen een zelfstandige plaats heeft. Het ethisch engagement, het bezig zijn met deze wereld is per definitie een goede zaak. Daar moeten geloof en gebed wel bijkomen. Maar het ethische behoeft er niet van doortrokken te worden. Deze grondstelling van Rothuizen bepaalt bespreking en oplossing van de crisis tussen ethiek en gebed. Resultaat is een merkwaardige mixture van modern denken én bijbelse woorden en gedachten. Dat het hele leven en denken gekerstend moet worden, is een stelling die Rothuizen niet onderschrijft. Dat heeft zowel voor de ethiek als voor het gebed konsekwenties. Men ziet dat het duidelijkst in de meditaties over het Onze Vader (uitgesproken in Ikor-vespers), die als laatste hoofdstuk zijn toegevoegd.
Het woordgebruik van Rothuizen vinden we herhaaldelijk ongepast. „God wordt hier voorgesteld als knoeier noch als zielepeut" (blz. 106). Wij moeten een grote mond tegen God opendoen, (blz. 107). God als de Goochelaar die even met de vingers geknipt zou hebben (blz. 56). Een bijzonder gehandicapte God (blz. 79). De vraag of God niet door zijn troon zou kunnen heenzakken (blz. 127). Ook al zegt Rothuizen dat God aldus niet is, dan nog vind ik dat we zulke beelden of vergelijkingen met betrekking tot God niet mogen gebruiken. Ons bidden kan ook een uitdrukking van protest zijn (we nemen het niet, blz. 93). Bidden kan zich zelfs in vloeken uiten (blz. 64, 93).
Dit spraakgebruik zal wel verklaard moeten worden uit het feit dat God als de Bondgenoot van de mens wordt gedacht. Dan kun je zo over je partner praten. Ik meen dat de bijbelse gedachte van het verbond zulk spreken ten enen male niet toelaat. Wij zien niet in, hoe deze aanpak een bijdrage is tot de oplossing van de crisis tussen ethiek en gebed.

W.H. Velema


Ype Schaaf: „Ja maar... Tien vragen over de Derde Wereld." Serie Ter sprake nr. 14, 35 blz., prijs ƒ 3,50, Meinema, Delft.
De auteur heeft als predikant gewerkt in Kameroen. Verder heeft hij in Afrika en in Indonesië veel gereisd. Hij gaat nu in op de bezwaren die tegen de grote nadruk op de aandacht voor de Derde Wereld worden ingebracht. Hij heeft ze in tien punten ondergebracht. Ik noem er enkele: Er wordt tegenwoordig alleen maar afgegeven op het kolonialisme. Is dat eerlijk? De ontwikkelingshulp verdwijnt in een bodemloze put. En het communisme in de Derde Wereld? De Wereldraad van kerken stelt zich op als een linkse politieke actiegroep.
Wie de antwoorden wil weten, moet het boekje zelf lezen. Hier is te zeggen dat de auteur alle bezwaren met velerlei argumenten tracht te ontzenuwen. De Derde Wereld komt er goed af. Europa heel slecht. Het boekje wordt gekenmerkt door een grote mate van eenzijdigheid. Dat de EO alles wat niet puur geestelijk is gevaarlijk humanisme noemt (blz. 26), lijkt mij een vertekening van de werkelijkheid. Dat de Wereldraad geen bindende besluiten kan nemen, moge theoretisch zo gesteld kunnen worden. De praktijk is dat de besluiten worden uitgevoerd, ook al staan enkele lidkerken misschien ter zijde. Men denke aan wat over de assemblee van Nairobi is geschreven, met name over de manipulatie door de staf uit Genève.
Deze beide voorbeelden zijn kenmerkend voor de eenzijdigheid in de beantwoording van de vragen.

W.H. Velema


Verkenning en Uitzicht. Oriëntatie in de sociale dienstverlening. Uitgegeven in samenwerking met de Gereformeerde Sociale Academie in Zwolle, door De Vuurbaak, Groningen, 104 blz.
Dit is reeds de vierde bundel die de GSA, Zwolle het licht doet zien. Zoals in voorgaande bundels treft men de toespraken aan die bij de opening van de cursus (1975 - 1976) gehouden zijn; door de voorzitter, de heer H. van de Tol, en door ds. J.J. Arnold. Deze vertelt iets over een vacantiereis in Duitsland en komt zo over de kinderdoop te spreken. Titel is: „zal men ook de zuigelingen dopen?". Het antwoord luidt, zoals te verwachten was, bevestigend. Verder een opstel over Freud, onder de merkwaardige titel: „Freud, wat is dat?". Misschien dat deze formulering nog wel toegelicht had moeten worden. De schrijver wijst op ernstige gebreken in de theorie van Freud, wanneer men haar bijbels benaderd.
Daarnaast geeft hij een korte beschrijving, door onderlinge vergelijking, van de fenomenologische psychologie. Op voordelen van de laatste boven het systeem van Freud wordt de aandacht gevestigd. Het geheel biedt wel informatie, maar lijkt me toch te beperkt van strekking om een verdere bijdrage aan de ontwikkeling te kunnen leveren.
Tenslotte twee scripties van studenten: Werkende jongeren; zijn zij ons een zorg? (Heleen Bouma); kinderen van één Vader (Trudie Solinger-Padding). In het eerste werkstuk wordt de historie en de positie van de werkende jongeren nagegaan. Conclusie is dat er aan die ontwikkeling van Gereformeerde zijde moet worden meegedaan. De tweede scriptie handelt vanuit praktijkervaring over godsdienstige opvoeding in een inrichting.
We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat het karakter van deze bundel meer voor intern dan voor extern gebruik kan worden bestempeld. Daarmee verliest hij zijn waarde niet. Wel wordt de bestemming ervan wat beperkter. Wellicht staat de redactie voor het dilemma: eens een jaar overslaan om het niveau te behouden; of elk jaar een bundel laten verschijnen die dan vooral binnen de academie dienst moet doen. We zullen zien welke keus de redactie gaat doen.

W.H. Velema


Ds. D.K. Wielenga JDzn: „Morgenglans der eeuwigheid". Uitgave Ton Bolland, Amsterdam.
Een bundel Schriftstudies en meditaties van de vrijgemaakte emeritus-predikant van Rotterdam- C, gegroepeerd naar de heilsfeiten, afgewisseld met gedichten en psalmen, waarvan verschillenden, als ik het goed begrepen heb, in eigen berijming van de auteur. Wielenga heeft een eigen stijl, denkt systematisch en zet zo zijn werk op. De Schriftverklaring, die hl] geeft, is heilshistorisch. Dat betekent bij hem dat het persoonlijk element wat in de knel komt. Overigens waardevolle bijdragen, die in menig opzicht het inzicht in de Schrift verdiepen en de betekenis van de heilsfeiten verhelderen.
De uitgave is keurig verzorgd in mooie lichtbruine band.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1977

De Wekker | 8 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1977

De Wekker | 8 Pagina's